Cicero schreef:Hieronder probeer ik de standpunten van orthodoxe theologen (zoals Gijsbert van den Brink) en midden-orthodoxe theologen (zoals Berkhof) weer te geven (vrijzinnigen laat ik buiten beschouwing). Ik kan natuurlijk hier geen recht doen aan allerlei nuances en er zijn uiteraard meerdere 'oplossingen' dan onderstaande.
1. Waar blijft het zeer goede van de schepping?
Ten eerste, zegt vdBrink, het woord 'goed' in Gen. 1 betekent niet 'volmaakt', maar "volledig geschikt voor het doel dat God met de mensheid heeft." Voor de zondeval was er barenspijn (zie Gen. 3:16). En de jonge leeuwen op jacht zijn Gods scheppingswerk (Ps. 104:21). Er staat nergens dat de mens eerst onsterfelijk was; nee alleen God is onsterfelijk (1 Tim. 6:16). Het paradijs was geen luilekkerland, maar er was werk aan de winkel. Volgens VdBrink was het paradijs wel een historische plek, waar het relatief veilig was, terwijl de wereld eromheen al op de voorziene zondeval was aangelegd.
Hiertegenin valt wellicht te zeggen dat dit allemaal wat speculatief klinkt. Maar komt dat niet omdat we niet zo goed meer zien wat voor speculatie allemaal zit in de traditionele en creationistische uitleg?
Dan wat betreft het vele lijden in de schepping voordat de mens op het toneel verscheen. Zoals gezegd hoeft het voor de zondeval geen idylle te zijn geweest. VdBrink: "Maar ook als we menen dat al het lijden van dieren het gevolg is van de zondeval, vindt het alle lijden plaats onder Gods toelating – of, als we Calvijn volgen, zelfs door Zijn actieve wil. Dus als het gaat om ons godsbeeld is er wel een gradueel, maar geen principieel verschil met de opvatting dat God ook toestond dat dieren leden voor de val." Je komt dus uit op het probleem van het kwaad: maar daar kom je niet uit door de ET af te wijzen.
Berkhof over de goedheid van de schepping: de schepping is weliswaar goed (dat betekent niet: volmaakt), maar ook voorlopig en onvoltooid. Negatieve verschijnselen kunnen niet zomaar met de gevolgen van de zonde in verband gebracht worden, en kunnen ook niet louter negatief zijn omdat bijv. rampen en dood samenhangen met de voortgang van het leven. De schepping is aangelegd op haar verheffing tot een wereld die geconcentreerd is op een radicaal nieuw mens-zijn. Er is veel leed dat bij Gods goede schepping hoort. Dat valt niet te verklaren. Blijkbaar is het nooit Gods bedoeling geweest om een wereld kant en klaar in aanzijn te roepen.
2. Is de mens uniek?
Zoals al eerder gezegd, zeggen sommige theologen (niet alle) dat er bij de mens een bijzondere scheppingsdaad is geweest, bijv. om de ziel/geest/beeld van God in de mens te leggen. Je zou het ook minder interventionistisch kunnen voorstellen, dat God het via natuurlijke processen zo geleid heeft dat de mens in staat is in relatie met God te treden.
3. Waar blijft de zondeval?
De visie van VdBrink: de mens was eerst zondeloos, er was een staat der rechtheid, hoe kort ook. De dood is voor de mens (!) het gevolg van de zonde. Je zou dit voor kunnen stellen dat de mensen eerst in de hof - een relatief veilige omgeving - leefden. Toen de mens in zonde viel, werd deze de wereld ingestuurd.
Volgens deze visie is de ET dus prima te combineren met de traditionele zondeval.
De visie van Berkhof: de mens is altijd tegelijk schepsel en zondaar geweest. (Dat betekent volgens hem niet dat de zonde een gegeven is, want zonde vloeit niet voort uit de schepping maar uit misbruikte vrijheid.) Hij wijst op Ireaneaus die de paradijstoestand niet als volmaakte toestand zag, maar als pril begin waarbij de mens nog echt mens moest worden door zijn vrije wil te gebruiken. Als de mens dan in Gen. 3 gaat handelen, valt hij meteen in de zonde. Dat proces herhaalt zich in Gen. 3-11. Adam is zowel de eerste mens als de mens in het algemeen.
Zonde als misbruik van vrijheid is uiterst persoonlijk, maar ook ingebed in beneden- en bovenpersoonlijke machten die tot zonde dringen ("erfzonde"). De mens draagt de erfenis uit het dierenrijk mee (instincten, vgl. de slang in het paradijs) en leeft in een wereld die reeds gestempeld is door zonde, qua mensen en qua structuren en ideologieën.
Ook in deze visie is de ET prima te combineren met de visie dat zonde niet een scheppingsgegeven is, hoewel hier niet meer van een historische zondeval sprake is. De mens voor de zondeval (schepsel) en na de zondeval (zondaar) zijn eerder twee kanten van de mens, waarbij schepsel fundamenteel is, en zondaar volgt uit het gedrag.
Je bezinnen op wat de Bijbel nou werkelijk zegt kan altijd nuttig zijn. Maar dat houdt voor mij nog geen noodzaak in om me te conformeren aan de evolutietheorie.
Al die theologische aanpassing aan de evolutietheorie heeft voor mij duidelijk een sfeer van:
"We móéten wel!" Hoezo moeten?! Sinds wanneer is er sprake van het ontwijfelbaar evolutionair geloof? Naar mijn weten is daar geen grond voor. Het reconstrueren van de oude geschiedenis is subjectief en bovendien zeer ingewikkeld. (Ontzettend veel subjectiever, dan het vaststellen dat de aarde een ronde bol is, wat immers veel beter objectief te controleren valt.)
Het vinden van heel oude dingen is nog geen evolutie. (En dan laat ik mijn twijfels bij het vaststellen van ouderdommen nog maar onbesproken.) De evolutietheorie is een kader, waarbinnen gegevens worden geïnterpreteerd. Zo werken mensen nu eenmaal: gegevens binnen een bepaald raamwerk interpreteren.
Ik zie de evolutietheorie in de eerste plaats en vooral als een heersend idee. Een idee dat zeer dominant aanwezig is in onze cultuur. Dat betekent echter nog niet dat het daarmee ook waar is. Het brengt wel met zich mee dat je wel wordt overspoeld met mensen die er díép, díép van onder de indruk zijn. Je kunt dan ontzettend veel op je af krijgen, wat niet altijd zo eenvoudig is om te ontzenuwen.
Van het díép onder de indruk zijn van een heersend idee kunnen theologen ook maar zo een flinke tik meekrijgen. Hoevaak hebben theologen zich niet laten inspireren door het platonisme in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis? Denk eens aan Origenes, die de ziel als pre-existent zag.
Aangezien heersende ideeën echter nogal eens veranderen, hoeven we hier niet zo van onder de indruk te zijn. Er is reden genoeg om niet al te gauw onder de indruk te zijn van het gedachtenkader van een cultuur. Dat bewijst de geschiedenis wel.
Het combineren van christelijk geloof en de evolutietheorie komt ook wel eens als erg subjectief en willekeurig op mij over. Zoiets als: het proberen te combineren van twee denkwerelden, die (qua sfeer) vreemd aan elkaar zijn. Als je dan zonodig in de evolutietheorie meent te moeten geloven, om welke reden zou je dan nog moeten vasthouden aan het christelijk geloof? Mij bekruipt dan een gevoel van: hij wil eraan vasthouden, omdat hij er aan gehecht is. Maar persoonlijke gehechtheid zegt niets over de waarheid van iets. En daarom bekruipt mij dan dat gevoel van willekeur.
Kortom, de vraag speelt dan: hoe consequent is het eigenlijk, om christelijk geloof en de evolutietheorie te combineren?
Een ander subjectief en willekeurig aspect aan de genoemde combinatie is: 'we hebben idee 1, en idee 2. Dat neem ik beiden serieus, en ik probeer daarom tot een synthese te komen.' Maar als je dan zo bezig bent, wie zegt dat idee 1 en 2 de complete werkelijkheid zijn? Waarom zouden idee 1 en 2 dan niet zeer onvolledig zijn? Waarom zou je uitgerekend aan toevallig díe twee ideeën voldoende hebben? Dat geeft dus al aan dat de mens altijd vanuit een bepaald perspectief kijkt en denkt. Het is zijn eindigheid, waaraan hij gebonden is. Helaas is dat iets wat de mens heel vaak vergeet.
Cicero schreef:De visie van Berkhof:...
...De mens draagt de erfenis uit het dierenrijk mee (instincten, vgl. de slang in het paradijs) en leeft in een wereld die reeds gestempeld is door zonde, qua mensen en qua structuren en ideologieën.
Ook in deze visie is de ET prima te combineren met de visie dat zonde niet een scheppingsgegeven is, hoewel hier niet meer van een historische zondeval sprake is. ...
Hier gaat het voor mij toch behoorlijk wringen. Ik neem dit dan ook niet over. De zondeval zal toch op zijn minst een historisch gegeven moeten zijn, wil die zinvol kunnen zijn voor de theologie.