Berichtdoor marin » 26 jan 2011 15:39
mohamed, nog een verduidelijking: Jezus geeft een voorbeeld, en ons tot lering.
Een ten ondergang gedoemd volk.
De gehele nacht bracht Jezus door in gebed, en 's morgens ging Hij weer naar de tempel.
Op weg daarheen kwam Hij langs een tuin beplant met vijgebomen.
Hij werd hongerig. "En toen Hij van verre een vijgeboom zag die bladeren had, ging Hij daarheen om te zien of Hij er ook iets aan vinden zou. En erbij gekomen, vond Hij er niets aan dan bladeren ; want het was de tijd niet voor vijgen." (Marc.11:13)
Het was nog niet de tijd voor rijpe vijgen, uitgezonderd in bepaalde streken, en op de hooglanden rondom Jeruzalem kon men terecht zeggen: "Het was de tijd niet voor vijgen." (Marc.11:13) In de boomgaard waar Jezus naartoe was gegaan, scheen echter één boom alle andere voor te zijn.
Die was reeds overdekt met bladeren.
Het is naar de natuur van de vijgeboom, dat aleer de bladeren zich ontvouwen, de groeiende vruchten te voorschijn komen. Daarom beloofde deze boom, die vol bladeren was, gerijpt fruit. Maar de schijn bedroog. Toen Jezus de takken onderzocht, van de dikke tak geheel onderaan tot het twijgje in de top, vond Hij "niets dan bladeren." (Marc.11:13) Het was een grote hoeveelheid in het oog lopend loof, niets meer.
Christus sprak er een vernietigende vloek over uit. "Nooit ete meer iemand vrucht van u in eeuwigheid!" (Marc.11:14) zei Hij. De volgende morgen, toen de Heiland en Zijn discipelen opnieuw op weg waren naar de stad, trokken de dorre takken en wegkwijnende bladeren hun aandacht. "Rabbi", zei Petrus, "zie, de vijgeboom die Gij vervloekt hebt, is verdord." (Marc.11:21)
Het feit, dat Christus de vijgeboom had vervloekt, had de discipelen zeer verbaasd.
Het scheen hun niet in overeenstemming te zijn met Zijn karakter en werken.
Dikwijls hadden zij gehoord hoe Hij verklaarde dat Hij niet was gekomen om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. Zij herinnerden zich Zijn woorden: "De Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden." (Luc.9:56 Statenvert.)
Zijn wonderwerken waren verricht om te herstellen, nooit om te vernietigen. De discipelen hadden Hem alleen gekend als de Hersteller, de Genezer. Deze daad stond op zichzelf. Wat was het doel hiervan? vroegen zij zich af.
God "heeft een welbehagen in goedertierenheid." (Micha 7:18)
"Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze." (Ez.33:11)
Voor Hem is het werk van verwoesting en het aanzeggen van een oordeel een "vreemd werk." (Jes.28:21)
Maar in genade en liefde licht Hij de sluier op van de toekomst, en laat de mensen de gevolgen zien van een zondig leven.
Het vervloeken van de vijgeboom was een sprekende gelijkenis. Die onvruchtbare boom, die met zijn aanmatigende lommer praalde voor de ogen van Christus Zelf, was een symbool van het Joodse volk.
De Heiland wilde Zijn discipelen de oorzaak en de stelligheid van Israëls ondergang duidelijk maken. Voor dit doel gaf Hij de boom zedelijke kwaliteiten, en maakte hem zo tot een verklaarder van goddelijke waarheid.
De Joden onderscheidden zich duidelijk van alle andere volken, doordat zij beleden God trouw te zijn. Zij waren bijzonder door Hem begunstigd en maakten meer dan andere volken aanspraak op rechtvaardigheid. Maar zij waren verdorven door liefde voor de wereld en winstbejag. Zij gingen prat op hun kennis, maar waren niet op de hoogte van Gods geboden, en ze waren vol huichelarij.
Zoals de onvruchtbare boom, spreidden zij hun opzichtige takken uit, weelderig om te zien en schoon voor het oog, maar zij gaven "niets dan bladeren." (Marc.11:13)
De Joodse godsdienst, met zijn prachtige tempel, zijn gewijde altaren, zijn priesters met de heilige hoeden op, en zijn indrukwekkende plechtigheden, was inderdaad prachtig wat het uiterlijk betreft, maar nederigheid, liefde en weldadigheid ontbraken eraan.
Geen van de bomen in de boomgaard droeg nog vruchten; maar de bladerloze bomen wekten geen verwachtingen en stelden niet teleur.
Door deze bomen werden de Heidenen voorgesteld.
Zij waren even verstoken van godsvrucht als de Joden; maar zij hadden niet beleden dat Zij God dienden. Zij hielden niet vol grootspraak de schijn van goedheid op. Zij waren blind voor de wegen en werken van God. Voor hen was het nog geen tijd voor vijgen. Zij wachtten nog op een dag die hun licht en hoop zou brengen. De Joden, die grotere zegeningen van God hadden ontvangen, werden verantwoordelijk gesteld voor het misbruik van deze gaven. De voorrechten waarop zij pochten, deden hun schuld slechts toenemen.
Jezus was hongerig naar de vijgeboom gekomen, om voedsel te vinden.
Zo was Hij ook naar Israël gekomen, hongerend om bij hen vruchten der gerechtigheid te vinden. Hij had hun rijkelijk Zijn gaven gegeven, opdat zij vrucht zouden dragen tot zegen voor de wereld.
Iedere kans en ieder voorrecht was hun gegeven, en daarvoor verlangde Hij hun medeleven en medewerking bij Zijn werk der genade. Hij verlangde in hen zelfopoffering en mededogen te zien, ijver voor God, en een innig zielsverlangen naar het behoud van hun medemensen.
Indien zij de wet van God hadden onderhouden, dan zouden ze hetzelfde onzelfzuchtige werk hebben gedaan dat Christus deed.
Maar liefde voor God en de mensen werd door trots en zelfgenoegzaamheid onmogelijk gemaakt. Zij brachten de ondergang over zich door te weigeren anderen te dienen. De schatten der waarheid die God hun had toevertrouwd, gaven zij niet door aan de wereld.
In de onvruchtbare boom konden zij zowel hun zonde als de straf daarvoor lezen. Verdord onder de vloek van de Heiland, verschrompeld en dor oprijzend, uitgedroogd bij de wortels, liet de vijgeboom zien, wat er van het Joodse volk zou worden, wanneer de genade Gods van hen zou worden weggenomen. Daar zij weigerden de zegen door te geven, zouden ze deze niet langer ontvangen. "Het is uw verderf, Israël" (Hosea 13:9), zegt de Here.
Deze waarschuwing geldt voor alle tijden.
Het feit dat Christus de boom die Hij door Zijn macht had geschapen, vervloekte, is als een waarschuwing voor alle kerken en alle christenen.
Niemand kan de wet van God uitleven zonder anderen te dienen.
In iedere eeuw wordt aan de mensen hun dag van licht en voorrecht gegeven, een proeftijd waarin zij zich kunnen laten verzoenen met God.
Maar er is een grens aan deze genade, Genade kan jaren pleiten en veronachtzaamd en verworpen worden; maar er komt een tijd wanneer de genade voor de laatste maal pleit. Het hart wordt zó verhard, dat het niet meer reageert op de Geest van God.
Die dag was voor Jeruzalem gekomen. Jezus weende uit zielsangst over de ten ondergang gedoemde stad, maar Hij kon haar niet verlossen.
Hij had ieder hulpmiddel gebruikt.
Door de waarschuwingen van Gods Geest in de wind te slaan, had Israël het enige middel dat hen kon helpen, verworpen. Er was geen andere macht waardoor zij bevrijd konden worden.
Het Joodse volk was een zinnebeeld van de mensen van alle eeuwen die het pleiten van de Oneindige Liefde verachten. De tranen van Christus toen Hij weende over Jeruzalem, golden de zonden van alle tijden. In de oordelen die over Israël werden uitgesproken, kunnen zij die de berispingen en waarschuwingen van Gods Heilige Geest verwerpen, hun eigen veroordeling lezen.
In deze generatie zij er velen die hetzelfde terrein betreden als de ongelovige Joden deden. Zij zijn getuige geweest van de openbaring van de kracht Gods; de Heilige Geest heeft tot hun harten gesproken; maar zij klemmen zich vast aan hun ongeloof en weerspannigheid.
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.