Marnix schreef:Ik vraag me af of je geloof moet aflezen aan dat soort zaken. Sowieso kan je bij bepaalde dingen vraagtekens zetten.
Zondag omdat er op zondag wel degelijk christenen bij elkaar kwamen
Doop ipv besnijdenis omdat in het nieuwe testament mensen werden gedoopt en niet meer besneden
Dankdag ipv Loofhuttenfeest omdat het Loofhuttenfeest een feest voor de Joden was om de uittocht uit Egypte te herdenken (was trouwens niet het Pinksterfeest heet oogstfeest en dus meer te vergelijken met dankdag?
Jezus vraagt of Hij nog geloof zal vinden, niet of er dan nog tradities van het oude verbond worden gehouden.
De zondag als sabbath is onbijbels en bovendien misplaatst wettisch.
loofhuttenfeest exclusief voor de joden, maar de sabbath niet?
"Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is de besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgene is, en de ware besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter".
De letterlijke, natuurlijke handeling van de besnijdenis wijst niet heen naar de doop, maar naar deze besnijdenis van het hart. Er is dus in het Nieuwe Testament sprake van een geestelijke besnijdenis. Zij, die de doop in de plaats van de besnijdenis stellen gaan dan ook van het geestelijke terug naar het natuurlijke en dat is een uiting van Judaïsme. Deze geestelijke zin van de besnijdenis laat zich al uit het Oude Testament afleiden. In Deut. 10 : 16 staat immers: "Besnijdt dan de voorhuid van uw hart" en wat de toekomstige bekering van het volk betreft, lezen we in Deut. 30 : 6: "En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat ge de Here uw God liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft".
In tegenstelling tot hen, die letterlijk besneden zijn, zegt Paulus van de gelovigen:
"Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen". (Fil. 3 : 3).
Er staat niet: "Wij zijn de besnijdenis die gedoopt zijn"; maar "die niet op het vlees vertrouwen". Paulus denkt hier dus aan de gelovigen als aan geestelijk besnedenen.