Er was eens een man die een feest aan het geven was. Niet zomaar een feestje op de zaterdagavond, maar een feest dat nooit meer zou stoppen. Hij had wat te vieren, zullen we maar zeggen. De man had zijn allerbeste vrienden uitgenodigd en samen deden ze gewoon van die dingen die je nou meestal op feesten doet. Samen zorgden ze voor het feest. Als een vriend bijvoorbeeld op hardcoremuziek wilde dansen, deed iedereen mee. Als iemand klassieke muziek met zijn viool wilde maken, kwam iedereen om hem heen zitten om naar hem te luisteren. Als de man een film wilde kijken, schoven ze alle banken voor de tv en keken ze met z’n allen naar de film. Ze hadden een geweldige tijd samen en op een dag vroeg de man zijn allerbeste vrienden om naar buiten te gaan en nog meer mensen uit te nodigen op het feest, zodat het nog gezelliger kon worden. De vrienden waren laaiend enthousiast over dat idee en haalden iedereen naar binnen die ze op straat tegenkwamen want, vertelde ze, dit was een feest waar ze nooit meer bij weg zouden willen. De man werd voorgesteld aan de nieuwe gasten en al gauw werden zij ook goede vrienden.
Tientallen jaren gingen voorbij en het feest ging maar door. De vrienden van de man waren al oud geworden en overleden. Hun kinderen waren er nu om het feest te vieren. Omdat ze waren opgegroeid in het feest, was alles normaal voor ze en snapten ze soms niet helemaal waarom ze eigenlijk een ballon opbliezen of de slingers ophingen.
Maar als de man zijn lievelingsfilm weer wilde zien, keken ze gehoorzaam mee. Hun ouders hadden het ook gedaan, dus het zou wel goed zijn. Maar als de man met hun wilde praten hoorden ze hem niet, omdat ze te druk waren met de film, of met dansen, of met de slingers ophangen.
De mensen buiten het feest begonnen verdrietig te worden omdat ze al tijden niet meer naar een goed feest waren geweest en gewoon niet wisten waar ze een goed feest konden vinden. Ze zochten overal voor gezelligheid, maar vonden het nergens.
Nog meer jaren gingen voorbij en ook de kinderen van de vrienden waren oud geworden en overleden. De kleinkinderen van hun ouders waren natuurlijk ook opgegroeid bij het feest en kenden elkaar alleen via hun ouders en gingen naar het feest omdat ze dat altijd al hadden gedaan. Op een dag wilde een van de kleinkinderen viool spelen, maar een ander kleinkind wilde dansen op hardcoremuziek. Ze kregen ruzie en deden allebei hun eigen zin. Omdat het luisteren naar een viool best lastig gaat als er ook nog hardcoremuziek in de kamer keihard aanstaat, besloten de helft van de kleinkinderen de helft van de ballonnen en de slingers mee te nemen en naar een andere kamer te gaan. De man wilde nog zijn gasten bij elkaar houden, maar de kleinkinderen waren zo druk bezig met het eraf halen van de slingers, dat hem niet hoorden. De andere kleinkinderen hoorden ook niets, omdat ze dachten dat de man alleen had gepraat tegen hun grootouders en dat de man zulke dingen gewoon niet meer deed tegenwoordig. Ze verwachten dus niets en sloten zich zo steeds langzamer van de man af.
Omdat de kleinkinderen niet wisten wat een echt feest was, begonnen ze zelf te bedenken hoe ze het beste feest konden vieren. En omdat ze elkaar niet liefhadden als de vrienden van de man dat ooit deden, kregen ze ruzie over wie het best feest had en welk feest het meest leek op het feest van hun grootouders. De vioolspelers zeiden dat de man het luisteren naar viool veel beter vond dan de herrie die hardcoremuziek maakt. De hardcoremuziek dansers snapten niet dat de man zulke saaie muziek interessant kon vinden. De man stond gewoon bij hun in de kamer, maar niemand die het idee kreeg om het hem zelf te vragen.
En ze maakten nog meer ruzie. De vioolspelers maakten ruzie over wie de juiste toonhoogte had terwijl de hardcoremuziek dansers ruzieden over hoe hard de muziek moest staan.
Zo kwamen er heel veel verschillende feesten in alle soorten en maten; feesten waar niet gepraat mocht worden of feesten waar juist hard geschreeuwd moest worden, feesten waar iedereen precies moet doen zoals ze afgesproken hadden en feesten waar iedereen alles rommelig door elkaar hun eigen ding ging doen.
Ondertussen hadden de mensen buiten het feest ook hun eigen feestjes verzonnen, en ze leken sprekend op die van de kleinkinderen van de man. Buitenstaanders zagen het verschil niet en op zoek naar gezelligheid probeerden ze alles uit, maar niets was zo gezellig als het feest dat de man ooit met zijn allerbeste vrienden was begonnen. Terwijl het feest was bedoelt als een gezellige groep vrienden die samen met de man geweldige dingen beleefde, hingen de feesten nu aan elkaar met ruzie, regels, tradities en manipulatie waar de man compleet buiten stond.