Je kunt in de GKV van alles tegenkomen, positieve dingen, maar ook negatieve dingen.
Iemand als dr. J. Douma heeft wel het vermogen om open te staan voor wat er aan goeds in reformatorische kring te vinden is, zoals het bezig zijn met de noodzaak van bekering en zelfonderzoek daarop. En er zijn nog wel meer predikanten van wie dat gezegd kan worden.
Maar er zijn ook heel andere geluiden. Geluiden waarover je je kunt verbazen. Geluiden die inderdaad niet te plaatsen zijn vanuit een kennen van de Bijbel en de gereformeerde leer. Dat kennen mag toch verondersteld worden na een theologische studie van zes jaar! Ik heb me bij bepaalde geluiden wel eens afgevraagd: wat heeft dat nou met een positief-christelijke houding te maken? Wat wil men daarmee? Het lijkt dan wel alsof vooral de menselijke cultuur leidraad is, en wat Gods Woord zegt telt niet mee. Zoiets.
Wat het verbond betreft...
Dat het verbond van JHWH een grote, ja fundamentele plaats inneemt in de geloofsleer, daar is niks onterecht aan. Dat is puur bijbels. Het verbond is de grond waarop alles gebeurt. Dat is duidelijk te merken in de eerste bijbelboeken.
Maar met het gedoopt zijn en kerklid zijn, is alles niet al in kannen en kruiken.
In
Jozua 18:
3 lees ik over een traagheid, die staat tegenover de opwekking tot kracht en moed uit
Jozua 1:
6-7 en
18. Daar gaat het over het bezit van het land, een door God beloofde zaak.
En in
1 Korinthiërs 10, en
Hebreeën 4 lees ik aansporingen, vermaningen. Gods beloften worden niet automatisch vervuld. Het zijn ook gegevens die iets zeggen over onze menselijke natuur: wij zijn van nature vijanden van onze eigen zaligheid. Wij zitten helemaal niet op God te wachten, die met beloften van heil tot ons komt. Een ieder die iets van zijn gevallen staat kent, weet maar al te zeer hoe waar dit is!
En dat zijn van die dingen die ik nogal miste in de GKV, het wijzen daarop, en het vermanen.
Ik denk dat het functioneren van het verbond in de GKV een aanleiding is geweest waardoor ik mij vervreemd ging voelen van die kerk. Dat proces is al vroeg op gang gekomen, in mijn late puberteit.
Een andere aanleiding tot de vervreemding was ook: het gemak waarmee kerklid zijn en wereld werden gecombineerd. Daarin voelde ik iets aan van: dat kan zo nooit!, terwijl dat besef bij de ander totaal afwezig leek. En daar wat van zeggen had uiteraard ook weinig of geen uitwerking. Zo gaat dat meestal.