De eerste stap naar de verzoening met God is het besef dat men zondig is „De zonde is wetteloosheid". „Wet doet zonde kennen" (1 Johannes 3:4; Romeinen 3:20). Om zijn schuld in te zien moet de zondaar zijn karakter toetsen aan Gods grote maatstaf van gerechtigheid. Het is een spiegel die de volmaaktheid van een rechtvaardig karakter toont en de zondaar in staat stelt de tekortkomingen in zijn eigen karakter te ontdekken.
De wet kan de mens wel zijn zonden tonen, maar kan hem niet redden. De wet belooft het leven aan hem die gehoorzaamt en zegt dat de dood het loon is van de overtreder. Alleen het evangelie van Jezus Christus kan de mens vrijspreken of bevrijden van de veroordeling en de bezoedeling van de zonde. De zondaar moet zijn zonden belijden voor God, wiens wet hij vertreden heeft en geloven in Jezus, zijn zoenoffer. Zo krijgt hij „vergeving voor de zonden die tevoren gepleegd zijn" en heeft hij deel aan de goddelijke natuur. De zondaar wordt een kind van God, „ontvangt de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: `Abba, Vader'".
Staat het hem nu vrij Gods wet te overtreden? De apostel Paulus zegt: „Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet". „Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?" Johannes zegt: „Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar" (Romeinen 3:31; 6:2; 1 Johannes 5:3).
Door de wedergeboorte komt het hart in harmonie met God en richt het zich naar Gods wet. Wanneer deze ingrijpende verandering zich heeft voorgedaan in het leven van de zondaar, is hij overgegaan van de dood tot het leven, van zonde tot heiligheid, van overtreding en opstandigheid tot gehoorzaamheid en trouw. Er is een eind gekomen aan het oude leven van vervreemding van God. Het nieuwe leven van verzoening, geloof en liefde is begonnen. Dan is „de eis der wet vervuld in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest" (Romeinen 8:4). Dan zal de ziel zeggen: „Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag" (Psalm 119:97).
De heiligmaking die tegenwoordig in de godsdienstige wereld op de voorgrond treedt, wordt gekenmerkt door zelfverheerlijking en minachting voor Gods wet.
Hieruit blijkt dat ze in strijd is met de Bijbel. Haar voorstanders beweren dat heiliging een kwestie van een ogenblik is en dat men door het geloof alleen tot volmaakte heiligheid kan komen. Ze zeggen: „Je hoeft maar te geloven en je zal de zegeningen ontvangen". Ze menen dat er geen bijkomende inspanningen worden vereist van degene die de zegeningen ontvangt. Ze verwerpen ook het gezag van Gods wet door hun bewering dat ze de geboden niet hoeven te onderhouden. Maar kan de mens heilig zijn in overeenstemming met Gods wil en Gods karakter zonder in harmonie te leven met de beginselen die de uitdrukking fijn van zijn wezen en zijn wil, en die aantonen wat God graag heeft?
Het verlangen naar een gemakkelijke godsdienst die geen strijd, geen zelfverloochening, geen prijsgeven van de dwaasheden van deze wereld vereist, heeft de leer van de zaligmaking door het geloof en het geloof alleen heel populair gemaakt. Maar wat zegt Gods Woord hierover? De apostel Jacobus zegt: „Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden?... Wilt gij weten, gij dwaas mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isak op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken... Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof' (Jacobus 2:14-24).
Hoewel het leven van de christen gekenmerkt moet zijn door nederigheid, mag het niet getekend zijn door droefheid of zelfverachting. Iedereen moet zo leven dat hij Gods goedkeuring kan wegdragen en God hem kan zegenen. Het is niet de wil van onze hemelse Vader dat wij ooit veroordeeld worden of in de duisternis blijven. Het is geen bewijs van ware nederigheid als wij het hoofd laten hangen en aan zelfbeklag doen. Wij mogen tot Jezus gaan om gereinigd te worden, en daardoor zonder schaamte of verwijt staan tegenover de wet. „Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt" (Romeinen 8:1,2). Door Jezus worden de gevallen zonen van Adam "zonen Gods". "Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen" (Hebreeën 2:11).
Het leven van een christen moet een leven van geloof, overwinning en vreugde zijn. „Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof" (1 Johannes 5:4).
van
www.agp-internet.com(Grote Conflict, E.G.White)
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.