Om de zinnen weer eens te verzetten, post ik hieronder een naar ik hoop prikkelende bijdrage over de wil.
Velen kennen de discussie, die in gereformeerde kring steeds weer opnieuw tot leven komt, tussen Gomarus en Arminius. Kortweg gaat het over de vraag of wij mensen ten aanzien van de goddelijke dingen een vrije wil hebben. Gomarus zegt 'nee'. Arminius zegt 'ja'.
Tegen deze achtergrond zou ik het volgende willen poneren:
Het lijkt er sterk op, dat veel fundamentele discussies over religie gevoerd worden vanuit een diep verankerd, min of meer vast standpunt.
Neem de discussie over het Schriftgezag of die over evolutie / schepping. In beide gevallen wordt geworsteld met een oud, pre-moderne geloofsstandpunt, dat wordt uitgedagd door een moderne kritiek, die voortkomt uit de wetenschap.
Over veel vraagstukken is die discussie in het verleden gevoerd en eigenlijk al afgesloten. Of de zon nu om de aarde draait of andersom is, mijns inziens, in het algemeen een overleefde discussie. Dat geldt ook voor veel andere wat archisch aandoende discussies, waarbij de natuur, inclusief onze ziekten louter verklaard wordt door Gods ingrijpen of ook door verklaarbare oorzaken, die gevonden worden in de materiele werkelijkheid. Je wordt ziek van een virus. En daarmee komt de betekenis van de ziekte als Gods waarschuwing of straf duidelijk minder in beeld.
Maar in een aantal fundamentele discussies, ook over het bestaan van God, zijn we voorlopig nog niet uitgepraat.
Mijn stelling is, dat de kern van die discussies en het hart van de wederzijdse standpunten gedreven worden door de wil om het een of het ander te geloven. Hoe zuiver, scherp, intelligent, gevoelig, zwaarwegend en overtuigend de argumenten ook worden gewisseld, uiteindelijk beslist de voorkeur voor het een of voor het ander wat men er van vindt. Dat blijkt wel heel duidelijk in de discussie over God. Al zou er nooit enig spoor van bewijs gevonden voor het bestaan van God, toch zal een gelovige volhouden, dat Hij bestaat. Hij is niet ontvankelijk voor de methode, die een ander wil hanteren. Er hoeft voor een gelovige geen bewijs te zijn om iets toch bewezen te verklaren. dat geldt overigens ook voor de tegenpartij, die zich alleen op empirisch aantoonbare zaken baseert. Ook die kan gedreven worden door zijn voorkeur, dat er geen God bestaat en geen enkele opening willen laten voor de hypothetische mogelijkheid dat Hij bestaat.
Gedreven door de eigen voorkeur (vaak gesteund door diepliggende relaties in familie en geloofsgemeenschap en door gehechtheden, die al een leven lang meegaan). Men voelt zich vaak ook met een belofte of eed verbonden aan zijn afkomst en achtergrond. Veranderen van standpunt voelt als verraad en is emotioneel zwaar. Zo wordt de waarheid die men onderschrijft langs deze weg vaak ook gedreven door wat men het liefst wil.
De vraag is natuurlijk of die wil, die onze diepste inzichten drijft, ook vrij is. Kunnen we met al die invloeden op ons leven, van afkomst en gehechtheden wel vrij een (andere) weg inslaan. Welke vrijheid is er eigenlijk in het geboren worden in een atheistisch of gelovig nest? Is het niet zo, dat het merendeel van gelovigen ook gelovige ouders heeft gehad en dat dat ook geldt voor atheisten?
Ik denk, dat onze wil samenvalt met wat we als mensen nodig hebben om mens te zijn. Vooral in tijden van crisis en gebrek blijkt, dat we er alles aan doen om als mens te kunnen blijven bestaan. Onze wil wordt gedreven door ons belang. Wij willen dat, waar we ons het beste bij voelen. Dat kan ook gelden voor een religieus standpunt. We nemen dit standpunt denk ik in, omdat we daarmee onszelf beschermen. We willen de vertrouwdheid van God niet kwijt, we willen onze ouders, onze vrienden, onze toekomst niet op het spel zetten. En daarom houden we ons standpunt vol. We willen het comfort, dat we hebben verkregen in onze huidige maatschappelijke, religieuze of andere situatie niet kwijt. Het is dit belang, deze rijkdom, dit bezit, dat ons drijft. We willen alleen, wat goed voor ons is. De vraag of een standpunt terecht, waar , geldig en correct is, is van minder belang. En het belangrijkste: of iets ook goed is, rechtvaardig of barmhartig, wordt dan ook ondergeschikt gemaakt aan de vraag of het wel comfortabel en prettig voor ons is. En op dit ethisch vlak ontstaat de zonde.
In zekere zin beschrijf ik dus een pessimistisch mensvisie, die gebaseerd is op de idee, dat een mens geneigd is om voor zichzelf te zorgen en daar alles voor opzij wil zetten: de waarheid, de feiten, de argumenten, maar ook de genoemde goedheid, rechtvaardigheid en barmhartigheid.
Een omslag in ons denken is dan ook alleen denkbaar, wanneer wij fundamenteel worden aangesproken op onze ik-gerichtheid en ons handelen uit eigenbelang. Dit is zo moeilijk, dat ik denk, dat dit niet uit eigen beweging en uit eigen vrije wil tot stand kan komen. Een werkelijk radicale bekering is er namelijk een, waarbij wij tegen onszelf in moeten gaan denken, willen en handelen.
In het geval van het christelijk geloof, dat vaak gebaseerd is op de comfortabele eigen positie binnen dat geloof, gaat het er dan om, dat we zien dat ons leven radicaal anders moet. Wij moeten ons druk maken om de ander. Ons eigen belang is niet doorslaggevend.
Heel veel mensen haken hier af. Ze willen best in een warme kerkgemeenschap leven. Ze willen ook best in God geloven en dit geloof hartstochtelijk verdedigen. Maar ze willen geen moeite, niet werken voor anderen, geen zelfverloochening, geen kruis, geen lijden, geen lastige dingen.
Kortom, al denkend en schrijvend kom ik bij Gomarus uit. Want een keuze voor het christelijk geloof is geen pretje, geen succesformule, niet iets dat je echt graag zou willen geredeneerd vanuit je eigen belang. Je moet er echt met je haren bijgesleept worden om de Weg van Jezus te willen gaan. Niks comfort. Niks warm gezellig nest met fijne vrienden, geld, succes en een aards paradijs. Het christelijk geloof betekent: liefde. En liefde betekent: tot de dood. Onafscheidelijk verbonden (gebonden?) blijven aan God en mensen. Anderen de voorrang geven. Er is maar een manier waarop een mens zo radicaal zijn oude ik kan verliezen en werkelijk opnieuw geboren kan worden. Door te ontdekken, dat jij ook wordt bemind! Alleen Gods liefde trekt je uit je eigen natuurlijk overlevingsdrang en je eigen belang.
Hoe moeilijk is het voor een rijke om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Of je je nu comfortabel voelt als orthodox christen, als geslaagde zakenman, als overtuigde atheist of als trouw kerkganger...zolang je niet door echte liefde bent aangeraakt, zul je de waarde daarvan niet kennen en zul je blijven kiezen voor je eigen verworven positie.
Maar heb je dit wel ervaren, dat ga je om. Je wordt als het ware gevangen genomen door Gods wil. Hij wil liefhebben, trouw zijn, onvoorwaardelijk en royaal alles genadig geven en schenken. Zo word je wil gebroken en ben je in staat om anders te denken en te doen.
De mens een vrije wil? Nee. Maar als je door God gedwongen wordt om zijn wil te doen ('barmhartigheid wil Ik') dan ben je pas echt vrij.
gravo