hamlap schreef:Jezus spreekt hier tegen 'De Joden' en de moeilijkheid is wie hier met 'de Joden' worden bedoeld. Het is niet zondermeer heel het Joodse volk, want dat is wel duidelijk uit de manier waarop Johannes het begrip 'de Joden' gebruikt.
Ik heb er op exegetische gronden ook moeite mee om dit toe te passen op heel het menselijk geslacht. Alsof heel de mensheid van nature kinderen van de duivel zouden zijn. Let wel: ieder mens leeft wel in de wereld waar de duivel heerschappij voert / denkt te voeren, maar dat is nog wat anders dan een kind van de duivel zijn.
Ik wil eerst nog een keer onderstrepen dat noch ik noch de Heere Jezus hier doelt op het ontologisch afstammen van de duivel. Maar dat we ons zo openbaren door de werken van de duivel te doen.
U mag aan elk ouderpaar in Nederland gaan vragen of ze hun kinderen leren liegen. En het antwoord zal overal nee zijn. En toch noch voordat de kinderen echt met de wereld in aanraking komen en ze voor het eerst leren praten kunnen ze dit al als de beste. Waar zouden ze dat dan toch vandaan hebben?
En als God spreekt dat we kinderen des toorns zijn, zou Hij er dan moeite mee hebben om ons leugenaars te noemen? En is het niet waar, of denkt u dat u beter bent dan de Joden waar Jezus tot spreekt? Is onze gerechtigheid overvloediger dan die van de Farizeeërs en de Schriftgeleerden (Mat. 5:20)? Naar mijn mening niet.
Bovendien moet ik zelf de eerste Nederlander nog tegenkomen die als een agent hem op de snelweg aanhoud met de mededeling dat hij 130 kilometer per uur ging ipv het maximum 120 die dan zal zeggen: meneer u hebt ongelijk het was 135 kilometer per uur ik verdien een hogere boete (ook de waarheid achterhouden is bedriegen).
Kortom wij zijn leugenaars onze tong is een venijnig instrument (Jak. 3:8 enz.).
Jantjes schreef:Ik begrijp na deze woorden dat u niet gelooft dat er nog iets goeds van het ‘beeld Gods’ in de mens is overgebleven maar dat uw geloof toch een knellend geloof is o.a. met Rom. 3. e.a. Durft u er voor uit te komen en ronduit te zeggen ‘ja’ er is nog iets goeds in de mens overgebleven na de val?
Ik denk niet dat het knelt. Laat ik een voorbeeld gebruiken om te zien of ik het duidelijker kan maken. Als we stellen dat het beeld Gods is als een prachtige vaas. Dan zien we nu dat beeld nog terug in poeder en scherven geheel en al kapot geslagen door onze val. Als u naar de scherven kijkt weet u dat er een aardewerk geweest is. U weet ook dat er een maker van dat aardewerk (een pottenbakker) is geweest. Maar dat aardewerk heeft totaal geen functie meer, het kan niets meer doen waarvoor het gemaakt is. Welke taak ook die het oorspronkelijk had kan het dan zeker niet meer vervullen. Het kan immers geen water meer houden. Ook kan het niet ter sier ergens meer geplaatst worden. Het is in één woord waardeloos geworden.
Overigens moet ik even duidelijk stellen dat ons verstand verduistert is en onze wil is verdorven. En deze twee zijn niet uitwisselbaar (dus kennis is niet gelijk aan de wil). En een verduisterd verstand wil niet zeggen dat het niets meer kan. Dat maakt ook dat we nog steeds verantwoordelijk blijven onder het horen van Gods Woord. Maar onze wil is zo totaal verdorven en dat maakt dat we niets meer willen wat werkelijk tot onze zaligheid dienen zou. En daarboven missen we de ware kennis, gerechtigheid en heiligheid om het zelf ook te kunnen.
We hebben dus een machteloos verstand wat wel kan beredeneren en horen en begrijpen dat het niet goed is. Maar het kan er uit zichzelf niets aan doen. Dat is de totale geestelijke doodstaat waarin we gevallen zijn. Om dat nog wat scherper te stellen kan men redeneren dat in de hel iedereen weet dat er een God is. Ja ze weten daar zelfs dat het een barmhartig en een genadig God is. Maar door de geestelijke doodstaat die daar verder gaat kunnen ze alleen God vloeken en nooit meer loven.
Dus er is een niet willen vanwege onze verdorven wil. En een niet kunnen vanwege het missen van de ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Maar dat maakt ons nog niet vrij want er is wel een kennis (die dus onderscheiden is van de ware kennis) door ons verstand.
Marnix schreef:Overigens ben ik wel even benieuwd naar de Bijbelteksten die aangeven dat we tot niets goeds in staat zijn. Ik vraag me af of die er zijn.
Wat zijn de Bijbelse gronden om te zeggen dat de mens dood is door zonden en misdaden? Wel die zijn er eigenlijk teveel om op te noemen maar laat ik er een paar nemen.
In de eerste plaats is het de bedreiging van God op de zonde in Genesis 2:17 dat we de dood zouden sterven ten dage als we van de boom der kennis des goeds en des kwaads zouden eten. Dat hier niet alleen de tijdelijke en eeuwige dood mee bedoeld wordt maar ook de geestelijke dood kunnen we oplezen uit bijvoorbeeld Efeze 2:5 waar de Apostel Paulus schrijft: ook toen wij dood waren door de misdaden. Hij schrijft dit niet aan overleden mensen maar aan levenden. Dus hij spreekt over mensen die leven en toch dood zijn geweest.
Daaruit volgt dat als we geestelijk dood zijn dat we niets kunnen. Maar mocht iemand die niet overtuigend genoeg vinden en toch denken dat een geestelijk dode nog iets uit zichzelf zou kunnen (al dan niet met de genade Gods) laat dan de Bijbel ons overtuigen dat dit werkelijk niet kan met de volgende teksten:
Romeinen 3:10-12
Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe.
Let op dat Paulus hier spreekt tot zowel de Joden als de heidenen (Grieken)! Dus als Christenen vallen we hier ook onder voor zover dat nog niet duidelijk was door de 4x "niemand".
Maar mocht dit nog niet duidelijk genoeg zijn Gods Woord geeft ons ook een beeldende voorstelling ervan in Ezechiel 37 waar Ezechiel moet prediken voor een dal vol dorre doodsbeenderen. Daar zien we dat Ezechiel kan spreken wat hij wil maar er bekeerd zich niemand. Pas als God zelf zegt dat Hij de geest er in zal blazen dat Hij de zenuwen er op zal leggen enz. dan pas worden ze levend.
Wat dan te doen met de zoveel aanmaningen om te kloppen, om ons te bekeren, om God te zoeken, enzovoorts? Wel we moeten die eenvoudigweg opvolgen. Maar een mens is van nature zo vijandig dat hij dat nooit zal doen (Lees de geschiedenis van Jeremia maar eens met Koning Zedekia in Jer. 37-39).
Een voorbeeld wat ik wel eens hoorde maakt dat erg duidelijk: we zitten als mensen in een luie stoel van zonden in een donkere kamer. En we zien het licht door een deur in een andere ruimte en we horen de uitnodiging maar we vinden die stoel zo lekker zitten dat we er in blijven zitten. Pas als dat licht in de kamer komt waar we zitten en ons zo gaat verlichten komen we er achter dat we niet alleen daar lekker zitten (en dus niet willen) maar dat we ook nog eens vastgebonden zaten aan die stoel (niet kunnen komen). De meeste mensen leggen voor zichzelf de nadruk op het niet kunnen. Maar het is vooral niet willen. Pas als onze ogen door Gods genade na wedergeboorte daarvoor open zijn gegaan vallen al die “zogenaamde” barrières weg en gaan we tegen hoop op hoop God zoeken (Rom. 4:18)!
De roepstemmen / nodigingen zijn dus vermaningen/aansporingen en God zegt dat het voor de één een reuk des leven ten leven is en voor de ander een reuk des doods ten dode (2 Kor. 2:16). Of om het met wat puriteinen te zeggen. De zonnestralen maken boter zacht maar klei hard. En alleen God kan van ons stenenhart een vlesenhart maken (Ez. 11:19 / 36:26).