Moderator: Moderafo's
Mortlach schreef:Ik heb altijd heel veel moeite met het beeld van God met een mensenlichaam. Ik vind het zo beperkend. Wij hebben twee armen, dus God heeft twee armen. Alsof er ergens een smalle vorm is waar God in moet passen. Waarom zou God geen vier armen kunnen hebben, of nul? Er is natuurlijk in de Bijbel - en zeker in het OT - genoeg terug te vinden wat precies dat idee ondersteunt, en toch zou het voor mij geen beeld zijn dat waardevol bijdraagt. Het doet te veel denken aan meer heidense praktijken, waar God vaak de mens was maar dan uitvergroot.
Of begrijp ik het nu verkeerd, want ik heb wat moeite met het "dragen".
gravo schreef:Mortlach schreef:Ik heb altijd heel veel moeite met het beeld van God met een mensenlichaam. Ik vind het zo beperkend. Wij hebben twee armen, dus God heeft twee armen. Alsof er ergens een smalle vorm is waar God in moet passen. Waarom zou God geen vier armen kunnen hebben, of nul? Er is natuurlijk in de Bijbel - en zeker in het OT - genoeg terug te vinden wat precies dat idee ondersteunt, en toch zou het voor mij geen beeld zijn dat waardevol bijdraagt. Het doet te veel denken aan meer heidense praktijken, waar God vaak de mens was maar dan uitvergroot.
Of begrijp ik het nu verkeerd, want ik heb wat moeite met het "dragen".
Wat een vreemde reactie. Volgens mij is de kern van de God van de Bijbel nu juist, dat Hij Zich geheel en al verbindt aan de mens. Hij schept man en vrouw naar Zijn beeld. Hieruit valt al op te maken, dat het niet gaat om een letterlijk beeld, alsof God en mens elkaars foto zijn. Hoe kunnen immers twee mensen, een man en een vrouw in die zin één beeld van God vormen? Het gaat om iets anders. Het gaat er om, dat God Zich geheel en al heeft gegeven in de mens. Hij zag dat het goed was. De mens komt voort uit God, lijkt op God, is een gedachte, een schepping, een kunstwerk van God. In de Psalmen staat over de mens, dat die bijna goddelijk is gemaakt. Die band van kunstenaar en kunstwerk, van Schepper en schepsel blijft altijd in stand. Zelfs na de verschrikkelijke kloof die er tussen God en mens is gekomen. De hele Bijbel spreekt van Gods onophoudelijke zoektocht naar de mens. God bezoekt Abraham, hij bezoekt Mozes. Hij redt Zijn volk, geeft hen Zijn geboden, wil bij hen wonen in tabernakel en tempel. In feite is de heilsgeschiedenis één grote afdaling van God uit de hoge, uit de hemel naar de aarde. Steeds weer wint Zijn liefde en barmhartigheid het van het oordeel. Barmhartigheid wil ik, zegt God en geen offers. Dat wil zeggen: de rituelen die nodig zijn om de kloof tussen God en mensen enigszins te dichten is nog niet het ultieme. God wil de mensen liefhebben en thuishalen. Steeds weer, in eindeloos geduld, verdraagt Hij de zonden en de onwil. Jezus zegt" ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen". En nu we toch bij Jezus zijn: is dit niet de ultieme vorm van Gods wens om bij de mensen te zijn. God wordt mens. En in die menswording laat Hij het uiterste van Zichzelf zien. Het liefste, het beste, het enige dat Hij heeft, geeft Hij op. Hij komt als mens onder ons wonen.
De hele Bijbelse geschiedenis is één lange menswording. Wat een vernedering lijkt (God is toch God en toch geen mens) blijkt een verhoging, een koninklijke waardigheid te zijn: Hij geeft Zijn Zoon als offer in de handen van de mensen. God laat Zich zozeer in met de mensen, dat Hij één van hen wordt. Het gaat nog veel verder dan "beeld van God'. Hij is onzer één. Hij offert uiteindelijk alles op om Zijn Schepping terug te winnen, om Zijn liefde uit te delen en een eeuwige toekomst met de mens te waarborgen.
Wat betekent dat voor ons? Volgens mij dit: dat God alles, maar dan ook alles van Zijn schepsel begrijpt. Hij is in onze huid, in ons leven, in onze twijfels, angsten en kwestbaarheid gekropen. Als enige God te midden van de goden is Hij uit op contact, op redding, op het lenigen van de menselijke noden en tekorten. Hij kent de mens. En daarom wil Hij geen vreemde blijven. Hij zoekt een band met de mens en maakt een verbond. Steeds weer zal Hij er op terug komen. Niet als de almachtige toornende, vreemde en afstandelijke God. Niet als de Grote Onbekende, die we zouden moeten wantrouwen vanwege Zijn willekeurigheid en onvoorspelbaarheid. Nee, in Jezus heeft God Zich geheel en al geopenbaard. "Wie Mij gezien heeft", zegt Jezus, "heeft de Vader gezien".
Daarom gaat het God om de menselijkheid. "Leer van Mij", zegt Jezus, "dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart". Zo is onze God. GLORIA IN EXCELSIS DEO, ET IN TERRA PAX, BONAE VOLUNTATIS. Dat zijn de teksten, die in de hemel klinken. Gods aandacht en liefde gaan constant uit naar de aarde. God wil niets liever dan mensen om Zich heen. Daarom schiep Hij hen en bleef Hij hen achternalopen, al waren zij nog zo ongehoorzaam. "Al waren u zonden als scharlaken, ik zal ze maken witter dan sneeuw".
In de mens heeft God alles gelegd, dat Hij in Zich had. Naar Zijn beeld schiep hij hen, man en vrouw. Zelfs na de zonde, na de afwijzing, nadat Zijn Zoon door de mensen is gekruisigd, blijft God nog in de mens geloven. Reikt Hij hen nog de hand. Keert Hij ons in Jezus nog de andere wang toe. Hij meent het nog steeds oprecht met ieder mens. God wil niet dat enig mens verloren gaat.
Stel je vertrouwen op Hem. Hij geeft om mensen. Ben je ook mens? Goed nieuws! God bemint je.
gravo
keessie schreef:Maar kun je ook meerdere beelden dragen denk je?
Mortlach schreef:Ik heb altijd heel veel moeite met het beeld van God met een mensenlichaam. Ik vind het zo beperkend. Wij hebben twee armen, dus God heeft twee armen. Alsof er ergens een smalle vorm is waar God in moet passen. Waarom zou God geen vier armen kunnen hebben, of nul? Er is natuurlijk in de Bijbel - en zeker in het OT - genoeg terug te vinden wat precies dat idee ondersteunt, en toch zou het voor mij geen beeld zijn dat waardevol bijdraagt. Het doet te veel denken aan meer heidense praktijken, waar God vaak de mens was maar dan uitvergroot.
Of begrijp ik het nu verkeerd, want ik heb wat moeite met het "dragen".
Pietpiet schreef:Maar bij de val is de mens dit beeld kwijt geraakt:
- we zijn leugenaars in plaats van rechtvaardig (Joh. 8:44)
hamlap schreef:Afgezien van de inhoud van deze zin, vraag ik me af of je hiervoor Johannes 8:44 als ondersteunende tekst mag aanvoeren.
Verder vind ik het een heldere uitleg die je geeft!
Jantjes schreef:Welke zijn in ‘vonken’ nog overgebleven van het 'beelddrager Gods’ ?
Pietpiet schreef:hamlap schreef:Afgezien van de inhoud van deze zin, vraag ik me af of je hiervoor Johannes 8:44 als ondersteunende tekst mag aanvoeren.
Verder vind ik het een heldere uitleg die je geeft!
Ik had denk ik beter het woord gerechtigheid kunnen gebruiken dus:
- wij zijn liefhebbers van de leugen ipv gerechtigheid (Ps. 52:5)
Johannes 8:44
Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen.
Ik denk toch ook dat deze tekst dit aangeeft. Uiteraard bedoeld de Heere Jezus dit niet ontologisch dat we werkelijk kinderen van de duivel zouden zijn. Want Prediker 12:7 leert ons dat onze geest door God gegeven wordt, onze ziel is dan ook geschapen voor een eeuwigheid met God (en wat een droefheid geeft het dan ook als we er achter komen een eeuwigheid zonder God te moeten leven!). Maar de Heere Jezus gebruikt hier een wijze van spreken die in de oosterse landen erg gewoon was. Praktisch alle kinderen volgden daar hun vader op in het beroep wat deze deed. Was je vader een bakker, dan werdt je zelf ook een bakker. Was je vader een wijngaardenier, dan werdt je ook een wijngaardenier. En zo trekt de Heere Jezus dit voorbeeld naar de duivel en ons toe. De duivel als de vader van de leugen en wij als kinderen die in zijn voetstappen volgen. Terwijl we kinderen Gods zouden moeten zijn en in Gods voetstappen moesten volgen (die de Waarheid is).
Ergens knelt uw rede want onze ‘ingeschapen Gods kennis’ zetelt in ons verstand waarop wij aangesproken kunnen worden, waarvan u tevens zegt dat deze kennis verduister/verdorven is en dus niet aangesproken kunnen worden, dat is tegenstrijdig.Pietpiet schreef:Jantjes schreef:Welke zijn in ‘vonken’ nog overgebleven van het 'beelddrager Gods’ ?
Ik denk alleen een ingeschapen Gods kennis zoals u zelf ook al in een later bericht aanhaald uit Rom. 3 dat dit is opdat we niet te verontschuldigen zijn dat we niet wisten dat er een God is. Uiteraard hebben we ons verstand en onze wil wel gehouden maar deze zijn zo verduisterd en verdorven dat hier het beeld van God niet meer gezien kan worden (ik kan daar ook geen schriftbewijs voor bedenken).
Ook hier de zelfde beknelde rede over de liefde die tegenstrijdig is. God zou ons nog wel enige kennis in de liefde gelaten hebben maar toch ook weer niet. Dit goed overgebleven deel van liefde dan maar gerangschikt onder ‘algemene genade’ (excuseer maar zo zie ik dat) waardoor er tevens een aspect bij komt namelijk ‘bijzondere genade’. Ik zou de stelling van 'nog iets overgebleven van de vrijwil’ dan ook niet zondermeer kunnen afdoen met de term: een mens is totaal dood in zonden en misdaden.Er kan nog geargumenteerd worden dat we bijvoorbeeld wel liefde kennen tussen een man en een vrouw en de kinderen. Maar ik geloof dat dit een paradijsbloem is die God nog in algemene genade geeft. Als een levend voorbeeld van de liefde tussen Christus en Zijn bruid. Wij bezitten deze liefde van nature zelf niet (ook na wedergeboorte is de liefde een gave Gods die de bron van liefde is en geen wezenlijk onderdeel van onszelf).
Ik begrijp na deze woorden dat u niet gelooft dat er nog iets goeds van het ‘beeld Gods’ in de mens is overgebleven maar dat uw geloof toch een knellend geloof is o.a. met Rom. 3. e.a. Durft u er voor uit te komen en ronduit te zeggen ‘ja’ er is nog iets goeds in de mens overgebleven na de val? zonder Arminius direct ter spraken te brengen.Bijzonder is ook in de tekst die Marnix gebruikt de woorden: "vernieuwd wordt" dat slaat op iets wat buiten ons is. Wij werken die vernieuwing niet (Fil 2:13), maar ook de heiligmaking is een genadedaad Gods naar Zijn welbehagen. Verkregen uit het werk van het heilige leven van Christus (Ef 2:10).
jantjes schreef:Ergens knelt uw rede want onze ‘ingeschapen Gods kennis’ zetelt in ons verstand waarop wij aangesproken kunnen worden, waarvan u tevens zegt dat deze kennis verduister/verdorven is en dus niet aangesproken kunnen worden, dat is tegenstrijdig.
Pietpiet schreef:Bijzonder is ook in de tekst die Marnix gebruikt de woorden: "vernieuwd wordt" dat slaat op iets wat buiten ons is. Wij werken die vernieuwing niet (Fil 2:13), maar ook de heiligmaking is een genadedaad Gods naar Zijn welbehagen. Verkregen uit het werk van het heilige leven van Christus (Ef 2:10).
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 16 gasten