Even reageren op het schriftcitaat van JacobH.
37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
Staat hier, dat God van te voren al de keuze heeft gemaakt? Hij geeft aan, God Hem mensen geeft, die dan tot Hem komen. Maar wie God geeft en waarom (omdat ze tevoren bestemd zijn; of omdat ze zelf kiezen te geloven), staat er
niet in.
39 En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.
Hier geldt hetzelfde. Je kunt er wel predestinatie in lezen, maar het staat er niet.
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Dit is een positieve uitspraak. Er staat niet, dat God wil, dat anderen verloren gaan.
44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Hier staat, dat we alleen kunnen komen, als de Vader trekt. Er staat
niet dat het "trekken" een garantie is voor het "komen". Er staat ook niet, dat God de een wel trekt en de ander niet.
60 ¶ Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?
Ook deze tekst kreeg een kleurtje van Jacob. Waarom?
64 Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou.
Wat "van den beginne" is, is niet eenduidig uit de teks te lezen. Het Calvinisme leest hier "van voor de schepping", maar zuiver vanuit de grondtekst
kan dit ook gewoon betekenen: vanaf het begin, dat Jezus met Zijn discipelen optrok. Hij heeft het dan gewoon gezien.
65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader.
Zie boven.
67 Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gijlieden ook niet weggaan?
68 Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
69 En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.
70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel.
71 En Hij zeide dit van Judas, Simons zoon, Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde een van de twaalven.
Denk hier eens over na. Jezus zegt, dat Hij
alle twaalf discipelen heeft uitverkoren, maar toch valt er een af, omdat hij Hem zou gaan verraden. Dus wel uitverkoren, maar niet behouden??
Dan gaat Jacob verder:
Bots toch niet telkens weer tegen de muur van de uitverkiezing. Het is namelijk geen muur maar de enige weg tot zaligheid.
De uitverkiezing tot genade is ook geen muur, maar het idee van predestinatie is op z'n best een muur met hier en daar een deurtje.
En zoals je in dit gedeelte ook heel nadrukkelijk kunt lezen biedt de Heere Jezus zich aan. Maar Hij geeft ook heel eerlijk aan dat de mens dan van zichzelf niet wilt. Alleen degene die Hij van Zijn Vader gekregen heeft zullen geloven.
Waar zegt Hij, dat de mens per definitie zelf niet wil? Hij zegt ook niet "Alleen degenen...", maar "tenzij Hij hem trekke...". Jouw interpretatie is niet vanuit de tekst, maar vanuit de leer. "tenzij..." geeft aan, dat er geen andere mogelijkheid is. Natuurlijk kunnen wij alleen maar geloven, doordat God ons trekt en de Heilige Geest ons overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8). Maar dat wil nog niet zeggen, dat het heil niet voor iedereen beschikbaar is.