Krukje schreef:mohamed schreef:Dat is juist krukje, maar weet je wel wat het voor de Joden betekent om aan de rechterhand van God te zitten?
Ik denk dat je er niet bij stil hebt gestaan, want lees de volgende passage maar eens:
Marcus 10
37 En zij zeiden tot hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter hand en de ander aan Uw linker hand in Uw heerlijkheid.
38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drink, en met de doop gedoopt worden, waar Ik mee gedoopt word?
Maar mohamed. Lees dan eens 2 verzen verder:
39 Zij zeiden tot hem: „Ja, dat kunnen wij.” Daarop zei Jezus tot hen: „De beker die ik drink, zult GIJ drinken, en met de doop waarmee ik word gedoopt, zult GIJ worden gedoopt. 40 Maar dit zitten aan mijn rechter- of aan mijn linkerhand staat niet aan mij te geven, doch behoort aan hen toe voor wie het is bereid.”
Waarschijnlijk zei hij dat om hen niet teleur te stellen, want elders lezen we dat Jezus zelf de apostelen een plaats zou bereiden (Joh 14,3) wanneer hij weder zou komen om hen tot zich te nemen.
Onder inspiratie zei Johannes: „Geen mens heeft ooit God gezien” (Johannes 1:18)
Lees het hele vers maar eens krukje:
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die
(1:18) de enige Zoon, die zelf God is, die – Andere handschriften lezen:
‘de enige Zoon, die’.
aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen. NBVWe weten dat de apostelen Jezus hebben gezien, zij zagen God in de gedaante van een mens, in vernederde vorm (Fil 2,8) want anders zouden zij immers zijn gestorven? Jezus verklaarde dat de Vader
in Hem was (Joh 10,38) dus was het de Vader die Hij hen deed
kennen! Jezus was dus inderdaad God in het vlees, want Hij herbergde de Vader in Hem.
Jezus’ vijanden, die een reden zochten om hem ter dood te brengen, vroegen niet of hij beweerde God te zijn, maar of hij „de Christus, de Zoon Gods,” was. Hij antwoordde: „Gij hebt het zelf gezegd. Maar ik zeg ulieden: Van nu af zult gij de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der kracht en hem zien komen op de wolken des hemels” (Matthéüs 26:63, 64).
In het daaropvolgende vers staat dat de hogepriester zijn kleren scheurde 'en hij riep uit:
‘Hij heeft God gelasterd!' Waarom lasterde Jezus God dan als jouw uitleg juist is?
En
komen op de wolken is apocalyptische taal welke wij ook in het boek Daniel terugvinden:
Daniel 713 Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie,
met de wolken des hemels kwam iemand gelijk
een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen, en men leidde hem voor deze; 14 en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is.
We lezen hier dus dat de eeuwige heerschappij aan de mensenzoon werd gegeven, maar even eerder sprak Daniel het volgende:
'Het heeft mij behaagd de tekenen en wonderen die
de allerhoogste God aan mij gedaan heeft te verkondigen; 3 hoe groot zijn zijn tekenen en hoe machtig zijn wonderen!
Zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en zijn heerschappij van geslacht tot geslacht!....Toen prees ik
de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik de eeuwig Levende,
omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en
zijn koningschap van geslacht tot geslacht.' (Dan 4,2+4,34b)
Waarom zegt Daniel niet dat de allerhoogste God zijn heerschappij zou duren tot Hij het aan de mensenzoon gaf? Zowel de Vader als de Zoon hun heerschappij zou eeuwig duren en hoe is dat ooit met elkaar te rijmen anders dan dat Zij beide Eén en Dezelfde zijn? De mens Jezus was de Allerhoogste in vernederde menselijke vorm en daarom noemde Petrus nadat Hij verhoogd was de Heilige Geest met terugwerkende kracht ook de Geest van Christus (1 Petr 1,11) omdat het Eén en dezelfde (1 Kor 12,11) Geest is.
Eerder had Jezus de volgende woorden van David aangehaald en op zichzelf van toepassing gebracht: „De uitspraak van Jehovah tot mijn Heer luidt: ’Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel.’” Jezus zei niet dat hij God of een deel van een Drieëenheid was, maar dat hij aan Gods rechterhand zou zitten en zou wachten totdat Gods tijd was gekomen en zijn voornemens verwezenlijkt zouden worden. — Psalm 110:1; Matthéüs 22:42-44.
En in plaats van aan te kondigen dat hij God in het vlees was, zei Jezus Christus: „Ik ben Gods Zoon” (Johannes 10:36).
Nee, niet in plaats van, want Paulus schreef dat God zijn Zoon (dat is zijn Geest Rom 8,14) in een vlees zond (Rom 8,3) aan de zonde gelijk.
Als de volmaakte Vertegenwoordiger van God zei Jezus ook: „Ik kan niets uit mijzelf doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden” (Johannes 5:30). Toen Jezus aan de martelpaal hing, bad hij tot de grote Schepper in de hemel en sprak hij hem aan als „Mijn God, mijn God” (Matthéüs 27:46).
Was Jezus toen al verhoogd gelijk Mozes de slang in de woestijn (Joh 3,14) had verhoogd?
Na zijn opstanding zei Jezus tot Maria Magdalena: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God” (Johannes 20:1, 17).
Toen de koning van Babel dacht dat hij kon opstijgen naar de Vader was het laster (Jes 14,13) en hoezo is dat nu dan anders als Jezus niet God is? Immers, Jezus zei 'Ik stijg op naar mijn Vader' waardoor hij zei 'Ik evenaar de Allerhoogste.'
Jes 14,14Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste.
Probeer het niet te vatten door middel van logica krukje, want Jezus is dwaasheid (1 Kor 1,23) voor Griekse denkers.
Conclusie:Het valt gewoon niet te ontkennen, de Zoon en de Vader zijn
Dezelfde.
Heb 13,8 Jezus Christus is gisteren en heden
Dezelfde en in eeuwigheid.
Ps 102,28 Maar Gij zijt
Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.
En het is ook
dezelfde Geest.
1 Kor 12,4En er is verscheidenheid der gaven, doch het is
dezelfde Geest;
Het zijn de Zoon en de Vader die
harten en nieren doorzoeken.
Op 2,23 En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die
nieren en harten onderzoek. En Ik zal u geven een ieder naar uw werken.
Ps 7,10Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig de rechtvaardige, Gij, Die
harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!