Hij was heel in het begin van de veertig, vader van vier kinderen, 16, 14, 12 en 10 jaar oud (beurtelings meisje, jongen) en ’iets’ bij de politie.
Op de 13de november van dat oorlogsjaar bracht hij een viertal flinke varkenspoten mee naar huis plus een in zilverpapier verpakt stapeltje plakken van dat vettige, zwarte Fries roggebrood. “Hoe kom je dáár nu weer aan”? vroegen de kinderen. “Ja, zei hij, dat zouden jullie wel willen weten”.
Daags erop had zijn vrouw op de potkachel in de huiskamer (het gas was weer eens uitgevallen) een geweldige pan erwtensoep gekookt. Alle deuren en ramen op slot om de buren niet jaloers te maken. En ’s avonds was het smullen geweest. Van die échte, dikke erwtensoep met kluif, zo dik dat - als je middenin schepte - de soep langs de zijkanten naar beneden gleed zonder enig spoor na te laten.
Twee nachten later werd hij door de Duitse bezetter van zijn bed gelicht, opgesloten in het Oranjehotel (de gevangenis in Scheveningen) en daar weken lang onafgebroken ondervraagd, gemarteld en afschuwelijk verminkt. Uiteindelijk hebben ze hem naar de Waalsdorpervlakte gebracht (hij kon niet meer lopen), daar tegen een paal gezet en doodgeschoten.
Na de oorlog kreeg zijn weduwe zijn postume onderscheiding, de hoogste die in een dergelijke situatie kan worden toegekend. Er waren nogal wat mannen en een paar vrouwen bij de plechtigheid aanwezig, die nog leefden omdat hij hen niet had ‘verraden’. Hij was namelijk - wat in zijn eigen kring niemand wist of zelfs maar had vermoed - iets hoogs geweest bij de 'ondergrondse'.
Uit documenten (de bezetter administreerde immers alles nauwkeurig op grote vellen papier met stempels en handtekeningen) en een paar al dan niet bewegende zwart-wit opnames was ‘men’ aan de weet gekomen wat met hem was uitgespookt. De familie heeft het nooit en détail geweten en wilde dat ook niet.
Op het dressoir thuis stond een foto van hem, een paar maanden voor zijn arrestatie gemaakt, met aan weerszijden een verzilverd kelkje, waarin elke dag een vers bloemetje werd gezet en overdag ervóór een waxinelichtje in een rood glaasje.
En elk jaar op 14 november kwam de hele familie bij elkaar, eerst bij oma en later, toen zij was overleden, bij een van de kinderen, voor een ouderwetse erwtensoepmaaltijd. Papa en opa gedenken.
Als ik nou zeg dat ik niet ga kijken naar de op handen zijnde film van Mel Gibson over die vrijdag in Jezus’ leven, heb je mogelijk een idee waarom niet.
Groeten.
Fons.