hettys schreef:
natuurlijk niet. gewoon een reeks fossielen die tesamen de evolutie van het organisme laten zien.
De rudimentaire poten van de walvis zijn daar alleen een gevolg van.
Wat een onzin zeg, er worden fossielen gevonden en worden door evo'ers in een lijstje gezet (naruurlijk wel evolijn) en dat bewijst evolutie?
Trouwens die pootjes van de walvis zijn niet rudimentair, die worden gebruikt tijdens het paren.Knip die pootjes er eens af dan zul je zien dat het paren niet meer gaat?
hettys schreef:elk van de gevonden fossielen heeft z'n speciekie kenmerken richting de walvis. je kunt op elke wetenschappelijke naam googlen voor de specifieke kenmerken. Welke was het basistype denk je?
Ik denk van een walvis.
hettys schreef:Hyracotherium.
Orohippus
Mesohippus
Miohippus
Parahippus
Merychippus
Pliohippus
Dinohippus
Equus
Welke is het basistype, denk je?
Moeilijk hoor

, maar ik denk van een paard.
hettys schreef:
Klopt. Dat zien we duidelijk terug in de HPT en het ZTM model. nog afgezien van het waterdampmodel. allemaal veronderstellingen.
(dit gedeelte knip jij er weer gewoon uit: negeren. )
Wij geven toe dat het een geloof is, jullie noemen het wetenschap en dat zegt al weer genoeg lijkt me zo.
hettys schreef:
je begrijpt het woord evolutie niet eens.
Dit is de tweede keer dat je dit doet, drie maal is scheepsrecht.
Jij begrijpt niet dat het onzin is, hoezo vooringenomen?
hettys schreef:Verandering binnen de soort is net zo goed evolutie. alleen weten we helemaal niet precies wat welke soort is. De grens tussen verschillende soorten is helemaal niet echt bekend.
Dat heet geen evolutie maar variatie.
hettys schreef:
De eerste meercellige organismen verschenen tijdens de eerste helft van het Proterozoïcum. De stijging van het zuurstofgehalte kan een direct gevolg van de verschijning van deze meer ontwikkeldere vormen van leven zijn.
Verklaar de stijging van het zuurstof gehalte eens als je wilt.
hettys schreef:De opkomst van de eukaryoten (zoals Acritarcha) hield ondertussen de verdere verspreiding van de cyanobacteriën niet tegen. In geen enkel tijdperk kwamen zoveel stromatolieten (algenmatten) voor als tijdens het Proterozoïcum, met de grootste verspreiding rond 1,2 Ga.[7]
De bovengrens van het Proterozoïcum is in de 19e eeuw gelegd bij het moment waarop de oudst bekende fossiele dieren voorkwamen. In het tweede deel van de 20e eeuw werden echter oudere fossielen gevonden in Neoproterozoïsche gesteentelagen. Met name de laatste periode van het Proterozoïcum, het Ediacarium, is bekend om zijn grote verscheidenheid aan fossielen. De grens tussen het Ediacarium en het erop volgende Cambrium ligt rond de 542 Ma en wordt gekenmerkt door het verschijnen van de eerste fossielen met hardere kalkskeletjes.
Omdat er in het Proterozoïcum nog geen organismen met harde skeletjes bestonden, was de kans op fossilisatie kleiner en zijn er veel minder fossielen bewaard gebleven dan uit het Fanerozoïcum.
Het valt wel op dat alles met water te maken heeft, zoals kalkdeeltjes en algenmatten, een vloed zou een oplossing zijn.
'Diegene die in evolutie geloven doen dat alleen om hun geweten te sussen'.