marin schreef:“Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Galaten 3: 26-29. Met andere woorden, ware christenen zijn nu het geestelijke Israël van God.
Een onterechte conclusie. Geen onderscheid tussen Jood of Griek - (zie Rom.10:12a; Gal.3:28; Kol.3:11). Dit is een vaak genoemd argument gebaseerd op o.a. voorstaande Schriftdelen, maar m.i. onbegrepen. Verderop in die tekst staat bijvoorbeeld "slaaf noch vrije, man noch vrouw". Betekent dit werkelijk dat de verschillen tussen Griek of Jood zijn, slaaf of vrije zijn, man of vrouw zijn, opgeheven zijn? Nee natuurlijk niet! De context geeft steeds aan waar het verschil is weggevallen:
"want eenzelfde is Heer van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen. Want een ieder, die de Naam van de Heer zal aanroepen, zal zalig worden." (Rom.10:12b,13)
"Want u bent allen kinderen G-ds door het geloof in de Gezalfde Jesjoea. Want zovelen als u in de Gezalfde gedoopt bent, hebt u de Gezalfde aangedaan." (Gal.3:26,27)
"En aangedaan hebt de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Degene, Die hem geschapen heeft;" (Kol.3:10)
Waarin is dus het onderscheidt volgens deze teksten weggevallen?:
- geen verschil in Heer
- geen verschil in de schatten van het Koninkrijk
- geen verschil in het zalig worden
- geen verschil in kind van G-d zijn
- geen verschil in een nieuwe mens zijn en de vernieuwing
Dit heft het verschil van het Jood of Griek zijn niet op.
Het eenvoudigst is dat te illustreren door: slaaf / vrije. Leert Paulos dat dit verschil moet worden opgeheven?:
"U, dienstknechten, weest gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in eenvoudigheid van uw hart, gelijk als aan de Gezalfde; niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar als dienstknechten van de Gezalfde, doende de wil van G-d van harte; dienende met goedwilligheid de Heer, en niet de mensen; wetende, dat zo wat goed een ieder gedaan zal hebben, hij datzelve van de Heer zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije. En u, heren, doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet, dat ook uw eigen Heer in de hemelen is, en dat geen aanneming van de persoon bij Hem is." (Ef.6:5-9)
"U dienstknechten, weestt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid van het hart, vrezende G-d. En al wat u doet, doet dat van harte als de Heer en niet de mensen; wetende, dat u van de Heer zult ontvangen de vergelding van de erfenis; want u dient de Heer, de Gezalfde. Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geen aanneming van de persoon. U heren, doet uw dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook u een Heer hebt in de hemelen." (Kol.3:22-4:1)
[zie verder: 1 Tim.6:1,2; Tit.2:9,10; 1 Pet.2:18]
De slaaf blijft hier slaaf, de meester (vrije) de meester.
Hetzelfde zien we als we man / vrouw; lees hiervoor1 Kor.11:3-10; 14:34,35; Ef.5:22-25; Kol.3:18,19; 1 Tim.2:11,12; Tit.2:1,3-5; 1 Pet.3:1,7.
marin schreef:Volgens het Nieuwe Testament zijn er nu twee Israëls. Het Israël naar het vlees en het Israël Gods. Paulus schreef:
“Want niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn.” Romeinen 9: 6.
Dit heeft te maken met het niet meer horen bij G-d. Wanneer een Jiesraeliet een zonde begaat diet KARETH HA-AM - afsnijding van het volk voor hem tot gevolg heeft, hoort hij er dus niet meer bij. In de Tora zijn er verschillende plaatsen waar deze straf, die minder met enkel mensenvonnis te maken heeft en meer met G-dsbesluit verbonden aan Tora te maken heeft. Dat Jiesraelieten dus uitgesloten werden van Hogerhand wegens bepaalde overtredingen maakt nog niet dat in deze tijden mensen uit de volken die in Jesjoe'a geloven automatisch Jiesraeliet zouden worden.
marin schreef:“… mijn verwanten naar het vlees, immers, zij zijn Israëlieten…” Romeinen 9: 3.
“ … en ook over het Israël Gods.” Galaten 6:16.
In Galaten 6:16 staat: "En zovelen die naar deze regel zullen wandelen, over hen vrede en barmhartigheid EN over het Israel van G-d" - hier wordt dus over twee groepen gesproken. De gemeente der Galaten bestond niet uit Joodse leerlingen van Jesjoe'a. Het "En zovelen die naar deze regel zullen wandelen, over hen vrede en barmhartigheid" heeft dus op hen betrekking. "en over het Israel Gods" betreft dus die Jiesraelieten die G-d gehoorzaam zijn en heeft dus geen betrekking op de eerder met "die" en "hen" angeduiden. Dat zou trouwens ook geheel niet overeenkomen met wat in Handelingen 15 en vooral nog duidelijker wordende in hs. 21 gesproken is en nimmer door Paulos weersproken is.
Overigens heeft m.i. een ieder die denkt dat het Jiesraeliet worden op geestelijk niveau (of op vleselijk niveau) een belangrijke verworvenheid is, m.i. iets van de Boodschap van de Schrift begrepen. Men is als gelovige een priester geworden voor het Koninkrijk van Priesters om de Koning van het Koninkrijk der hemelen te dienen in de geest. Daarin blijft iedereen, zolang de aardse bedelingen bestaan wel een man, vrouw, vrije en slaaf, Jood en Griek.
Sam
Sjim'oe d'var-HASJEM gojim! - Hoor het woord van de Eeuwige, gij volken! (Jer.31:10)