1-17. Nademaal wij van den wille Gods uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt. (Gen. 17:7; Hand. 2:39; 1 Kor. 7:14)
Voor een andere vertaling: zie http://www.gkv.nl/main.asp?intTreeviewID=258 (Het lukt me niet om die hier te openen.)
De kinderen van de gelovigen zijn heilig, dat is: apart gezet van de ongelovige wereld. Dat zijn ze door het verbond.
Dat is heel mooi, maar in het verbond zijn betekent nog niet: tot de uitverkorenen behoren. Zo staat er in het doopformulier bijvoorbeeld ook dat onze kinderen aan het eeuwig oordeel van God onderworpen zijn.
Een ongelovige man is ook geheiligd in zijn gelovige vrouw, hoort dus bij het verbond, zo leert ons 1 Korinthiërs 7:14. Maar dat is nog wat anders dan gered zijn.
Maar nou zegt deze zin zo maar even dat godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen die jong sterven. Praten ze nou een beetje hun mond voorbij?
Of hebben veel reformatorischen van vandaag een andere visie dan de Dordtse vaderen?
Het is een gedachte die in mij opgekomen is naar aanleiding van een preek. (Hij staat ergens op internet, maar het is wel een mp3-bestand van ruim 1,5 uur. Op verzoek wil ik er nog wel naar verwijzen.)