Cahier schreef:Als ik zo het citaat van Johannes17 lees, dan citeert hij op een foutieve wijze. Op dezelfde manier zou men namelijk van Hilter een pacifist kunnen maken en een hitler van een pacifist. Johannes17 concludeert: "En hierna volgt een reeks woorden waarmee deze onderscheiding (nl die van zichtbaar en onzichtbaar) als fout wordt gezien."; maar dan heeft hij Schilder in dat catechisatiecitaat helemaal niet begrepen.
Het Catechisatiecitaat waaruit Johannes17 Schilder citeert is onderverdeeld in een aantal punten. Ieder punt geeft een beknopte uitleg die vervolgens daaronder met een paar korte bewoordingen verder wordt uitgelegd. Het geciteerde stukje behoort tot de uitleg van het zesde punt.VI. Gelijk reeds gezegd is, wordt de kerk elken dag vergaderd (bijeengebracht) door den levenden (verhoogden) Heer (Kurios) Christus Jezus. Dit vergaderen geschiedt dagelijks in den onvoltooid tegenwoordigen tijd. Elke onderscheiding tusschen „wezen” en „wel-wezen”, tusschen „zichtbare” en „onzichtbare” kerk, tusschen kerk „als organisme” en „als instituut” is valsch en fataal, indien zij de dagelijks in onvoltooid-tegenwoordigen-tijd geschiedende samen-kòmst der geloovigen losmaakt (abstraheert) van de eveneens dagelijks in onvoltooid-tegenwoordigen-tijd zich voortzettende samen-trèkking der geloovigen door Jezus Christus (de congregatie der geloovigen).
De zaken “wezen” en “welwezen”, “zichtbaar” en “onzichtbaar”, “organisme” en “instituut” worden vervolgens behandeld. Er dient hier dus opgemerkt te worden dat zulke onderscheidingen niet per definitie als fout worden gezien. Zij zijn echter wel foutief als zij op verkeerde wijze wordt gebruikt. In dat kader dient dus ook het citaat gelezen te worden.Ook de onderscheiding „zichtbaar en onzichtbaar” is verkeerd. Men komt dan zoo gemakkelijk — niet in de theorie, maar vooral in de practijk — tot twee kerken. Bovendien vergeet men dat de kerk maar een fragment is. Men zegt: „zichtbaar” . . . dat is de kerk, die je ziet: geloovigen plus hypocrieten; maar „onzichtbaar” is een andere kerk, zooals God die ziet, met als grens de uitverkiezing. „Zichtbare” en „onzichtbare” kerk hebben dan een verschillende grens; ze zijn verschillende, ongelijke grootheden...
korte reactie: Ik snap wat u bedoelt, echter in mijn zin stond:"En hierna volgt een reeks woorden waarmee deze onderscheiding (nl die van zichtbaar en onzichtbaar) als fout wordt gezien."; In de loop van de geschiedenis is er veel verschillends gezegd over de invulling van zichtbaar-onzichtbaar. (daarover valt te lezen in de gereformeerde dogmatiek van Bavinck, onderaan deze post een citaat). Mij ging het erom niet te zeggen dat Schilder de hele onderscheiding zichtbaar-onzichtbaar verwerpt, maar dat Schilder de invulling, die Calvijn aan deze begrippen geeft, verwerpt. En volgens mij stelt Calvijn dus werkelijk in de ene kerk andere gelovigen dan in de andere. Brakel heeft dit verworpen en daar ben ik het dan ook mee eens.
Bavinck:Onzichtbaar kon de kerk dus reeds heeten in drieërlei opzicht: 1º als ecclesia universalis, omdat een bepaald persoon de kerk op andere plaatsen en in andere tijden niet waarnemen kan; 2º als coetus electorum, die eerst in de parousie voltooid en zichtbaar zal wezen; 3º als coetus electorum vocatorum, omdat wij in de kerk op aarde de ware geloovigen niet kunnen onderscheiden. Daarbij kwamen later nog andere gezichtspunten, waaronder de kerk onzichtbaar kon genoemd worden, omdat zij niet van deze wereld is, omdat haar hoofd Christus en dus ook zij zelve als zijn lichaam onzichtbaar is, omdat haar grootste deel in den hemel is, omdat zij tijdelijk en plaatselijk van bediening der genademiddelen verstoken kan zijn, omdat zij in tijden van vervolging in woestijnen en spelonken schuil gaat, omdat zij wel in hare uitwendige belijdenis maar niet in het inwendig geloof des harten waarneembaar is, omdat de kerk nooit op één plaats en in één tijd tegenwoordig is maar door de eeuwen en volken heen zich uitbreidt, Polanus, Synt. theol. 531. En zichtbaar heette dan de kerk daartegenover, wijl zij in belijdenis en wandel openbaar wordt, of als instituut met ambten en bedieningen optreedt, of niet alleen ware geloovigen doch ook hypocrieten bevat. Confessie en dogmatiek bij de Gereformeerden ging nu eens van deze en dan van gene opvatting uit. bron:http://www.neocalvinisme.nl/hb/dga/hbdga4704.html