Berichtdoor Stefanus » 07 dec 2006 00:32
Vers-9-discussie
Welja, ik zou zeggen: in een situatie waarin Israël het uitverkoren volk is en de rest van de wereld niet, is het laatste vers nog niet eens zo heel vreemd. De Babyloniërs hebben het volk van God weggevoerd, en dat is, hoewel een straf op de zonden van Israël, een daad waarvoor Babel moet boeten.
God had een verbond met Israël. De schrijver roept God op tot het gedenken van de val van Jeruzalem. De val van Jeruzalem hangt samen met de val van de tempel. De verwoesting van de tempel was een nogal ernstige zaak. God zelf was onteerd, en dat is uiteraard niet onbelangrijk.
Tja, en als je een tempel van een almachtige God kapot maakt en ook nog eens Zijn volk ontvoerd, moet je niet vreemd opkijken als die God, zoals belooft, Zijn volk op hun geroep weer bevrijdt, en daarnaast degenen die het voorgaande op hun kerfstok hebben bestraft.
Dat 'tegen de rots verpletteren' mag dan nogal bruut zijn, op zich vind ik het op z'n minst begrijpelijk.
Overigens, in vers 8 wordt er verwezen naar Jeremia 50: 15 en 29:
15 Hef strijdkreten aan, omsingel de stad,
ze zal zich overgeven.
De torens storten in, de muren worden geslecht.
Voltrek aan de stad de wraak van de HEER,
doe met haar wat ze zelf heeft gedaan.
29 Stuur boogschutters naar Babel,
sla het beleg voor de stad,
laat niemand ontkomen.
Vergeld wat ze heeft aangericht,
doe met haar wat ze zelf heeft gedaan.
Ze was hoogmoedig tegenover de HEER,
de Heilige van Israël.
Duidelijke taal, dacht ik zo...