Berichtdoor Riska » 05 mei 2006 18:04
In Trouw stond een interview met Prof.Dr.Roukema, hoogleraar Nieuwe Testament aan de ThuK.
Veel om te lezen, maar niet mis te verstaan:
De belangstelling voor gnostiek is groot en zal door de opwinding over het ’nieuwe’ Judasevangelie nog wel toenemen. Vooral het Thomasevangelie is populair in bijbelkringen. Interessante materie, vindt nieuwtestamenticus Roukema, „maar een gnostische Jezus wijs ik nadrukkelijk af”.
Waar komt volgens hem de grote interesse in kerkelijke kring voor het Thomasevangelie en andere buitenbijbelse gnostische geschriften vandaan? Roukema houdt het op ’nieuwsgierigheid naar wat afwijkt van de kerkelijke traditie’. „Of mensen nu wel of niet geloven dat die uitspraken werkelijk van Jezus zijn, ze willen zich op de hoogte stellen.
Bij lezingen is er altijd wel iemand bij die gelooft dat uit het Thomasevangelie de ware Jezus naar voren treedt. „Als ze dan merken hoe ik de tekst in zijn historische context plaats en duidelijk maak dat het Thomasevangelie naar mijn overtuiging de historische Jezus niet dichterbij brengt, zie ik ze de keer daarop soms niet meer terug.”
Het bijbelse evangelieverhaal dat Jezus aan het kruis stierf voor de zonden der mensheid, ontbreekt in het Thomasevangelie. Jezus is daarin vooral een wijsheidsleraar die zijn leerlingen – met Thomas in een uitverkoren rol – herinnert aan de goddelijke afkomst van hun ziel die verlost moet worden.
Voelen hedendaagse gelovigen er zich niet door aangesproken omdat ze uitgekeken zijn op de kruisdood van Jezus, met het daaraan gekoppelde besef van zonde, schuld en boete?
Dat zou kunnen, denkt Roukema. „We zitten in West-Europa in de fuik van Jezus’ kruisoffer, alsof dat nou het enige, allerbelangrijkste zou zijn. Historisch is het wel te verklaren. In de Middeleeuwen was het misoffer in de rooms-katholieke kerk heel belangrijk geworden. Toen kwam de Reformatie en die zei: niks misoffer, Christus heeft voor ons op Golgotha alles volbracht, dat is de bevrijdende boodschap. Vervolgens bleven protestanten zich eindeloos concentreren op Jezus’ dood.”
Roukema snapt wel dat mensen daarop uitgekeken raken. „Een offer brengen voor de mensheid past in vroeger groepsdenken, niet in het moderne individualistische levensgevoel. Daar moet je dan ook niet meer zo de nadruk op leggen. De oosters-orthodoxe kerken hebben dat trouwens nooit gedaan.”
Zonder kruisdood geen opstanding. Toch is er in het Thomasevangelie wel sprake van een opstanding, alleen niet van het lichaam maar in geestelijke zin, en niet ná maar tijdens het aardse leven. In de laatste vijf regels van logion (spreuk) 22 zegt Jezus – in de vertaling van Gilles Quispel, die volgens Roukema wel erg vrij is maar goed laat zien hoe een gnosticus het bedoeld kan hebben – het volgende: als jullie het vleselijke oog vervangt door een innerlijke schouw / en je lijfelijke hand door een geestelijke tastzin / en je loopbaan vervangt door een levensweg, / en je uiterlijke verschijning vervangt door het beeld van God in de ziel, / dan zullen jullie ingaan tot het Koninkrijk.
Deze vorm van opstanding, een innerlijke transformatie, spreekt sommige hedendaagse gelovigen aan, beaamt Roukema. Hij wijst erop dat het „natuurlijk ook al in het evangelie van Johannes staat, dat je wederom geboren kunt worden. Het beeld dat je nú al bent opgestaan, is ook terug te vinden in de brieven aan de Colossenzen en de Efeziërs. De lichamelijke opstanding krijgt in het Nieuwe Testament maar weinig aandacht. Als Paulus al over opstanding schrijft, dan heeft hij het over een geestelijk lichaam. Dat is ook al niet hetzelfde als dat je aardse lichaam weer helemaal tot leven gewekt wordt.”
Op de grote markt van religie en spiritualiteit wordt selectief geshopt. Dat is in het kraampje van de gnostiek volgens Roukema niet anders. Mensen plukken iets naar hun smaak uit het Thomasevangelie en neemt voor lief dat er ook allerlei vreemde dingen in staan. Roukema noemt de streng ascetische levenshouding. „Volgens de Jezusfiguur moeten de ware gelovigen ’eenlingen’ worden, dat zijn mensen die geen seks hebben. Ik denk niet dat alle liefhebbers van het Thomasevangelie die aansporing ter harte nemen.”
De begin maart overleden professor Quispel vond het zeer aannemelijk dat het evangelie van Thomas teruggaat op oeroude joods-christelijke bronnen die te herleiden waren tot Jezus zelf. Wishful thinking, noemt Roukema dat, en pure speculatie. Elementen in sommige spreuken zijn ’ongetwijfeld’ te herleiden tot zo’n oude bron. Maar als Quispel stelt dat het Thomasevangelie ouder en daardoor origineler is dan de bijbelse evangeliën, dan ’scheiden onze wegen’, zegt Roukema. „Dat is niet te bewijzen, moet ik eerlijk zeggen.”
Volgens Roukema zijn de bijbelse evangeliën meer in Jezus’ lijn gebleven, het Thomasevangelie vertoont veel ’sporen van herziening, van aanpassing aan een andere visie’. „Zo krijgt de apostel Thomas in spreuk 13 door Jezus drie geheime woorden ingefluisterd. De andere leerlingen mogen die niet kennen want ze zouden die woorden niet verdragen. Daar spreekt een heel andere geest uit dan uit de bijbelse evangeliën. Dat is esoterie: Thomas is bij uitstek ingewijd en heeft geheime kennis waartoe zelfs de andere leerlingen geen toegang hebben. Ook in de Bijbel wordt onderscheid gemaakt tussen de schare tot wie Jezus in gelijkenissen spreekt, en de leerlingen die dieper onderricht krijgen. Maar dat onderricht is niet geheim of esoterisch, het staat gewoon in het Marcusevangelie.”
De Jezus van het Thomasevangelie noemt de profeten van het Oude Testament ’doden’ (spreuk 52). Historisch is dat ’ondenkbaar’, meent Roukema. „De jood Jezus zag zichzelf in de lijn van de profeten van Israël. Spreuk 53, waarin Jezus de besnijdenis afwijst, kan evenmin van de historische Jezus zijn. Dat speelde helemaal niet in zijn leven: alle Joden waren besneden. Pas later, met Paulus, werd dat een onderwerp, toen allerlei niet-Joden geïnteresseerd raakten in de vroeg-christelijke beweging.”
Roukema pakt er een dik boek bij: ’Lord Jesus Christ. Devotion to Jesus in Earliest Christianity’. Schrijver Larry W. Hurtado bewijst volgens Roukema overtuigend dat de hoge visie op Jezus als ’zoon van God’ heel oud en echt vroeg-joods is. „Dat inzicht verovert meer en meer de harten van de nieuwtestamentici. Lang is gedacht dat de ophemeling en vergoddelijking van Jezus een late hellenistische ontwikkeling zou zijn. Dat Jezus zich, volgens de bijbelse evangeliën althans, zoon van God noemt, kón niet joods zijn, dus dat moest wel later aan hem zijn toegeschreven. De hele vrijzinnige theologie van de 20ste eeuw heeft dat herhaald.”
Maar dankzij vooral de Dode-Zeerollen en nieuwe studie van allerlei vroeg-joodse teksten is die hellenistische visie in een ander licht gekomen. Roukema: „Uit die oude teksten, van voor de christelijke jaartelling en de eerste eeuw daarna, blijkt dat het joodse monotheïsme helemaal niet zo monolithisch was. God had een woord, machten, engelen waardoor hij zichzelf bekendmaakte. En in de Dode-Zeerollen is sprake van een verlosser, die zoon van God, zoon van de Allerhoogste heet. Zo staat het ook in het evangelie van Lucas: hij zal Zoon van God, Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. Dan wordt het ineens historisch aannemelijk dat de allervroegste christenen dat joodse patroon van God die een woord heeft dat als Zijn manifestatie op aarde verschijnt, toepasten op Jezus. Dat Jezus al heel vroeg in verband werd gebracht met Gods Woord is dus niet een verzinsel van Johannes, maar oer-joods.” Dat bewijst niet dat Jezus zichzelf zo beschouwde, „maar je kunt wel bewijzen dat dit joodse patroon al heel vroeg na zijn dood op hem is toegepast”. En een Jezus die steeds joodser wordt is in Roukema’s ogen historisch heel wat aannemelijker dan het beeld van een gnostische wijsheidsleraar, die geheime kennis doorgeeft.
Over het Thomasevangelie preken is dan ook geen optie voor hem: „Historisch-wetenschappelijk is het allemaal heel interessant, maar in de verkondiging houd ik persoonlijk afstand van de oude gnostiek.”
Judas- en Thomasevangelie uit dezelfde traditie
In het begin april openbaar gemaakte Judasevangelie past Judas de heilige naam van God toe op Jezus. Die hoge visie op Jezus, die volgens Riemer Roukema teruggaat op de vroegste fase van het joodse christendom, wekt misschien de indruk dat het hele Judas- evangelie dus wel oeroud materiaal zal bevatten en wellicht betrouwbaarder is dan de bijbelse evangeliën. Maar, zegt de Kampense nieuwtestamenticus, net zomin als dat geldt voor het Thomasevangelie, gaat dat op voor dit ’nieuwe’ evangelie van Judas. „Het Judasevangelie staat in dezelfde traditie als het Thomasevangelie. Het is gewoon een tweede- eeuwse gnostische tekst zoals we er een heleboel hebben. Interessant, en het voegt wel een paar procent toe aan onze kennis, maar het zet niet ineens alles in een ander daglicht.”