1. Gelovigen en doden.
Om misverstanden te voorkomen moeten we één belangrijk onderscheid vaststellen. Niet een onderscheid van de mensen, maar het onderscheid dat God hanteert.
Voor de Heere God zijn er twee soorten mensen, namelijk gelovigen en ongelovigen. In de praktijk betekent dat, dat de Heere alleen gelovigen kent, want kennen betekent in strikte zin ‘gemeenschap hebben’ en de Heere heeft geen gemeenschap met ongelovigen. Ongelovigen leven weliswaar, maar voor God zijn ze dood.
“Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven." (Mt8:22)
In of door het sterven van de Heere Jezus is juridisch de hele mensheid, zelfs de hele wereld, gestorven en dus dood. Gelovigen leven, mede opgewekt met de Opgestane Christus.
2. Ongelovigen geloven niet.
Ongelovigen zijn degenen die niet geloven. Dat lijkt misschien overbodig om op te merken, maar het voorvoegsel ‘on’ verraad een activiteit, of een actieve passiviteit, het nalaten van dat wat volgt, namelijk geloven, en dat is de essentie. Het tegenovergestelde van ongeloof is dus geloof. Maar wat is nu geloof?
3. Geloof.
Geloof is een praktische aangelegenheid en geen abstracte gave van Hogerhand. Wanneer we iets gelovigen betekent dit dat we dat iets voor waar houden, overtuigd zijn van de waarheid ervan. Niet in de eerste plaats omdat dat bewezen is, maar in de allereerste plaats omdat wij degene die het ons verteld heeft waarheidsgetrouw achten, oftewel, dat wij verklaren dat degene die het ons verteld betrouwbaar achten.
Een gelovige verklaart dat hij het Woord betrouwbaar acht, en dus dat hij God betrouwbaar acht. Kortom betekent geloven dat men God vertrouwt.
4. Tot geloof komen.
De ongelovige komt tot geloof door het horen naar het Woord. Niet dat verkondiging van het Woord iemand doet geloven, maar het aannemen van het verkondigde Woord wel.
Ongelovigen hebben in de Bijbel een onverstandig hart (Rm1:21) en in dat hart vindt men ‘overleggingen’. Overleggingen zijn hetzelfde als bedenkingen (bedenksels), overdenkingen en gedachten. Als iets de mens niét bij God brengt, dan zijn het de eigen gedachten. Niet overbodig om op te merken is dat gedachten synoniem zijn aan wegen, handel en wandel.
“Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE.” (Js55:8)
Jesaja 55 vers 8 wordt over het algemeen als eerste argument gebruikt tégen de bestudering van het Woord van God en dus in de praktijk tégen het luisteren naar het Woord. Er wordt beweerd dat wij de Bijbel mogen lezen, en verder maar moeten afwachten. Ten onrechte!
De gedachten van de mens zijn inferieur aan de gedachten van God, sterker nog; de gedachten van de mens leiden tot de dood terwijl de gedachten van God leiden tot in het leven. Vandaar dat de ongelovige zijn eigen gedachten zou moeten loslaten en de gedachten van God tot zich moeten nemen; aannemen.
“Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk.” (Js55:6,7)
5. Aannemen en wedergeboorte.
In de nacht kwam Nicodemus - niet één, maar dé overste der Joden en dus de vertegenwoordiger ván de Joden - bij de Heere Jezus. De conversatie is een nogal opmerkelijke. Nicodemus vroeg hoe hij opnieuw geboren zou kunnen worden en de Heere verteld hem dat hij geboren zou moeten worden uit water en Geest. Dan weet je nog niet veel.
Het antwoord volgt even later in Johannes 3:
11.Wij getuigen, en gij neemt ons getuigenis niet aan,
12.u gelooft de aardse dingen die ik gezegd heb niet, hoe zou u de hemelse dingen geloven als ik u die zou zeggen?
15.een ieder die in Hem gelooft heeft eeuwig leven
16.een ieder die in Hem gelooft verderft niet (gaat niet dood) maar leeft eeuwig
Geloven en aannemen zijn wezensgelijk. Het gevolg van het aannemen, dan wel geloven, is dat men eeuwig leeft. Leeft dan het vlees eeuwig? Dat zou betekenen dat tot nog toe niemand wedergeboren is geweest, want tot op heden is ieder mens naar het vlees gestorven. Dat eeuwige leven is een leven uit de Geest, een geestelijk leven.
Het geboren worden uit water, wat een beeld is van het Woord (Js55:1), en Geest is dus een geestelijke geboorte. Het Woord als Geestelijk vruchtwater en de Geest als het Zaad (1Jh3:9).
6. Bekering in de praktijk. Met ‘I did it my way’ (F. Sinatra) wordt niet bedoelt dat iemand iets deed op zijn eigen weg, dan wel oprijlaan, maar op zijn eigen manier, oftewel op grond van zijn eigen gedachten.
Bekeren betekent in de praktijk dat men de eigen gedachten opgeeft, dat men de eigen gedachtegáng, de eigen wegen opgeeft (Js55:7) om vervolgens de gedachten van God aan te nemen. Dat aannemen heeft volstrekt niks van doen met begrijpen.
Als God de verantwoordelijkheid heeft voor de bekering, waartoe predikte men dan dat men zich moest bekeren?
Mattheus 3:2 Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Mattheus 4:17 Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Markus 1:15 bekeert u, en gelooft, het Evangelie.
Lukas 13:3 indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan.
Lukas 13:5 indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.
Lukas 15:7 een zondaar, die zich bekeert
Lukas 15:10 die zich bekeert.
Handelingen 2:38 Bekeert u (…)en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Handelingen 3:19 Betert u dan, en bekeert u
Openbaring 2:5 Ik zal u haastelijk bij komen (…)indien gij u niet bekeert.
Handelingen 8:22 Bekeer u dan van deze uw boosheid
Openbaring 2:5 en bekeer u (…) en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.
Openbaring 2:16 Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds.
Openbaring 3:3 Gedenk dan (…) en bewaar het, en bekeer u.
Openbaring 3:19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.
Mattheus 13:15 zich bekeren
Markus 4:12 opdat zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden vergeven worden.
Markus 6:12 predikten zij, dat zij zich zouden bekeren.
Lukas 16:30 zij zouden zich bekeren.
Handelingen 14:15 gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God
Handelingen 15:19 die uit de heidenen zich tot God bekeren
Handelingen 17:30 dat zij zich bekeren.
Handelingen 26:20 dat zij zich zouden beteren, en tot God bekeren, werken doende der bekering waardig.
Handelingen 28:27 opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.
Openbaring 2:21 opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
Openbaring 2:22 zo zij zich niet bekeren van hun werken.
Als het Gods verantwoordelijkheid is dat de mens bekeert wórdt, oftewel dat God de mensen bekeert, dan is alle prediking en oproep tot bekering (als vorenstaand) nutteloos.
7. Geloven en begrijpen.
Wanneer iemand een donkere kamer binnengaat en de lichtschakelaar zoekt om het licht aan te doen, hoeft diegene slechts te geloven dat indien hij de schakelaar gevonden heeft, hij deze zou omzetten. Dan is het licht.
Het is volkomen overbodig om uit te leggen hoé het licht tot stand komt of dat dit met elektriciteit, weerstand en schakeling van doen heeft. Het is licht, en daar gaat het om.
Eerst zou de mens tot geloof komen en eventueel, als dat nodig is, dan zou de gelovige dingen kunnen gaan begrijpen. Als geloof echter afhankelijk was van begrip, intellect of ander denkvermogen, dan zou geen mens het Licht weten te vinden.
8. Verslagen worden.
Zoals al eerder opgemerkt speelt het hart, de zetel van ons denken en niet ons fysieke hart, een belangrijke rol. Ongelovigen hebben een onbekeerd hart, een verhard hart, een verduisterd hart en zijn traag en onverstandig van hart. Dat hart zou verslagen worden, wat inhoudt dat het denken van de mens het onderspit delft tegen het denken van God, oftewel dat men erként dat het denken van God hoger is dan het denken van de mens.
“En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.” (Hd2:37,38)
“Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen.” (Hd2:41)
9. De “Paulusbekering”
De bekering van Paulus wordt vaak aangewend om de eigen verantwoordelijkheid van het aannemen van het Woord achterwege te laten. Sterker nog: het wordt als Bijbels gezien om vooral niét zelf de keuze te maken om te geloven. Absoluut en volkomen ten onrechte.
Paulus viel op de grond na het zien van het Licht en hij hoorde een Stem tot hem spreken: “Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?”. Paulus vroeg Wie de Stem was: “Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt”. Paulus was kennelijk vrezend, in werkelijkheid Godvrezend, en vroeg: “Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?”. Hij deed wat de Heere hem opdroeg, drie dagen niet ziende, niet etende en niet drinkende (en dus drie dagen zo goed als dood, maar dat terzijde).
Paulus was voornemens naar Damaskus te gaan om daar de Gemeente Gods te verwoesten. De Heere sprak hem aan en hij onderwierp zich aan de Heere (“wat wilt Gij, dat ik doen zal?”) door zijn denken, zijn wegen ondergeschikt te maken aan die van de Heere. Hij zag drie dagen niet, at drie dagen niet, dronk drie dagen niet. Daarna werd hij weer ziende en werd gedoopt. Gestorven en met Christus opgewekt ten leven.
Indien Paulus zich niet aan de Heere had onderworpen, had hij gestorven. Misschien snel, misschien lange tijd daarna, maar blind, zoals de alle ongelovigen. Paulus erkende de Heere en handelde daarnaar: Paulus bekeerde zich van zijn voornemen te verwoesten en liet de Heere hem gebruiken om op te bouwen.
De Paulusbekering is een voortreffelijk voorbeeld van hoe ieder mens zich zou bekeren: het zien van het Licht (Woord), het horen van de Stem (Woord) en in gehoorzame onderwerping, het aannemen van het Woord der Waarheid, het Woord dé Waarheid, afwijken van de eigen gedachten en keren tot de gedachten van God, namelijk Zijn Woord.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat Paulus er ook voor had kunnen kiezen om de Heere te beschuldigen van het in de war sturen van zijn voornemens, zoals zoveel ongelovigen doen, en er vervolgens voor te kiezen om alsnog de eigen weg te gaan, de eigen voornemens gestand te doen. Dán had Paulus alsnog een onbekeerde geweest. Godzijdank heeft Paulus zich mogen bekeren, zoals iedereen zich mág en kán bekeren.
10. De roeping van Abraham
Abraham werd geroepen; door God. Abraham verliet zijn maagschap en had geen idee waarheen hij geleid zou worden. Hoe dan ook: hij ging.
“Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou.” (Hb11:8)
Abraham werd geroepen en hij gaf gehoor aan die Roepstem; door geloof. Hij geloofde dat de Roepstem Hoogwaardiger was dan zijn eigen denken, want hij nam het ter harte, net als de mannen in Handelingen 2 vers 38.
11. Geroepen?
Ieder mens is een geroepen mens. Het Evangelie, de Blijde Boodschap, het Woord van God is de hele wereld bekend (Ko1:6) en ieder mens is in staat het Woord van God aan te nemen. Groot, klein, intelligent of niet intelligent, het Woord aannemen is geloven dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Begrijp je het niet? Doe geen moeite om het te begrijpen. Geloof alleenlijk en je zult behouden worden. Begrijpen komt later, van Zelf.
“Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb.” Jh14:26
12. Bekeerd, en dan?
Eenmaal bekeerd, oftewel tot geloof gekomen, oftewel tot erkentenis gekomen dat de Heere een bétere Weg (Jh14:6) voor ons heeft om te gaan, zouden wij die Weg gaan. In navolging van Christus (Ef5:1), de Gelovige bij uitstek (Rm3:22), gehoorzaam tot in de dood (Fp2:8) zouden wij ons beschikbaar stellen tot Gode welbehagelijke offerande (Rm 12:1).
13. Offerande.
Onze offerande bestaat niet uit doen en laten, wet of werken, maar is een offerande des lofs (Hb13:15). Voor wie geïnteresseerd is in etymologie; het Engelse ‘love’, het Duitse ‘liebe’ en het Nederlandse ‘loven’ hebben hetzelfde grondbeginsel. Geloven, beloven, verloven en loven hebben álles van doen met liefhebben en daaraan inherente vertrouwen. Er is geen onderscheid tussen ‘geloofd’ en ‘geliefd’.
“Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.” (1Pt 1:3)
14. Amen
"Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen."