Berichtdoor Stefanus » 18 apr 2006 15:38
Warmpjes bij het vuur, het was goed. Chocolademelk en andere ingrediënten brachten hem een glimlach. Helaas was het een opplaksmile die hem vele uren in het droge, hete hellevuur deed branden. Verkoold stapte hij eruit en vroeg de buurman of de bloemetjes wel water hadden gehad in de tijd dat hij niet thuis was geweest. De buurman begon vervolgens een genuanceerde rede uit te spreken over het 'zijnde zijn', of ook wel, zoals men dat vroeger pleegde te zeggen: de overdenkingen in het sparrebos (wat na de invoering van de nieuwe spelling uiteraard sparreNbos moet zijn, hetgeen discussies voortbracht over de geldigheid van de overdenkingen in deze geëklepticeerde doch in zichzelf degenerende samenleving). Uiterst delicaat, dat wel. Hij kon niet laten de conventies van Filenimenoch (spreek uit: Fieleeniemeenog) aan te voeren als tegenargument. Even goede vrienden, dachten ze beiden. Als het dan echt niet anders kan, moet men de kruiwagen reeds voor het altaar zetten. En dat deden ze. In een gloedvol samenzijn dronken zij met tevreden slurpingen des harten hun kopjes leeg, af en toe gebroederlijk knikkend, als was de zon in de takken gaan hangen. Ook de parkiet schaarde zich bij het ontallijk gezelschap der wezens die zich in de kamer bevonden. Een gezellige boel. 'Niets te klagen', riepen zij allen in koor. Helaas had het ontallijk gezelschap een ontallijke grootheid aan decibells voortgebracht, hetgeen op haar (of zijn, of het, om het neutraal te houden) beurt weer zorgde voor een ontallijk grote doofheid. Aangezien ook doofheid en het vermogen om te horen een cirkel vormen, waren zij 3,45 keer doof. Dat hield in dat zij konden horen als geen ander. Tot hun spijt waren zij zo exclusief dat zij in carnavalswagens een levende vorm van bezichtiging werden. Zij maanden de joelende menigten tot stilte en stapten uit hun wagens. Het was alles zeer plechtig, en de grote schare mensen knikten gedwee. Ja, zelfs de witgestreepte kolibrie hield voor een maal zijn bek. Zij vertrokken met de noorderzon, om een half uur later terug te komen. Het was nodig de sneeuw van de straten te ontdoen, en zij begonnen de stenen te verwijderen. Na 15 straten (van elk ongeveer 284756 stenen) waren zij uitgekeken op de sneeuw en besloten de sneeuw te verwijderen in plaats van de stenen. Aangezien het zonnetje begon te schijnen, trokken zij zich even terug in het nachtelijk duister, dat toevallig achter een rotspunt was blijven steken. De zon gaf de grasprieten de schuld, maar de desbetreffende groene wezens wisten van de prins geen kwaad. De prins was namelijk al enige jaren niet in het land geweest. Daarop bood de zon haar verontschuldigingen aan en mompelde dat ze het allemaal niet zo kwaad meende. Beiden (hij en zijn buurman) zuchtten diep en besloten weer in de kamer te gaan zitten met een kopje chocolademelk. Radeloos van angst bracht het elfje (eveneens uit het sparrenbos) nog een bezoekje, om vervolgens gerustgesteld haar weg te vervolgen naar het filadandymeer. Jazeker, daar waar de dandys zich vermaken met hun bezigheden. De vreugde was niet van de lucht, en dat stemde de wolken zeer teleur. Maar zij vaarden voorbij, nietsvermoedend. In de doos naast het perron bevonden zich 3 fototoestellen. Roekeloos als de fietsers waren groeiden zij boven bomen uit. Haastig spoed is zelden goed, dat bleek wel weer. Om dan maar niet te spreken van het geraffineerd bezorgen van leed (dat zich immers deed gelden). Het plaveien van zaken van wereldformaat was de leguanen gaan vervelen. Zij zochten ieder (het waren er 46) een kamer om de nacht door te brengen. Helaas was de hoteleigenaar die dag niet teruggekomen van het jagen. Men vermoedde dat de excentriekeling in het dorp, die in het halfvergane tuinhuisje verbleef, hier wat mee te maken had. Maar zeker weten kon men het nooit. De leguanen waren vol verdriet vertrokken naar onbekende streken. De buurman echter, was vergeten zijn rekening te betalen. Zijn blijdschap was zo groot dat het een lust was. Toen de pastoor daar van hoorde, waarschuwde hij de buurman. Want lust, dat was hem toch echt te gek. De buurman kreeg daarop een exemplaar (weliswaar het eerste druk) van het gevierde 'Het terugvallen der zeven hameren', wat enige verhandelingen van de weledelgestrenge en zeer geleerde hoogwaardigheidsbekleder Allard Van Der Zande (de man van A tot Z) bevatte. Toen het tij keerde, was een ieder al naar huis, dus de zee leverde verder ook geen problemen op. Getrokken door de volksverlakkerij brachten de frappante edoch welaangename Mellianen (volgelingen van dé Mellius, die de Atlantische Oceaan was overgevaren in het bootje van het type 73e, en dus niet 73f zoals sommigen beweren) hun groet aan de kwallen, die hen het eten uit hun mond keken. Uiteindelijk stierven zij allen van de honger. Maar hij en de buurman... zij genoten.