Ik citeer de alinea, en streep de betreffende uitspraak daarin aan:
De bekende ambten gaat hij uitgebreid langs, maar vlak voor het einde somt hij nog snel een aantal kerkelijke functies op: koster, voorzanger, grafdelver. ,,In de tweede helft van de zeventiende eeuw kwam daar de organist bij. In mijn ogen in die tijd zeer terecht aangeduid als een rooms overblijfsel.'' De studenten lachen. ,,Hoe zit het dan met psalm 150?'', vraagt er een. ,,Dat weet je toch, dat is oudtestamentisch'', repliceert Op 't Hof.
(Bron: Nederlands Dagblad, donderdag 23 februari 2006, rubriek Kerk, Lachen om gerestaureerde oudvaders)
In de eerste plaats: wat is dit voor argumentatie?! Ik vind deze argumentatie uitermate slecht!
Is daarmee het argument van Psalm 150 reeds afgehandeld? Ik kan het me niet voorstellen!
Verder is het te gek voor woorden dat een hoogleraar in de theologie zoiets over zijn lippen krijgt. Heeft zo iemand de Bijbel al ooit eens ècht serieus genomen? Dat wil zeggen: dat hij die niet misbruikt als bruikspreker van eigen gedachten, als verlengstuk van eigen dogmatiek. Maar dat hij bij het lezen daarvan ooit bij het begin begonnen is: de Torah (Genesis-Deuteronomium), die de basis vormt voor alles wat daarna volgt. (En dan bedoel ik dat je dat begin dus ook serieus neemt als vertrekpunt in je zicht op de Bijbel.)
't Is een uitspraak die je wellicht kunt verwachten uit de mond van iemand die nog niet helemaal volwassen is, en dus nog niet zo kundig is in de Bijbel. Een uitspraak ook, die mij te dispensationalistisch ruikt. Dat uit zich in het gemak waarmee oudtestamentisch blijkbaar synomien wordt geacht aan achterhaald.
Hang ik er misschien te veel gewicht aan? Was dit gewoon een grap van de hoogleraar?
Het zou op zich kunnen. Al had ik dan achter deze alinea nog een extra zin verwacht die ontbreekt: 'En weer lachen de studenten'. (Dat zou goed staan achter zo'n uitspraak!)
Naar de exacte bedoeling van wat hier via de krant tot ons komt kunnen we gissen. Dat ik het toch de moeite waard vind om dit even aan te kaarten, is omdat ik hier iets meen te zien wat geen geïsoleerd symptoom is.
Wie een boek leest, begint vanzelfsprekend bij het begin, en niet ergens achterin. Dat spreekt wel vanzelf, want wat moet je met de laatste hoofdstukken als je de beginhoofdstukken niet gelezen hebt?
Het merkwaardige is echter, dat dat bewustzijn bij het hanteren van de Bijbel maar al te vaak ontbreekt. Ik constateer (o.a.) in reformatorisch Nederland een enorme en ontstellende verwaarlozing van de fundamenten die de Bijbel zelf legt voor zijn boodschap. In plaats daarvan functioneert veelal een eigen gefabriceerde torah - in de vorm van een 'gereformeerde' dogmatiek die losgegroeid is van het spreken vanuit de Bijbel zelf, of zelfs een mystieke lijdelijkheid - die men in de Bijbel inleest. Men leest de Bijbel van achter naar voren: het OT als aanhangsel aan het NT, wat zich uit in het veelvuldig lezen uit het NT, en het naar verhouding bijzonder weinig lezen uit het OT. Of nog erger: de Bijbel als aanhangsel bij een dogmatiek!
In de kringen van de Hersteld (Nederlands) Hervormde Kerk wordt veel goeds gezegd en geschreven. Maar je komt er ook andere dingen tegen. De laatste keer dat ik er was, ging er een predikant voor die over Hooglied preekte. En ook hij hanteerde naar mijn idee een door mensen gefabriceerde torah, die hij wellicht vanuit zijn kerkelijk milieu meegekregen heeft.
Wat dat betreft moet ik steeds weer terugdenken aan die ijzersterke uitspraak van drs. H. Veldman, die hij eens deed over de hersteld-hervormden: dat ze moeten oppassen voor een bevindelijkheid, waarbij je meer met zichzelf bezig bent, dan met Gods volle openbaring. (Niet dat dat alleen op zou gaan voor de hersteld-hervormden. Je kunt dit toepassen op diverse reformatorische kerkverbanden.)
Goed, waar ging het over?
Ja, over die uitspraak: "Dat weet je toch, dat is oudtestamentisch." En dat mij dat véél te kort door de bocht is, zeer belabberde argumentatie.
Daarbij zeg ik niet dat de bespreking beperkt behoeft te blijven tot dit symptoom.
Daarover wou ik eens van gedachten wisselen.