Raido schreef:
...
Ja iets met ellende,verlossing en dankbaarheid in hele scheve proporties en de vierschaar der concientie wat mij helemaal niks zegt en waar ik in de Bijbel helemaal niks over leer.
...
Ik heb ff gezocht op vierschaar der geweten en kwam hierop:
http://www.jongerenavonden.nl/lezingen/ ... vanGod.doc
DE VIERSCHAAR
Wat is de vierschaar der consciëntie? Het is eigenlijk heel eenvoudig. De oude Germanen tekenden al een vierkant in het zand als er een rechtszitting was, want in elke rechtszitting zijn vier partijen. Er is een rechter, dat is in dit geval God. Bij deze Rechter is geen hoger beroep mogelijk. Zijn vonnis staat vast. Er is ook een verdachte. Zie je jezelf daar staan, bij het vierkant, tegenover God, Die oordeelt? Als je leert geloven in de Heere Jezus Christus vindt dit gericht in je geweten plaats. Onze oudvaders beschrijven het niet eens als een bijzondere ervaring. Het gaat hen veel meer om een beschrijving van de rechtvaardiging door het geloof.
Er zijn nog twee partijen bij het vierkant. Aan de ene kant staat Tertullus, de aanklager in deze rechtspraak. De openbare aanklager. Wie is dat? In de Bijbel is het satan. Ik denk aan de verklager van de broederen, of aan het hemelse hof in het boek Job, waar de satan komt om Job aan te klagen. Je zou ook kunnen zeggen dat de aanklager van binnen je eigen geweten is. ‘Al is het ook dat mijn consciëntie mij aanklaagt, dat ik tegen al Gods geboden gezondigd, en niet één daarvan gehouden heb…’
EEN ONNOEMELIJK DIERBARE ADVOCAAT
Maar nu is er nog één partij, en daar gaat het om in deze hemelse rechtspraak. Daar gaat het om in de vierschaar der consciëntie. We hebben een rechter, een verdachte, een aanklager en een advocaat. Dat is Christus. Dat is de Borg, Die met Zijn voorbede steeds tussentreed bij de Vader. Wat gebeurt er dan in de vierschaar der consciëntie? De aanklager leest voor waarvan je wordt beschuldigd. Je schaamt je tegenover God. ‘Ben ik zo?’ Ja, zo ben je. Het is eigenlijk nog erger, want nooit zal jouw zondekennis toereikend genoeg zijn. Het is altijd nog erger, zwarter, dieper. En dan vraagt de Rechter: ‘Wat is nu je antwoord daarop? Heb je daar iets op te zeggen?’
Dan zijn er veel mensen die zeggen: ‘Ja, maar…’ Ze gaan verloren met hun ‘Ja, maar…’, met hun zelfverdediging, met hun zelfhandhaving, met hun eigengerechtigheid. Er is ook iemand die zegt: ‘Ja, Heere, zo is het. Ik heb gezondigd. Ik sta voor U in de schuld. En als mijn geweten me aanklaagt, heb ik niets te zeggen. Ik ben verloren.’ Kijk eens wat de Advocaat doet! Hij treedt tussenbeiden en Hij pleit op Zijn eigen werk. Hij zegt: ‘Vader, Ik heb verzoening gevonden voor deze zondaar. Door Mijn bloed zal zij leven! Door Mijn gerechtigheid zal hij leven in alle eeuwigheid!’ En wat is het oordeel van de Rechter? ‘Je bent vrij! Je hebt volkomen vergeving van zonden’.
TWEE PERSOONLIJKE VRAGEN
Sta jij zo tegenover God? Zeg je ook: ‘Heere, het is zo!’? Ervaar jij je leven ook zo, voor het heilig aangezicht van de Heere, Die alles van je weet? Dat is heel belangrijk. Het is wezenlijk, dat je jezelf schuldig leert kennen, en ook steeds meer en steeds weer.
De tweede vraag: Vertrouw je op de Advocaat, op de Heere Jezus Christus? Vertrouw je dat Hij ook voor jou tussenbeiden treed? Dat Hij ook voor jou Zijn bloed, Zijn leven heeft gegeven? Dat Zijn bloed ook jou reinigt van alle zonden? Vertrouw je op Hem? Geef je jezelf aan Hem gewonnen? Geef je jezelf aan Hem over, en zeg je: ‘Heere Jezus, er is niemand anders in de hemel of op de aarde die mij liever heeft dan U. Er is niemand anders die mij redden kan. U alleen!’? Zó, lieve vrienden, en zo alleen ontvang je een rein geweten. Je geweten kan alleen gereinigd worden door het bloed van de Heere Jezus, door het geloof in de beloften van het Evangelie, van de volkómen vergeving der zonden. Ben je dan klaar? Ja, dan ben je zalig, daar kan niets aan worden toegevoegd en er kan nooit meer iets van worden afgedaan. Dan ben je zalig. Herken je in jouw leven dit geloof in de Heere Jezus Christus?
Ben je dan klaar? Nee, dan ben je niet klaar. Dan komen we bij de tekst (vers 16): ‘En ik oefen mijzelf hierin’, zegt Paulus ‘om altijd een onergerlijk geweten te hebben, voor God en voor de mensen.’