Ja de Wet is ook prachtig, niet om daardoor gerechtvaardigd te worden, maar omdat Christus die Wet vervuld heeft en God mij daarom door Hem wil aanzien alsof ik zelf die Wet vervuld had. Zo ben ik rein voor Hem. Zal ons hart dan niet naar Hem uitgaan, om uit dankbaarheid voor wat Hij voor en in ons gedaan heeft, naar Zijn Wet te leven? Maar de genadeleer is zo verduisterd, overal moet men wel iets meenemen om de voltrekking van het Heil doorgang te laten kunnen vinden. Bij de één zijn dat goede werken, bij de ander zondekennis, wetticisme, nederigheid, etc.
Terwijl men maar niet wil zien, dat degene die oprecht bekommerd zijn over hun zonden, alreeds in Christus zijn ingeënt. Oprechte bekommering over de zonde is de natuurlijke mens volslagen vreemd. De natuurlijke mens heeft enkel een droefheid naar de wereld die de dood werkt. Maar de droefheid naar God werkt een onberouwlijke bekering tot de zaligheid. Onberouwlijk van beide kanten. Zowel van Gods kant als van de kant van de zondaar. Daarom is het verbond wat Hij met Zijn geestelijk volk maakt een eeuwig verbond. Dit in tegenstelling tot wat de Remonstranten beweren, dat men het Verbond ongedaan kan maken.