Marnix schreef:Maar vaak willen mensen zelf eerst vanalles doen om een plekje aan het avondmaal "te verdienen". Je moet het eerst goed maken met God... en dan kan je aangaan.
Het ironische is nou juist dat juist in reformatorische kringen wordt benadrukt dat je er zelf niets voor kunt doen om het te verdienen, en dat het raadzaam is om dat radicaal uit je hoofd te gaan zetten. Dus als je dat zegt zullen ze je meteen bijvallen, terwijl het verschil toch blijft bestaan. Blijkbaar worden bepaalde bewoordingen dus van een heel verschillende inhoud voorzien.
Het verschil zit 'm denk ik in de uitgangspositie.
- Bij de zwaardere kerken is die zo: je bent als adamskind geboren, onverzoend. En nou moet er wat gebeuren in je leven. God moet je bekeren en wederbaren. Als God dat doet, dan gebeurt er dit en dat in je leven, en dan voel je dit en dat. (Ontdekking aan schuld, daar een speciaal verdiept inzicht in krijgen, denken dat de verlossing onmogelijk is omdat je schuld zo enorm is, wanhopig worden, een verzoenende daad van God ervaren zodat je op een wonderlijke manier uit de nood gered wordt, en dan ben je bekeerd.) Geen wonder dat je dan sterk naar binnen gericht wordt en getraind om je ziel te scannen op wat daar allemaal gebeurt. Je hebt dan dus eigenlijk niks aan het objectieve heilswerk in Christus, tenzij het je subjectief duidelijk wordt gemaakt.
- Andere christenen zien het zo: Christus heeft zijn heilswerk volbracht. Hij heeft geleden, is gestorven, en opgestaan. Nou mogen wij daarop vertrouwen, en van daaruit leven. Onvolkomenheden staan dat geloof niet in de weg. We hoeven niet op onszelf te blijven zien. We mogen ons oog op Christus richten, en zo de goede strijd van het geloof strijden. Dan mogen we vertrouwen dat het goed is tussen God en ons. (Daarbij moet niet vergeten worden dat Gods verbond het objectieve bewijs is wat hieronder ligt.)
In het eerste geval wordt het niets-kunnen-doen aangegrepen als reden tot twijfel en afwachten. In het tweede geval wordt het niets-kunnen-doen positief aangegrepen als reden voor vertrouwen op God en juist niet op onszelf te zien maar op Christus.
M.i. is het enorme nadeel van dat eerste: enorm veel wordt aan je eigen beoordeling overgelaten. Bovendien wordt het onderwijs (Torah) van Mozes op die manier compleet genegeerd.
Ik denk dan speciaal even aan Deuteronomium 30:12-14, waarbij ik voor de duidelijkheid ook even de verzen 10 en 11 ervoor zet:
10 Wanneer gij der stemme des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, houdende Zijn geboden en Zijn inzettingen, die in dit wetboek geschreven zijn; wanneer gij u zult bekeren tot den HEERE, uw God, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
11 Want ditzelve gebod, hetwelk ik u heden gebiede, dat is van u niet verborgen, en dat is niet verre.
12 Het is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen?
13 Het is ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen?
14 Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen.
Paulus haalt die woorden aan, en beschrijft daarbij de vorm die dat in zijn tijd concreet gekregen heeft, Romeinen 10:7-9:
6 Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen.
7 Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen.
8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
En ik citeer daarbij enkele kernzinnen uit het commentaar van dr. S. Greijdanus over deze verzen:
Heeft Paulus nu maar enkele woorden uit Deut. 30 gebruikt om zijne eigene gedachten daarmede uit te drukken? Tracht hij zijne denkbeelden voor te stellen als reeds door Mozes uitgesproken, maar laat hij dezen daarbij iets gansch anders zeggen, dat hij wezenlijk uitspreekt? Integendeel, hij grijpt de diepste gedachten, die in Deut. 30:12-14 tot uiting komen, en neemt natuurlijk slechts die delen, welke hij in dit verband noodig heeft, maar verwringt den zin van het oorspronkelijke niet, doch laat dien in zijne eigenlijke kern aan het licht treden.
(Kommentaar op het Nieuwe Testament, VI-2, Romeinen 9-16, dr. S. Greijdanus, Amsterdam 1933, blz. 455)
Ik vind die zwaar-bevindelijke manier eigenlijk een poging om zelf in de afgrond neer te dalen en naar de hemel proberen op te klimmen.
Je kunt die visie m.i. uitsluitend volhouden als je vooral het NT leest, en wellicht ook nog hele delen van het OT, maar de Torah van Mozes (de eerste 5 boeken) niet al te nauwkeurig bestudeert en vooral de essentie daarvan niet begrijpt.
Want als Mozes ons èrgens niet toe oproept, dan is het wel dat zielegestaar. Nee, Mozes schreef ook geen wet uitsluitend voor diepe schuldontdekking, om op die manier uiteindelijk nog eens bij de Verlosser uit te komen. Mozes hield een weg van gehoorzaamheid voor. Door Gods geboden te doen bewees je als mens praktisch dat je in het geloof was. Daarvoor was geen zielegestaar nodig. Je kon je aandacht gewoon naar buiten houden, en normaal mens blijven, zonder zombieachtige introvertheid.
Als ik dus de visies lees zoals die door mensen als essie en mystery naar voren worden gebracht, dan denk ik daar dit bij:
- als iemand als ds. Moerkerken dit leest kan dat zijn goedkeuring wel wegdragen en zal hij het glimlachend lezen,
- maar het negeert ondertussen compleet een zeer fundamenteel deel - het begin waarin de eerste fundamenten gelegd worden! - van de Bijbel, zodat je een in zijn fundamenten scheefgetrokken visie hanteert.