Vanmorgen had ik een kort gesprek met iemand, zij was langdurig ziek geweest, nu gelukkig hersteld en ze liep eerst over van dankbaarheid.
Maar na een poosje werd dat eigenlijk vanzelfsprekend, dat dankbare gevoel ebde weg.
Ze las in Lukas 17:
En het geschiedde, als Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden van Samaria en Galilea ging.
En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden van verre;
En zij verhieven hun stem, zeggende: Jezus, Meester! ontferm U onzer!
En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven den priesteren. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.
En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende.
En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan;
En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen?
En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u behouden.
En kwam toen zo in de schuld.
Nu loop ik daar ook over na te denken. Zijn we eigenlijk niet allemaal zo?
Als een geliefde of wij zelf van een ernstige ziekte mogen genezen, zijn we zo dankbaar en danken de Heere voor Zijn weldaden. Maar dat verdwijnt, het wordt "gewoner".
Tel uw zegeningen, tel ze één voor één.
Hoe komen wij nu toch tot die oprechte dankbaarheid? Is dat mogelijk vanuit onszelf?