Titus schreef:Ik belandde vanochtend min of meer per ongeluk op dit forum, dat ik nog niet kende. En vervolgens heb een tijdje geïnteresseerd in allerlei berichten zitten lezen. Maar nu moet me toch iets van het hart: mijn hemel, wat een somberheid!
Als ik wat ik tot nu toe gelezen heb in één woord zou moeten karakteriseren, is het dit woord: somber. En als ik er nog eentje mag noemen, dan misschien dit: moedeloos.
Moet het geloof, het geloven in God, of het zoeken naar God, niet op de eerste plaats iets vreugdevols zijn? Is het evangelie niet de blijde boodschap? Is het geloof niet bedoeld om inspiratie te vinden, om elkaar te bemoedigen, in plaats van de put in te praten?
En verder, gezien het feit dat aan die somberheid duidelijk vaak een grote (geloofs)twijfel te gronde ligt: hoort twijfel niet bij het geloof? Hebben alle grote voormannen (en -vrouwen) van het geloof niet hun twijfels gehad? En is twijfel niet inherent aan het feit dat God voor een gewone sterveling per definitie ongrijpbaar en onbegrijpbaar is? Waarom dan al die somberheid?
Ik weet natuurlijk niet wat je allemaal wel of niet hebt gelezen op dit forum, maar je waarneming van die somberheid is eigenlijk best opmerkelijk goed getroffen.
Ik loop daar in dit forum, als uitvloeisel van een bepaalde geloofsleer, zelf ook veel tegenaan, tot mijn verdriet. Juist op momenten dat het gaat over geloof zou je iets anders verwachten. Immers, wie gelooft zal zalig worden en wij worden gerechtvaardigd door geloof, zegt de Bijbel! Geen reden voor somberheid dus.
Dat dat in reformatorische kringen toch vaak zo is, komt omdat er wel heel veel over geloof gepraat wordt, maar dat het in de meest orthodoxe kringen heel erg moeilijk gemaakt wordt (om niet te zeggen onmogelijk) om van zichzelf te erkennen dat men echt gelooft.
Dat echte geloof zou inderdaad tot vreugde leiden en tot dankbaarheid. Maar ja, als je nooit durft of mag erkennen dat jouw geloof ook een écht geloof is, dan blijft dat allemaal achterwege en is er geen blijdschap en dankbaarheid. Vanwege die onzekerheid natuurlijk.
Is het wel écht? Dat is de hamvraag voor veel refo-christenen. En het onuitgesproken antwoord in stilte is o zo vaak: vast niet!
Dat komt omdat men een hele serie voorwaarden en kenmerken heeft bepaald waaraan een echt geloof moet voldoen. Op tal van manieren kan je geloof als ónecht worden gewaarmerkt. Door anderen of door jezelf. Er zijn echt legio uitdrukkingen in omloop die alle beschrijven hoe een nep-christen er uit ziet, wat een onechte gelovige denkt en voelt, hoe er een ingebeeld geloof kan zij dat wel echt lijkt, maar het helemaal niet is.
Je kunt onvoldoende geloof hebben, een ingebeeld geloof, een tijdgeloof, een historisch geloof en nog veel meer pseudo-geloven.
Wat ze allemaal gemeen hebben is dat het mooi lijkt, mooi voelt, mooi klinkt, maar dat het allemaal helemaal niks voorstelt. Niks! Je gaat er gewoon mee verloren. En de achterliggende gedachte is: er is meer schijngeloof, dan waar geloof.
Je voelt, dan wordt het echte geloof wel een grote zeldzaamheid En bekruipt de gedachte je steeds meer dat het echte geloof er waarschijnlijk nooit zal komen! Als al die voorwaarden echt eerst vervuld moeten worden......
Aan alles wordt ook getwijfeld. Als je een gebed bidt, als je een stuk uit de Bijbel leest, als je getroffen wordt door een gedeelte uit een lied, een preek of een gesprek. Dat hoor ik nou wel, dat lees ik nou wel, dat voel ik nou wel, dat trekt me nou wel aan, maar ja...wie zegt dat het echt is?
Kijk, als je die bagage niet hebt, dan ben je blij met alles waardoor je hart getroost wordt. Dan heb je geen redenen om dat te wantrouwen. Dan kun je spontaan luisteren, reageren, blij worden, verrast worden, opkijken en de boodschap dankbaar ontvangen. Je hebt geen reden om te denken dat het niet echt zou zijn. Het komt gewoon recht je hart binnen en je wilt er meer van horen, meer van weten, je raakt er emotioneel aan gebonden. Het wordt iets belangrijks en je begint er naar terug te verlangen, je gaat op zoek naar meer. Dat is de gewone weg waarin iemand langzamerhand de weg van het geloof begint te bewandelen. Uiteraard met bergen en dalen, maar die serieuze diepgaande twijfel is er in die beginmoment helemaal niet. Je laat je dus ook niet tegenhouden door die twijfels, ze laten je niet terugkeren op je schreden, je wimpelt het niet bij voorbaat af met een zwaarmoedig "het zal wel niet van God komen". De Geest wordt, om het Bijbels te zeggen, niet uitgeblust.
Maar als je opgevoed bent met de gedachte dat het echte geloof een grote zeldzaamheid is dat maar aan weinig mensen wordt gegeven en dat er zeer veel kenmerken van dat ware geloof aanwezig moeten zijn voordat je het een waar geloof mag noemen, ja, dan ga je natuurlijk bij elke gedachte aan God, bij elk gevoel, elke indruk of ervaring die je in je hart krijgt, direct twijfelen. Juist omdat gezegd wordt dat het valse geloof gepaard gaat met gevoelens en indrukken die heel erg lijken op die van het ware geloof. Allemaal schijn! is de waarschuwing constant.
Ik weet zeker dat iemand in deze psychologische fuik, als het gaat om de dingen van God die eeuwigheidswaarde hebben, altijd zal gaan voor de veiligste weg: telkens is er de neiging om te zeggen: het zal wel niet echt zijn, het zal wel inbeelding zijn, ik zal mezelf wel vergist hebben, ik moet niet zomaar denken dat dit echt van God is, ik doe aan een eigenwillige godsdienst.
Er zijn mensen in deze kring die dat tegen elkaar en jegens zichzelf een heel leven volhouden. Die weten zeker (dat is hun enige zekerheid zou je kunnen zeggen) dat ze géén waar geloof hebben. En die zekerheid wordt dan zelfs nog iets om trots op te zijn: anderen zeggen zo makkelijk dat ze geloven, dat ze een kind van God zijn, maar ik gelukkig niet: ik weet dat ik geen ware gelovige ben, dat ik met mijn schijngestalten niet voor God kan bestaan en voor eeuwig verloren zal gaan.
Het ongelovig zijn en blijven wordt zo tot een soort identiteit, tot een soort keurmerk van echtheid.
Het is pas echt als je geloof niet echt is (zo'n soort kronkel).
Wij, van de zware kerk, wij gaan niet allemaal naar de hemel en zo is het en niet anders!
Gods Woord zegt ons dat we verloren gaan! Dat is Bijbels!
En dat geloven we!(nou ja "geloven", we bedoelen: "dat weten we zeker".)
Maar hoe verschrikkelijk is deze identiteit. Het kan niet anders leiden dan tot grote somberheid. Er is geen hoop. Het is weliswaar allemaal Gods wil dat we geen genade en geen geloof krijgen, zeker, maar daarmee is ook gezegd dat de wanhoop niet wordt weggenomen en ook nooit meer weggenomen kan worden! Als God het namelijk niet wil....!
Genade is zo'n zeldzaamheid, dat het vast en zeker aan mij voorbij zal gaan!
Niet voor niets draagt men veel zwart. Het is het zwart van deze wanhoop. Nooit zekerheid. En o wee, wanneer iemand eens iets te vrijpostig is en misschien voorzichtig zou willen opperen dat hij toch echt gelooft. Die heeft behoorlijk wat uit te leggen en men rust niet totdat zo iemand zal toegeven dat hij er toch niet helemaal zeker van is, dat hij zichzelf toch nog eens goed moet onderzoeken, want je vergist jezelf immer zo snel!
Dan is de rust weer terug in de tent. De rustgevende gedachte dat we met elkaar ongelovigen zijn en blijven.
Merkwaardig, maar het is toch echt zo.
Het enige dat nog overblijft is deze waarheid zelf, de oude waarheid zoals men zelf graag zegt.
Maar het is een harde waarheid. Velen hebben zich neergelegd bij de gedachte dat het voor hen voorbij is,
o en voorgoed voorbij (om met de dichter J.C. Bloem te spreken).
Maar of dit ook in de Geest van de Bijbel en in de Geest van Christus is?
Is somberheid een kenmerk van het ware in de christelijke gemeente?
gravo