GDK schreef:Mooie en leerzame bijdrage. Maar hoe moeten we nu Romeinen 1 lezen?
(...)
Staat hier niet precies het tegenovergestelde van wat jij beweert? En als dat zo is, hoe erg is dat?
Een hele scherpe opmerking en ook een goed gekozen Bijbelgedeelte.
Mijn stelling was dat de Schepping, zoals die in Genesis wordt verteld, zich aan ons zicht onttrekt door de zondeval en de verbanning uit het Paradijs. Onze ogen zien nu onmiskenbaar andere dingen van de Schepping, zaken die niet overeenkomen met Genesis. De Schepping behoort dus tot ons geloofsgoed, dat we wel koesteren en verwachten, maar niet in handen hebben.
Jouw vraag is: als het wezen van de Schepping dan zo verborgen is in de mysteriën van het geloof, hoe kan diezelfde Schepping volgens Romeinen 1 dan toch nut hebben om ongelovigen niet onschuldig te houden?
God heeft hen namelijk
datgene wat gekend kan worden van God geopenbaard. En dat is de Schepping, zegt Romeinen.
Er wordt een sterk onderscheid gemaakt tussen wat niet van God gekend kan worden en wat wel. Wat we niet van God kunnen kennen, is Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Dat is vreemd, want als we van God Zijn goddelijkheid niet kunnen kennen, dan kunnen we eigenlijk niets van Hem kennen.
Maar de Schepping is klaarblijkelijk een middel om toch nog iets van God te kunnen kennen.
Dat is denk ik precies het onderscheid wat onze belijdenis ook maakt. Wij kennen God uit de Natuur en de Schriftuur. het Boek der Natuur wordt met ons verstand gekend (Rom. 1,20). Tegenwoordig zouden we zeggen: door de wetenschap. Objectief, waarneembaar voor het menselijk (ongelovige!) oog. Want in Romeinen wordt hier gesproken over de goddelozen en onrechtvaardigen.
Die ontvangen dus een blik op datgene wat zij wel kunnen kennen van God. Dat is de werkelijkheid om ons heen, de Natuur. Alles wat wij dus door microscoop of telescoop zien, mogen wij, lezers van de brief aan de Romeinen, zien als een openbaring van God, althans als iets van God dat we kunnen kennen, als iets dat ook zou moeten leiden tot erkenning van God. Wat kennelijk niet gebeurt, want uit alles blijkt dat deze kennis niet leidt tot gehoorzaamheid, blijkt uit het vervolg van Romeinen 1.
Dus, de kennis van God die ons onze verontschuldigingen uit handen slaat, is slechts een summiere, op het verstand berustende kennis van God. En dat is beslist niet de geloofskennis. Die ontvangen we via de (verkondiging van) de Schriftuur.
Ik blijf er zelf dus bij dat we alle reden en alle vrijheid hebben om met de wetenschap de Natuur te onderzoeken en dat we ook eerlijk mogen en moeten zeggen dat we daarin niet aantreffen wat we als geloofsgoed koesteren. En dat is volgens mij een bewijs van de stelling uit Romeinen, dat dit onderzoek slechts beperkte kennis van God oplevert. Kennis die niet tot geloof leidt en ook niet zalig maakt.
Die kennis is niet verkeerd, vals of ten onrechte (de wetenschap ontdekt met recht de natuurlijke werkelijkheden van de ouderdom van het heelal en de aarde), maar het is geen geloofskennis.
Wel gaat er een waarschuwing uit aan wetenschappers en alle mensen die de natuur hebben leren kennen of zij niet moeten antwoorden op hun indringende intuïtie dat de natuur niet voor niets is zoals ze is.
Moeten de verwondering, de verbazing en het ontzag voor wat we allen zien in het heelal en op onze aarde (inclusief het wonderlijke leven van onszelf en om ons heen) ons niet tot bezinning brengen? Zouden we ons niet moeten afvragen waarom dit alles er eigenlijk is en waarom er niet veeleer niets is?
En zouden we dan het godsbesef dat in ons opborrelt niet moeten waarderen? Romeinen zegt dat als we deze openbaring minachten, dat we daar dan verantwoording over af moeten leggen.
gravo