De acceptatie van de evolutietheorie als een aannemelijke verklaring voor het ontstaan van soorten, inclusief de mens, kan volgens mij consequenties krijgen voor de volgende onderwerpen:
- De al genoemde relatie tussen dier en mens zal worden herzien. Meer gelijkheid, minder hiërarchie. Betekent dit overigens dat we met de mens gaan doen, wat we met een dier doen? Of is het net andersom: gaan we met een dier om, zoals we met een mens omgaan? Of staan we toe dat dieren met ons doen, wat wij mensen met dieren doen? Homo homini lupus of Lupus lupo homo? Beide mogelijkheden staan volgens mij open. Of niet? Is er toch een kwalitatief onderscheid in de evolutie ontstaan, waardoor de ene soort intrinsiek meer is dan de andere soort?
- Omdat op de evolutie-tijdlijn ergens 'bewustzijn' ontstaat, is er ook een onderscheid tussen de tijd waarin leven niet gepaard gaat met bewustzijn en een tijd waarin het leven wel gepaard gaat met bewustzijn. Voor de theologie betekent dit dat we onderscheid moeten maken tussen een tijd, waarin God nog niet gedacht werd en een tijd waarin dat wel gebeurde. Ergens is de godsdienst ontstaat. Ergens is dus ook het bewustzijn van openbaring ontstaan. Er is een lange, lange tijd geweest waarin er wel leven was, maar waarin dat leven geen openbaring kon ontvangen. De vraag is dus of er wel sprake was van openbaring (van het bekend zijn of bekend worden van God) vanaf het moment dat het leven ontstond tot aan het moment dat men zich bewust is van wat openbaringen genoemd worden. wat betekent dit voor ons openbaring-begrip en de eeuwigheidswaarde die wij daar vaak aan hangen?
- De vraag naar de zinnigheid van de werkelijkheid. Doelloosheid of doelgerichtheid, gewenst zijn of toevalligheid, zinloosheid of zinvolheid. Waarom is er iets (en niet veeleer niets)? Is dat op zichzelf nog wel een terechte vraag, nu we ons geen enkel idee kunnen vormen waarom alles begon en zich vervolgens evolueerde? Als zin niet vast staat (maar hooguit een benoeming is...zingeving) welke ethiek is dan nog op te bouwen? Als goed en kwaad net zo goed contingente benoemingen zijn: "laten we dit kwaad noemen en dat goed"...hoe lang gaat die ethiek dan mee en welke consistentie, welke onverbrekelijke, eeuwige waarden zijn er dan nog? Morgen kan het anders zijn, want wij veranderen voortdurend en de richting waarin we veranderen staat niet vast.
- De visie op de dood. Als we dezelfde wetmatigheden waarmee het sterke leven zich ten koste van het zwakke leven kon verspreiden ook in die mate op onszelf toepassen, welke conclusies trekken we dan over ziekte en dood? Zijn de vroegtijdige afvallers ook definitief de onnuttige, de onbruikbaren, de in de weg lopers voor de toekomst? Is de dood een zegen voor het leven?
- De visie op de hiërarchie van de geslachten. Geeft de evolutie ons (onbewust) de raad om eerdere vormen als nog-niet-voldoende-ontwikkelde vormen te zien? Wetend dat de evolutie zich van eencellige heeft ontwikkeld tot hoog bewustzijn (de mens)? Is de volgende stap in die ontwikkeling per definitie een hogere stap en wordt daarmee ook de wetmatigheid ingebouwd dat vorige generaties kwalitatief minder zijn? Zowel lichamelijk, geestelijk als wat betreft de gedachten en ideeën? Past in dit bewustzijn dan ook eerder het afscheid nemen van alles wat eerder was? Dingen, culturen, ideeën, mensen, gedachten? En ligt het grote Heilige Boek van kennis dus nooit in het verleden (zoals godsdiensten zeggen), maar veeleer in de toekomst? Oftewel: alles wat het beste is, het mooiste en het schoonste, dat moet allemaal nog komen. Dat ligt nog in de schoot van de evolutie verborgen? De toekomst is Heilig? Het heden is achterhaald. Laten we dat dan ook maar zo snel mogelijk een zachte dood sterven (euthanasie?).
Zomaar wat vragen die bij mij opkomen, wanneer ik de aanvaarde evolutietheorie beschouw op haar mogelijke huidige en toekomstige invloed op ons denken en handelen. Ik word er overigens niet vrolijk van, maar dat is weer wat anders.
In deze moeite is waarschijnlijk de grote terughoudenheid te bespeuren die christenen over het algemeen hebben, wanneer zij gevraagd worden "even snel" de laatste wetenschappelijke inzichten over te nemen. Meestal komt er een gigantische culturele, sociale en geestelijke impact achteraan, waar wetenschappers van het reductionistische soort niet zoveel oog voor plachten te hebben. En dan vooral op de terreinen waar godsdienst zich over uitspreekt: eeuwige waarden, ethiek, zin en doel van het leven.
Ik vind dat ik als christen de moed moet hebben om dat wat aangetoond wordt ook als aangetoond te beschouwen (in dit geval de evolutie-theorie), maar de consequenties mogen niet uit het oog verloren worden.
Wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart.
gravo