Berichtdoor Johan100 » 11 apr 2017 10:20
Overzicht van de orde der gebeurtenissen voor en na de komst des Heeren!
Israel onder Romeinse heerschappij!
1) De geboorte van Jezus, de Koning der Joden.
Mattheus 2: 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
Israëls verharding.
2) Dood en opstanding van Jezus.
3) Hemelvaart van Jezus.
Handelingen 1:9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.
4) Uitstorting van de Heilige Geest. Handelingen 2.
5) De Gemeente, het verborgen lichaam van Christus
Efeze 1:22-23 En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Welke Zijn lichaam is, [en] de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.
Efeze 3:3-6 Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige [woorden] te voren geschreven heb;
Waaraan gij, [dit] lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus),
Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door den Geest;
[Namelijk] dat de heidenen zijn medeerfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie;
Rom. 12:4-5 Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
Kol 1:24-27 Die mij nu verblijde in mijn lijden voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de Gemeente;
Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods;
[Namelijk] de verborgenheid, die verborgen is geweest van [alle] eeuwen en van [alle] geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen;
Aan wie God heeft willen bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid;
1 Kor. 12:12-27
12 Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, [maar] één lichaam zijn, alzo ook Christus.
13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt.
14 Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele [leden].
15 Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?
16 En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
17 Ware het gehele lichaam het oog, waar [zou] het gehoor [zijn]? Ware het gehele [lichaam] gehoor, waar [zou] de reuk [zijn]?
18 Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.
19 Waren zij alle [maar] één lid, waar [zou] het lichaam [zijn]?
20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch [maar] één lichaam.
21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
22 Ja veeleer, de leden, die [ons] dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig.
23 En die ons dunken de minst eerlijke [leden] des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke [leden] hebben overvloediger versiering.
24 Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan] [dezelve] heeft;
25 Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.
26 En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.
27 En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
en de bruid van Christus
Efeze 5:31-32
31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen tot één vlees wezen. 32 Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg [dit], [ziende] op Christus en op de Gemeente.
(wordt vervolgd)
(..)Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.(..)Rom.3.