Berichtdoor aartje » 29 nov 2005 13:20
In hoofdstuk 20 zien we dat de duivel voor duizend jaar gebonden wordt. Christus noemt hem de vorst van deze wereld. Het is dus duidelijk dat het koninkrijk van Christus nog niet is aangebroken. Gelukkig komt er niet alleen een engel uit de hemel om de satan te binden, er gebeurd meer! Anders zou de blijde toestand op de aarde van korte duur zijn, omdat de mens vanuit zichzelf verdorven is. Christus gaat zitten op de troon van Zijn vader David. Dit koninkrijk noemen we het duizendjarig rijk, omdat in de Openbaring gezegd wordt, dat de duivel duizend jaar gebonden zal zijn en de heiligen duizend jaar met Christus zullen heersen (vers 6). Nergens anders in de Schrift rodt de duur van het koninkrijk genoemd, maar alle profeten van het oude testament vertellen wel van de kenmerken van dit rijk. De Heer Zelf srak er veel over tijdens Zijn verblijf op de aarde. De apostelen hebben het ook veel over het koninkrijk, zowel in hun prediking als in hun brieven.
Het koninkrijk bestaat nu ook al, maar door de verwerping van Jezus is het in een heel bijzondere toestand. Want de Koning is naar de hemel gegaan, om op de tijd door de Vader bepaald, terug te komen. Dan wordt het koninkrijk in heerlijkheid opgericht en nadat er duizend jaar zullen zijn verlopen geeft Hij het, na de korte loslating van de satan, over aan de Vader terug. Met de woorden van Paulus in 1 Kor. 15: opdat God zal zijn alles en in allen! Wat een geweldige toestand moet dat zijn; een eeuwigdurend 'JAHWEH SJADDAI in allen'!
Ik ben chiliast (welke vorm precies weet ik niet) en dat ben ik na veelvuldig onderzoek van, naar, in en door de Schrift. Ik ben er van overtuigd dat er een opstanding van de rechtvaardigen is en een opstanding van onrechtvaardigen. (Luk. 14:14, Hand. 24:15) Hoewel niet duidelijk, wordt hier het verschil in karakter van opstanding gegeven. Nog sterker is dat bij de benaming: "opstanding uit de doden". Deze term betekent: "opstanding van tussen de doden uit". Hier gaat het dus niet allen om een verschil in karakter, maar ook om een onderscheid in tijd. De discipelen begrepen eerst niet wat het betekende, ze vroegen er dan ook na (Mark. 9:10). Ze kende wel de gedachte van opstanding in het algemeen. Met "opstanding uit de doden" wordt dus iets anders bedoeld. Na de opstanding van de Here Jezus wisten ze het wel en predikten ze dit ook: niet opstanding uit de dood, maar uit de doden. (Luk. 20:35) Men heeft er dus niet automatisch deel aan, zoals bij een algemene opstanding het geval zou zijn. Er wordt dus in de bijbel beslist geen algemene opstanding geleerd. Dit blijkt ook uit 1 Thess. 4, waar hier al veel over gezegd is. In deze tekst wordt er duidelijk gesproken over opstanding van de doden in Christus. Bij dit alles sluit Openbaring 20 weer mooi aan en spreekt van twee opstandingen. De eerste opstanding; ten leven en 'de opstanding vna de overige doden': ten oordeel voor de grote witte troon.