Wilko schreef:Wat betreft de situatie uit 1834 durf ik de stelling aan dat er mensen de NHK uitgedreven zijn (als het al niet door dwang gebeurde, dan toch zeker wel door drang). In elk geval wekte de NHK toen niet de indruk dat men de mensen die er buiten stonden graag terug wilde hebben. Voeg daarbij de sterke arm van de staat die te hulp werd geroepen (bijeenkomsten van meer dan 19 personen uit de afgescheiden kerk werden verboden, er werden mensen die zich hier niet aan hielden in de gevangenis gezet, de afzetting uit het ambt van verschillende predikanten, het uitoefenen van tucht in de kerk werd verboden enz. enz.) en je kunt wel stellen dat de NHK minstens zoveel schuld had aan die kerkscheuring als de afgescheidenen.
Mee eens.
In de NHK is nooit een sterke binding aan de belijdenisgeschriften geweest en dat was ook 1 van de redenen tot afscheiding: niet alleen de orthodoxie was belangrijk, maar ook de orthopraxie. In de optiek van de afgescheidenen is de term "in gemeenschap met de belijdenis der vaderen" daarom een vrijbrief voor vrijzinnigheid en dat bleek in de praktijk dan ook.
Het rare is dat de grondslag nooit veranderd is. Waarom was de NHK in 1834 opeens vals geworden? Ik zou geen bijbelse reden weten. De synode was het die ontrouw was aan de grondslag van de kerk. Maar was het in het OT ook niet met de priesters in de tempel. Was het ook niet zo met de Farizeen en Schriftgeleerden die ten diepste ontrouw waren aan wet en evangelie? Toch bleven de profeten en de Heere Jezus, Simeon en Anna in de tempel, ondanks de onbijbelse en hypocriete leiding die er gegeven werd. Ook Paulus schreef zijn gemeenten niet af omdat er verschrikkelijk Avondmaal gevierd werd, de opstanding geloochend werd. De term "in gemeenschap met" werd pas in 1951 geintroduceerd en was geen reden voor de afgescheidenen om in 1834 of 1886 af te scheiden. Het was blijkbaar iets anders, maar wat dan?
Dat de grondslag van de kerk verandert als er "in gemeenschap met" staat bestrijd ik. Ten eerste blijf je instemmen met de belijdenis der vaderen, die verandert dus niet als grondslag. "In gemeenschap met" is in het voordeel van de vrijzinnigen uit te leggen. De officiele uitleg is echter dat 'gemeenschap' meer bevindelijk wil spreken, meer dan een verstandelijk instemmen. Maargoed, het is in de loop der tijd als 'rekkelijk' uitgelegd. Precies waar de Bonders bang voor waren. Echter, in 1951 zijn tal van Bondsdominees aan te halen die verklaren dat de belijdenis gebleven is. De synode is echter ontrouw hieraan.
Een paar punten: voor afgescheidenen was het in die tijd (1834) zo dat de NHK plaatselijk vals was geworden (de afscheiding van 1834 is dus in de eerste plaats een plaatselijk gebeuren dat landelijke trekken kreeg). Sommige afgescheidenen gingen zelfs zover (te ver in mijn optiek) dat de gehele NHK vals was geworden. Overigens is dat laatste wel te begrijpen als je bedenkt dat er mensen waren die in die tijd vanwege hun exclusief gereformeerde overtuiging (ook een belangrijke uitdrukking in 2004!) in de gevangenis zijn gezet.
Verder is het voor afgescheidenen niet genoeg als de grondslag op papier goed is (zelfs daar zijn ze het niet mee eens trouwens). Dat is in hun optiek geen grondslag. Het gaat erom of dit in praktijk ook handen en voeten krijgt. Dat was in de 19e eeuw niet het geval.
In de tweede plaats was de afscheiding bepaald geen vrijwillige zaak. De afgescheidenen voelden zich door kerkrechtelijke en andere juridische procedures gedwongen een eigen weg te gaan. Pas gedurende het SOW-proces (!!) is er toenadering tussen een deel van de afgescheidenen en de NHK gekomen (helaas wel op andere gronden dan tijdens de breuk).
Voor wat betreft de term "in gemeenschap met": deze is inderdaad pas in 1951 ingevoerd. Daarvoor gold de reglementenbundel van 1816 die eigenlijk praktisch bepaalde dat de kerk (synode) geen leeruitspraken deed; er was dus volledige leervrijheid. In principe was iedere predikant dus vrij om te leren wat hij wilde, wat ook gebeurde. Naar ik meen waren er in de 19e eeuw predikanten die het bestaan van God ontkenden en er waren er ook die doopten in naam van geloof, hoop en liefde.
In dit opzicht is de kerkorde van 1951 een verbetering t.o.v. van de reglementenbundel, maar blijft nog steeds het hoofdbezwaar staan dat je het belijden van de kerk in principe zo uit kunt leggen, dat je er alle kanten mee op kunt. En tegen deze vorm van opvatting van het belijden is nooit door de synode aktie ondernomen, waarbij dus in de praktijk de grondslag (een term die volgens mij alleen in de rechterflank van de NHK wordt gebruikt) een wassen neus was. Ook hier komt het verschil tussen de NHK en de afgescheidenen naar voren. In de NHK is men kerkordelijk tevreden als het op papier enigszins gereformeerd is, voor de afgescheiden kerken is de praktijk het bewijs dat de NHK in elk geval sinds 1816 niet meer exclusief gereformeerd is geweest.
Wilko schreef:Als mij de vraag gesteld wordt wie er gelijk heeft: de GB of het Comite (de HHK), dan antwoord ik dat de huidige kerkscheuring wederom het gelijk bewijst van 1834.
Die snap ik niet, kun je het toelichten?
Zowel 1834 als 1886 als 2004 zitten allemaal op 1 lijn: er is verzet tegen de vrijzinnigheid van het synodebestuur en van grote delen van de rest van de kerk, dat in principe geen leeruitspraken wenst te doen. Het belijden van de kerk is voor de synode en voor een groot gedeelte van de kerk om het even. Bovendien geldt dat er geen werkelijke binding aan de belijdenisgeschriften was en ook niet zal komen. Daartegen was verzet van diegenen die opkwamen voor het exclusief gereformeerd zijn van de kerk en vandaar de scheuringen. Tot zover de overeenstemmingen tussen de verschillende scheuringen.
In 2004 komt daar nog bij dat de synode besloten heeft om een belijdenisgeschrift (de Augustana) aan de kerkorde toe te voegen om de lutheranen erbij te krijgen (dat is dus om kerkpolitieke\oecumenische redenen gebeurd, niet om inhoudelijk leerstellige redenen). Verder worden twee andere geschriften (Leuenberger Konkordie en Barmer thesen) als waardevol voor het belijden aangemerkt, ook vanwege kerkpolitieke redenen.
Voor de hersteld hervormden is deze zaak een breekpunt vanuit confessioneel oogpunt bezien (vandaar ook dat het synodebestuur van de PKN en de herstelden volstrekt langs elkaar heenpraten). Afgescheidenen zullen hierover eerder hun schouders ophalen, omdat de belijdenisgeschriften toch al geen volledige zeggingskracht hadden in de breedte van de kerk en dat ook niet zullen krijgen. Bovendien zijn ze er in 1834 en 1886 al achtergekomen dat het synodebestuur in principe geen leeruitspraken wenst te doen.
N.B. ik heb dit antwoord geschreven vanuit de optiek van de afgescheidenen waar ik oorspronkelijk toe behoorde (voor meer informatie zou je eens bij een broeder of zuster van de CGK of de GG te rade kunnen gaan). Zelf heb ik de mening zoals verwoord in m'n vorige post.

Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)