Twee evangeliën?

Open voor alle onderwerpen en meningen

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

Gebruikersavatar
schaapje
Generaal
Generaal
Berichten: 4527
Lid geworden op: 28 dec 2010 12:08

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor schaapje » 13 jan 2011 21:50

:lol: :lol: :lol: :lol: :lol:

hè hè,..eindelijk :lol: :lol:
Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 14 jan 2011 10:55

Nog eens even overgelezen (je hoeft beslist niet te reageren) maar jij schreef:
Hoe kunt u dan zeggen dat Petrus zijn boodschap slecht voor hen was?

Het woord 'slecht'heb ik nooit gebruikt! Maar om het prediken van een evangelie aan een verkeerde doelgroep te voorkomen, spraken Petrus en Paulus tóch af, om hun taken strikt te verdelen, want dan zou het voor beide groepen wel eens heel slecht af kunnen lopen.

Gebruikersavatar
schaapje
Generaal
Generaal
Berichten: 4527
Lid geworden op: 28 dec 2010 12:08

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor schaapje » 14 jan 2011 12:06

Meneer Strootman,

Ik heb een brandende vraag n.l. waar is de groep christenen, nu op dit ogenblik,
die volgens u het andere evangelie ontvangen hebben ?
Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 14 jan 2011 12:23

schaapje schreef:Meneer Strootman,

Ik heb een brandende vraag n.l. waar is de groep christenen, nu op dit ogenblik,
die volgens u het andere evangelie ontvangen hebben ?

Paulus was en is de apostel der heidenen, dus óók ónze apostel. Naar hem moeten wij luisteren! Het woord 'christenen' wordt echter nóóit voor gelovige heidenen gebruikt, dus daar moeten we eigenlijk rekening mee houden. Wel wordt van Joden gezegd, dat ze christenen werden genoemd. Ook Paulus gebruikte het woord heiden nooit, want volgens Romeinen 16.4b noemde hij de gemeenten die hij stichtte, gewoon: Heidengemeenten. In de bijbel worden wel tot geloof gekomen Joden, christenen genoemd. De Bijbel richt zich dan ook uitsluitend tot twéé groepen mensen, namelijk tot Joden en tot heidenen en volstrekt niet tot Joden,christenen en heidenen. Dat is dus eigenlijk verwerpelijk, omdat het enorme misvattingen heeft veroorzaakt. !

Gebruikersavatar
schaapje
Generaal
Generaal
Berichten: 4527
Lid geworden op: 28 dec 2010 12:08

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor schaapje » 14 jan 2011 14:31

Voor mij doet het er niet toe Mhr. Strootman hoe deze mensen genoemd worden,
maar mijn vraag was waar deze nu zijn; die christenjoden als ik zo zeggen mag.
Bestaat die groep nog?
M.v.g.
Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 14 jan 2011 18:47

schaapje schreef:Voor mij doet het er niet toe Mhr. Strootman hoe deze mensen genoemd worden,
maar mijn vraag was waar deze nu zijn; die christenjoden als ik zo zeggen mag.
Bestaat die groep nog?
M.v.g.

Dat weet ik eigenlijk niet, maar ik geloof niet, dat een dergelijke 'christelijke' groep bestaat. Wel weet ik, dat de Jood Levinas eens gezegd heeft, dat de joodse godsdienst eigenlijk een godsdienst is, die strikt aan dit volk gebonden is en daartoe dan ook beperkt moet blijven. Wij kunnen deze godsdienst dus onmogelijk als universeel- menselijk beschouwen. Het kan ook daarom nooit een missionaire godsdienst worden. Dat hebben joden wél geprobeerd in de heidengemeente van de Galaten, maar zoals je weet, is Paulus daar zeer fel tegen tekeer gegaan. 'Christenén' hebben altijd al gepoogd, zoals we ook op dit gespreksforum kunnen concluderen, om zich deze puur Joodse religie, toe te eigenen.Het hoofdoel daarbij was om de mens Jezus, die uitsluitend een Dienaar van besnedenen geweest is, uit de bodem van Israel los te rukken en Hem tot hun Zaligmaker te maken. Het gaat voor ons, heidenen, echter om de Géést, die in Hem was en die God óók in ónze harten uitgezonden heeft!

Gebruikersavatar
schaapje
Generaal
Generaal
Berichten: 4527
Lid geworden op: 28 dec 2010 12:08

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor schaapje » 14 jan 2011 19:21

@ Strootman

Ik begrijp nu uw bedoeling en ik dank u hartelijk voor uw antwoord. :D

Met vriendelijk groet
Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

Gebruikersavatar
elbert
Moderator
Berichten: 8730
Lid geworden op: 26 mei 2004 13:00

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor elbert » 14 jan 2011 20:32

P. Strootman schreef:"elbert" schreef:
Gal. 1:6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie,
7 terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien.
dan is de enig mogelijke conclusie dat er maar 1 evangelie is, dat vervolgens 2 adressen kent, nl. de voorhuid en de besnijdenis, d.w.z. de heidenen en de joden.

Je vergist je, elbert! Dat is trouwens geen wonder, want ook hier hebben de vertalers weer geknoeid. Volgens de grondtekst schreef Paulus over dit evangelie:
'Het is geen ander'
Voor het woord 'ander'gebruikt hij echter het woord 'allos'wat betekent: Van dezelfde soort. Hij bedoelde hiermee dus, dat het géén Goede Boodschap meer was, zoals het evangelie van Paulus, omdat het aan de verkeerde doelgroep verkondigd werd. Op zichzelf was het dus wel degelijk een Goede Boodschap! Het is dan ook absoluut ónmogelijk, dat beide evangelien onder één doelgroep, namelijk aan Joden én aan heidenen, verkondigd zouden kunnen worden.Nogmaals elbert: Dat is onmogelijk!
Ik zie hier wel geknoei, maar het zijn hier niet de vertalers die knoeien. Immers: allos betekent inderdaad "van hetzelfde soort". Maar er staat een woordje voor: "geen". Wat Paulus dus bestrijdt, is geen evangelie, punt. Dus een ketterij. Gepraat over een op zich goede boodschap aan een verkeerde doelgroep is hier niet aan de orde, daar laat de tekst geen ruimte voor. Dat verzin je er dus bij: integendeel, Paulus verwerpt deze ketterij met kracht. Paulus bestrijdt hier dezelfde dwaling als die in Hand. 15 reeds is afgewezen door Petrus, Paulus, Jakobus enz. enz.

P.Strootman schreef:Er zijn ongetwijfeld twéé evangelien, elbert, dat kan het water van de zee niet afwassen.
Geef me dan eens een voorbeeld uit de Schrift waar het woord evangeliën (meervoud) voorkomt? Als dat woord er niet is, is voor mij de kous af: er is maar 1 evangelie.

P.Strootman schreef:Ik begrijp absoluut niet, hoe jullie dit kunnen tegenspreken. Hoe kan de Bijbel zélf, zich in het evangelie der Besnijdenis, zich ooit richten tot ónbesnedenen? Hoe denken jullie dan over:
1)Het evangelie der Besnijdenis voor de besnedenen.
2)Het evangelie der Voorhuid voor de heidenen.
Zijn dit twéé verschillende Boodschappen, of niet?
Nee, dat zijn het niet. Met "der besnijdenis" wordt eenvoudigweg "voor/van de joden" bedoeld en met "der voorhuid" wordt "voor/van de heidenen" bedoeld. Daarmee is nog niet gezegd dat het verschillende boodschappen zijn, maar dat het Evangelie voor een bepaalde doelgroep bestemd is.
P.Strootman schreef:
Hand. 15:1 (...)
Kortom: Paulus keert zich in deze brief niet tegen Petrus, maar tegen de dwaalleraars, wiens leer door alle apostelen verworpen is.
Dat is juist! Maar wat wil je hiermee dan zeggen? Het gaat er toch niet om wie het verkeerde evangelie verkondigden, maar dat het gedaan werd!
Dat er hier niet sprake is van een tegenstelling tussen wat Petrus en Paulus leerden, maar tussen Paulus en Petrus aan de ene kant tegen de dwaalleraars aan de andere kant. De tegenstelling dus tussen het Evangelie en volstrekt geen evangelie. Dat is er aan de orde in de Galatenbrief en daarom ook kan Paulus degenen vervloeken die geen evangelie verkondigen.
P.Strootman schreef:Ik begrijp niet, wat je hiermee bedoelt. Het woord Messias zal er wel niet in voorkomen, want volgens Johannes 1,42 3n 43 is het woord 'messias' géén vertaling meer van 'Christus' maar betekentvoortaan: Christus.
Oke, mag ik opmerken dat dit volstrekt uit de lucht is gegrepen en bovendien nog onbegrijpelijk is ook? Daarmee mag ik aannemen dat de volgende beweringen ook waar zijn?:
- dat volgens Matth. 1:23 het woord Emmanuel geen vertaling meer is van "God met ons", maar voortaan betekent: "God met ons"?
- dat volgens Mark. 15:22 het woord Golgotha geen vertaling meer is van "Hoofdschedelplaats", maar voortaan betekent: "Hoofdschedelplaats"?
- dat volgens Joh. 1:39 het woord Rabbi geen vertaling meer is van "Meester", maar voortaan betekent: "Meester"?
enz. enz.
](*,) uhhh-smile

P.Strootman schreef:
Het evangelie der voorhuid: "met u, heidenen, is God vanouds anders omgegaan dan met de joden. Daarom hoefde (en hoeft) u de wet van Mozes niet te onderhouden en hoefde (en hoeft) u zich dus niet te laten besnijden. Echter, wij verkondigen u vanaf nu het evangelie: u kunt behouden worden door het geloof in de Zoon van God, Jezus de Christus. U hoeft daarvoor niets extra's te doen. Daarom: bekeert u en gelooft in Jezus Christus en u zult behouden worden."
Het verschil zit dus in de hoorders en de omstandigheden en niet in het evangelie.

Waar staat dit allemaal, elbert? Ik vind je niet zo duidelijk!
In Handelingen 15:7-11, waar Petrus (nota bene) zegt: 11 Maar wij (joden) geloven, door de genade van den Heere Jezus Christus, zalig te worden, op zulke wijze als ook zij (de heidenen). Als dat waar is, gaat het ook om hetzelfde Evangelie, want de heidenen worden in Hand. 15 niet tot onderhouding van de Sinaitische wet aangespoord en Petrus en de apostelen worden op dezelfde wijze zalig als deze heidenen.

P.Strootman schreef:elbert: Hoe denk jij over de woorden van Paulus aan Timotheus:
'Dit weet gij, dat allen zich van mij afgekeerd hebben'?
Dat waren, contextueel gezien, zowel Joden als niet-joden! Geef daar je mening eens over, als je wilt?
Als ik daar mijn mening over moet geven: ik lees in 2 Tim. 1:15 dat het om de leraars in Asia (het huidige Turkije) gaat.
15 Gij weet dit, dat allen, die in Azië zijn, zich van mij afgewend hebben; onder dewelke is Fygellus en Hermogenes.
Kortom: niet iedereen heeft zich van Paulus afgekeerd, maar alleen degenen in Azië.

P.Strootman schreef:Het woord 'christenen' wordt echter nóóit voor gelovige heidenen gebruikt, dus daar moeten we eigenlijk rekening mee houden.
Ook dit is zo'n bewering die uit de lucht gegrepen is. Als we de feiten nagaan, dan lezen we dat het woord christenen voor het eerst werd gebruikt in de heidense stad Antiochië, nota bene de eerste stad waar een gemengde joods/heidense gemeente ontstond (Hand. 11). Waarom werden die mensen (discipelen: leerlingen van de Heere Jezus) christenen genoemd? Om de eenvoudige reden om ze te onderscheiden van de andere groepen in de stad: joden en heidenen. Daarom dus, want christenen zijn van Christus en niet-christenen niet. Zo eenvoudig is het.
Let ook op dat ze zo genoemd werden: m.a.w. het waren niet-gelovigen die de christenen die naam gaven: "christiani". Er zijn echter ook handschriften bekend waarin een iets ander woord wordt gebruikt: "chrestiani" (1 letter verschil dus). Dat betekent zoiets als "braverikken". Kortom: het woord christen zou weleens van oorsprong een scheldwoord kunnen zijn. Alleen voor christenen is het een geuzennaam.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 14 jan 2011 21:39

elbert; Ik hoop morgen op je post in te gaan, maar Paulus bedoelde beslist niet, dat het geen evangelie meer was, dat de joden onder de heidenen wilden verkondigen.Nee, dat is niet juist! Hij schreef: 'Het is geen ander' (allos), dat wil zeggen, dat het 'op zich' wel een Goede Tijding was, namelijk het evangelie der besnijdenis, maar verkondigd aan de verkeerde doelgroep, was het géén ander meer d.w.z. niet meer van dezelfde goede soort, omdat het verkondigd werd aan de heidenen. Toen werd het een heteros-evangelie.Dus van een andere soort!

Gebruikersavatar
elbert
Moderator
Berichten: 8730
Lid geworden op: 26 mei 2004 13:00

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor elbert » 14 jan 2011 21:59

P. Strootman schreef:elbert; Ik hoop morgen op je post in te gaan, maar Paulus bedoelde beslist niet, dat het geen evangelie meer was, dat de joden onder de heidenen wilden verkondigen.Nee, dat is niet juist! Hij schreef: 'Het is geen ander' (allos), dat wil zeggen, dat het 'op zich' wel een Goede Tijding was, namelijk het evangelie der besnijdenis, maar verkondigd aan de verkeerde doelgroep, was het géén ander meer d.w.z. niet meer van dezelfde goede soort, omdat het verkondigd werd aan de heidenen. Toen werd het een heteros-evangelie.Dus van een andere soort!
Dat is een cirkelredenering: je gaat er bij voorbaat vanuit dat de boodschap an-sich goed is, maar aan de verkeerde mensen werd gebracht en het dus daarom een verkeerde boodschap werd. Dat kun je natuurlijk net zolang volhouden als je wilt, maar dat staat er niet op die manier: Paulus noemt dit nergens een "op zich wel een goede boodschap, mits aan de juiste mensen verkondigd".
Hij zegt wel: "deze mensen proberen het Evangelie van Christus te verdraaien" (Gal. 1:7). Een verdraaid (veranderd) Evangelie wil zeggen dat het dus geen kwestie van doelgroep is die verkeerd is, maar van inhoud: de inhoud zelf is verkeerd geworden. Het woord metastrefo dat hier gebruikt wordt, wordt op nog 2 plekken in de Bijbel gebruikt: in Hand. 2:20 waar het gaat om de zon die veranderd wordt in duisternis en in Jak. 4:9 waar het lachen veranderd wordt in treuren. Dat is ook wat er met het Evangelie gebeurt als ketters het gaan verdraaien: dan is het een ander evangelie (dat eigenlijk die naam niet waard is) en van zulke mensen zegt Paulus: "die zij vervloekt".
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 15 jan 2011 09:16

elbert,
Vóórdat ik je ga antwoorden, elbert, wil ik je eerst een vraag stellen:
Ontken jij pertinent, dat er in de Bijbel sprake is van 2 wel te onderscheiden evangelien? Zo ja, dan ga ik niet op je laatste post in, want ik heb geen zin in een welles-nietes discussie, elbert. Dat past ons niet! Voor mij staat onwankelbaar vast, dat we de Geest niet ontvangen tengevolge van werken der wet (het evangelie der Besnijdenis), maar door geloof(het evangelie van Paulus).Geloof, dat Gods Geest in ons woont. Paulus nam dit zo hoog op, dat hij diegenen, die dit wilden leren, tot 2 keer toe vervloekte!
Vriendelijke groet,
Piet Strootman

marin
Luitenant
Luitenant
Berichten: 590
Lid geworden op: 02 jan 2007 23:06

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor marin » 15 jan 2011 12:28

Beste Strootman, wil je dat alstublieft eens lezen wat het probleem was in de eerste Christen gemeente, hier lees je gedetailleerd welke problemen er ontstonden om het evangelie van Jezus Christus te aanvaarden.
Sommige Joden wilden het offer niet begrijpen en de heidenen hadden veelal heidense gewoonten.
Vandaar dat Elbert in teksten daarop wees, maar hier is het in leesvorm de moeilijkheden van Paulus en zijn medewerkers beter te begrijpen.

Ik weet het een lang stuk maar... voor de duidelijkheid!!

Jood en heiden

Toen Paulus en Barnabas Antiochië in Syrië, het uitgangspunt van hun zendingsreis, hadden bereikt, namen zij spoedig de gelegenheid waar om de gelovigen bijeen te roepen en hun te verhalen “al wat God met hen gedaan had, en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend.” (Hand.14:27)

De gemeente te Antiochië was groot en werd nog steeds talrijker. Als middelpunt van zendingsactiviteit was zij een van de belangrijkste christengemeenten. Haar leden waren uit vele bevolkingsgroepen, zowel uit de Joden als uit de heidenen, afkomstig.


Terwijl de apostelen in samenwerking met de predikers en leken ern­stig trachtten om vele zielen voor Christus te winnen, slaagden enige Joden uit Judea, “uit de partij der Farizeeën", erin een kwestie ter sprake te brengen die spoedig tot een verstrekkende twist in de gemeente leidde en die onder de gelovige heidenen ontsteltenis teweegbracht. Met grote beslistheid beweerden deze Judaïstische le­raars dat men, om behouden te worden, besneden moest zijn en de ge­hele ceremoniële wet diende te houden.


Paulus en Barnabas traden deze valse leer onmiddellijk tegemoet en weigerden om dit onderwerp bij de heidenen ter sprake te brengen. Anderzijds staafden vele gelovige Joden te Antiochië de bewering van de onlangs uit Judea gekomen broeders.


De Joodse bekeerlingen vertoonden in het algemeen niet de neiging om zo snel voortgang te maken als waartoe de voorzienigheid Gods hun de weg opende. Het resultaat van het werk der apostelen onder de heidenen loonde duidelijk aan dat de bekeerden onder de heidenen de Joodse bekeerden spoedig in aantal verre zou overtreffen. De Joden vreesden, dat, indien de beperkingen en ceremoniën van hun wet voor de heidenen niet als voorwaarde tol godsdienstige gemeenschap wer­den gesteld, de nationale kenmerken van de Joden, die hen tot hiertoe van alle andere volken hadden onderscheiden, spoedig geheel zouden verdwijnen bij hen die de evangelieboodschap aanvaardden.



De Joden hadden zich steeds op de hun door God gegeven godsdienst beroemd. Velen van hen die zich tot het geloof van Christus hadden bekeerd, meenden zeker dat, omdat God eens duidelijk de Hebreeuwse godsdienst had aangegeven, het onmogelijk was dat Hij een verande­ring in een van de voorschriften ervan zou rechtvaardigen. Zij stonden erop dat de Joodse wetten en ceremoniën met de gebruiken van de chris­telijke religie zouden worden verenigd. Zij onderkenden maar traag dat alle heilige offeranden slechts een afschaduwing waren van de dood van de Zoon van God, in wie schaduw en werkelijkheid elkaar ontmoet­ten, en na wie de rituele gebruiken en plechtigheden van de Mozaïsche inzettingen niet langer bindend waren.



Voor zijn bekering had Paulus zichzelf beschouwd als “onberispelijk naar de gerechtigheid der wet.” (Filip.3:6) Maar sinds zijn bekering had hij een duidelijk inzicht gekregen in de komst van de Heiland als de Verlosser van het gehele menselijke geslacht, zowel van heidenen als van Joden, en hij had het onderscheid tussen levend geloof en dood formalisme leren kennen.

In het licht van het evangelie hadden de aan Israël toevertrouwde oude gebruiken en ceremoniën een nieuwe en diepere betekenis gekregen. Wat deze afbeeldden had plaatsgehad, en zij die leefden onder de nieuwe bedeling, waren van de inachtneming ervan bevrijd. De onveranderlijke wet Gods van de tien geboden werd echter door Paulus zowel naar de geest als naar de letter gehouden.



In de gemeente te Antiochië had het vraagstuk der besnijdenis veel discussie en strijd tot gevolg. Ten slotte besloten de leden der ge­meente, uit vrees dat een scheuring onder hen het gevolg zou zijn van een voortgezette discussie, Paulus en Barnabas met enige verant­woordelijke mannen uit de gemeente naar Jeruzalem te zenden, om de zaak aan de apostelen en oudsten voor te leggen. Zij zouden daar af­gevaardigden uit de verschillende gemeenten ontmoeten en hen die naar Jeruzalem waren gekomen om de aanstaande feestelijkheden bij te wonen. Ondertussen zou al het redetwisten worden gestaakt totdat een afdoende beslissing door de algemene raadsvergadering zou wor­den genomen. Deze beslissing zou dan door de verschillende ge­meenten in het gehele land worden aanvaard.



Op weg naar Jeruzalem bezochten de apostelen de gelovigen in de plaatsen waar zij doortrokken, en bemoedigden hen door hun te vertellen van de ervaringen in het werk Gods en van de bekering van de heidenen. Te Jeruzalem troffen de afgevaardigden uit Antiochië de broeders uit de verschillende gemeenten, die tot een algemeen beraad waren sa­mengekomen. Zij vertelden hun van het succes waarmee hun werk onder de heidenen gepaard ging. Daarna gaven zij een duidelijke uit­eenzetting van de verwarring die was ontstaan doordat enige bekeerde Farizeeën zich naar Antiochië hadden begeven met de bewering dat de heidenen zich moesten laten besnijden en de wet van Mozes moes­ten onderhouden om zalig te worden.



Over deze kwestie werd in de vergadering heftig gediscussieerd. Nauw verbonden met het vraagstuk van de besnijdenis waren nog enige an­dere problemen die om ernstige overweging vroegen. Een ervan was het probleem welk standpunt men moest innemen tegenover het ge­bruik van aan de afgoden gewijd vlees. Vele heidense bekeerlingen leefden te midden van onwetende en bijgelovige mensen die steeds opnieuw aan de afgoden offerden. De priesters van deze heidense ere­dienst bedreven met de hun gebrachte offerdieren een uitgebreide handel; en de Joden vreesden dat de heidense bekeerlingen het christendom in diskrediet zouden brengen door datgene wat aan de af­goden was geofferd, te kopen en zo tot op zekere hoogte de afgodische gewoonten te bekrachtigen.



Verder hadden de heidenen de gewoonte het vlees te eten van dieren die door worging waren omgebracht, terwijl de Joden goddelijke aan­wijzing hadden ontvangen dat bij het doden van dieren die als voedsel moesten dienen, er speciaal zorg voor moest worden gedragen dat het bloed uit het lichaam wegvloeide; het vlees mocht anders niet als ge­zond worden beschouwd. God had deze voorschriften aan de Joden ge­geven met de bedoeling hun gezondheid te beschermen. De joden beschouwden het als zonde om bloed als voedingsmiddel te gebruiken. Zij waren van oordeel dat het bloed het leven was, en dat het vergieten van bloed een gevolg van de zonde was.



De heidenen daarentegen hadden de gewoonte het bloed van de offer­dieren op te vangen en dit bij de bereiding van voedsel te gebruiken. De Joden konden niet geloven dat zij de gebruiken die zij onder de bij­zondere leiding van God hadden ontvangen, mochten veranderen. Bij­gevolg zou, indien Jood en heiden aan dezelfde tafel wilden eten, onder de omstandigheden zoals deze nu waren, de eerste door laatstgenoem­de in de war gebracht en gekrenkt worden.



De heidenen, en in het bijzonder de Grieken, waren buitengewoon losbandig, en het gevaar bestond dat sommigen die nog onbekeerd van hart waren, een geloofsbelijdenis zouden afleggen zonder afstand te doen van hun slechte gewoonten. De Joodse christenen konden de zedeloosheid, die door de heidenen niet als misdaad werd beschouwd, niet dulden. Daartegenover vonden de Joden het hoogst billijk dat de besnijdenis en het nakomen van de ceremoniële wet de heidense be­keerlingen als proefneming voor hun oprechtheid en vroomheid moest worden opgelegd. Dit, geloofden zij, zou de aansluiting bij de gemeente voorkomen van diegenen die het geloof zonder oprechte bekering des harten aanvaardden, en die naderhand door zedeloosheid en buiten­sporigheid oorzaak van schande zouden kunnen worden.



De behandeling van de verschillende punten die alle deel uitmaakten van de ene hoofdkwestie, scheen de vergadering voor onoverkomelijke moeilijkheden te plaatsen. Maar in werkelijkheid had de Heilige Geest deze kwestie, waarvan de bloei, zo niet het gehele bestaan van de christelijke gemeente afhankelijk scheen te zijn, reeds opgelost.



“En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven". Hij beredeneerde dat de Heilige Geest de betwiste zaak had beslecht door met gelijke kracht op de onbesneden heidenen en de besneden Joden neer te dalen. Hij herinnerde hen aan zijn visioen, waarin God voor hem een laken had doen verschijnen met allerlei soorten viervoetige dieren, en hem had bevolen te slachten en te eten. Toen hij weigerde met de bewering dat hij nog nooit iets onreins had gegeten, was het antwoord geweest: „Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.” (Hand. 10:15)



Petrus gaf de duidelijke verklaring weer van deze woorden, die hem bijna onmiddellijk daarop, in de uitnodiging om naar de hoofdman te gaan en hem in het geloof van Christus te onderwijzen, werd gegeven. Deze boodschap laat zien dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar dat Hij allen die Hem vrezen, aanneemt en erkent. Petrus getuigde van zijn verwondering toen hij, bij het speken van de woorden der waarheid tot het gezelschap ten huize van Cornelius, con­stateerde dat de Heilige Geest bezit nam van zijn toehoorders, zowel van heidenen als van Joden. Hetzelfde licht en dezelfde heerlijkheid die de besneden Joden beschenen, weerspiegelden zich ook op het gelaat van de heidenen. Dit was Gods waarschuwing dat Petrus de een niet geringer moest achten dan de ander. Want het bloed van Christus kon reinigen van alle onreinheid.



Reeds eerder had Petrus met zijn broeders over de bekering van Cor­nelius en zijn vrienden en over zijn omgang met hen gesproken. Toen hij bij die gelegenheid vertelde hoe de Heilige Geest op de heidenen neerdaalde, zei hij: “Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden?" (Hand. 11:17)



En nu sprak hij met evenveel geestdrift en kracht: “God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de Heilige Geest te geven evenals ook aan ons, zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun harten reinigende. Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?" Dit juk was niet de wet der tien geboden, zoals velen die de bindende eisen der wet ontkennen, beweren; Petrus doelde hier op de ceremoniële wet, die door het kruis van Christus van nul en gener waarde was geworden.



Petrus' toespraak bracht de vergadering zover dat zij geduldig kon luis­teren naar Paulus en Barnabas, die hun belevenissen in het werk onder de heidenen vertelden, “De gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.”



Jacobus gaf eveneens met beslistheid het getuigenis dat het Gods bedoeling was de heidenen dezelfde voorrechten en zegeningen te schenken die de Joden waren verleend.



De Heilige Geest achtte het raadzaam de ceremoniële wet niet aan de heidense bekeerlingen op te leggen, en het inzicht van de aposte­len stemde met het inzicht van de Heilige Geest overeen. Jacobus presideerde de raadsvergadering, en zijn uiteindelijke beslissing luidde: „Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen.”



Hiermee eindigde de discussie. Bij dit voorval zien we een weerlegging van het dogma der Rooms-katholieke Kerk, dat Petrus het hoofd der gemeente was. Alle pausen die beweren de opvolger van Petrus te zijn, hebben voor hun aanspraken geen schriftuurlijke grondslag. Niets in het leven van Petrus geeft recht tot de bewering dat hij als de plaatsvervanger van de Allerhoogste boven zijn broeders was verhe­ven. Wanneer degenen die de opvolgers van Petrus heten te zijn, zijn voorbeeld hadden nagevolgd, zouden zij er altijd mee tevreden zijn geweest om op gelijke voet met hun broeders te staan.



Jacobus schijnt bij deze gelegenheid te zijn uitgekozen om het besluit dat door de raad was genomen, openbaar te maken. Het was zijn beslissing dat de ceremoniële wet, en in het bijzonder de inzet­ting der besnijdenis, niet aan de heidenen zou worden opgelegd, of hun zelfs maar zou worden aanbevolen. Jacobus probeerde zijn broe­ders ervan te overtuigen dat de heidenen, wanneer zij zich tot God wendden, een grote omkeer in hun leven hadden ondergaan, en dat de grootste voorzichtigheid in acht moest worden genomen om hen niet met verwarrende en twijfelachtige kwesties van minder belang te ver­ontrusten, waardoor zij in het navolgen van Christus ontmoedigd zouden worden.



De heidense bekeerlingen moesten echter de gebruiken die met de christelijke beginselen in strijd waren, opgeven. De apostelen en oud­sten kwamen daarom overeen, de heidenen aan te schrijven zich van het vlees van afgodenoffers, van hoererij, van het verstikte en van bloed te onthouden. Zij werden ertoe aangespoord de geboden te houden en een heilig leven te leiden. Zo kregen zij ook de verzekering dat de mannen die de besnijdenis als bindend hadden verklaard, hiertoe niet door de apostelen waren gemachtigd.



Paulus en Barnabas werden hun aanbevolen als mannen die hun leven voor de Here hadden ingezet. Judas en Silas werden met deze apos­telen meegezonden om de heidenen mondeling het besluit van de ver­gadering mee te delen: “Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: ont­houding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het ver­stikte en van hoererij; indien gij u hiervoor wacht, zult gij wél doen.”

De vier dienaren van God werden naar Antioohië gezonden met een brief en een boodschap die aan alle strijdvragen een einde maakten, omdat de stem van het hoogste gezag op aarde daarin was vervat.



De raad die deze zaak had beslist, was samengesteld uit apostelen en leraren die in het stichten van Joodse en heidense gemeenten een be­langrijk aandeel hadden gehad, uit gekozen afgevaardigden uit ver­schillende plaatsen. De oudsten uit Jeruzalem en afgevaardigden uit Antiochië waren aanwezig, en de invloedrijkste gemeenten waren ver­tegenwoordigd.

De raad handelde in overeenstemming met de ingevin­gen van hun verlicht oordeel en met de waardigheid van een door God gestichte gemeente. Als resultaat van hun beraadslagingen zagen allen dat God Zelf het geschilpunt uit de weg had geruimd door de Heilige Geest op de heidenen uit te storten. En zij waren zich ervan bewust dat het hun plicht was de leiding van Gods Geest te volgen.



Niet de gehele gemeenschap van christenen was bijeengeroepen om deze kwestie te oordelen. De „apostelen en oudsten", mannen van in­vloed en oordeel, kwamen tot het besluit, dat daarop door de chris­telijke gemeente algemeen werd aanvaard. Niet allen echter waren ingenomen met deze beslissing. Er bestond een groep eerzuchtige en zelf­voldane broeders die het er niet mee eens waren. Deze mannen na­men het werk voor eigen verantwoording op zich. Zij gaven zich over aan veel gemopper en gekritiseer, stelden nieuwe plannen voor en probeerden het werk van de mannen die door God voor de evangelieprediking waren bestemd, af te breken. Van de aanvang af heeft de gemeente met dergelijke moeilijkheden te kampen gehad, en dit zal tot het eind der tijd het geval zijn.



Jeruzalem was de hoofdstad der Joden, en hier heersten de grootste partijdigheid en beuzelarij. De Joodse christenen die binnen de ge­zichtskring van de tempel leefden, zagen als vanzelf in gedachten terug op de bijzondere voorrechten van de Joden als natie. Toen ze zagen dat de christelijke gemeenten afweken van de ceremoniën en overleve­ringen van het Jodendom en zij bemerkten hoe de bijzondere heilig­heid waarmee de Joodse gebruiken waren omgeven, in het licht van het nieuwe geloof spoedig zouden zijn verbleekt, voelde menigeen verontwaardiging in zich opkomen tegen Paulus als degene die deze ver­andering grotendeels had veroorzaakt. Zelfs de discipelen waren niet allen bereid de beslissing van de raadsvergadering gewillig te accep­teren.

Sommigen ijverden voor de ceremoniële wet en met misnoegen sloegen ze Paulus gade, omdat ze dachten dat zijn overtuigingen ten opzichte van de eisen der Joodse wet getuigden van laksheid.



De onbekrompen en verstrekkende beslissingen van de algemene ver­gadering wekte in de rijen van de tot geloof gekomen heidenen ver­trouwen, en het werk van God nam in bloei en voorspoed toe. De ge­meente te Antiochië was begunstigd door de tegenwoordigheid van Judas en Silas, de speciale boden die met de apostelen van de ver­gadering te Jeruzalem waren meegekomen. „Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden". Deze godvruchtige mannen vertoefden enige tijd te Antiochië. Ook „Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren".



Toen Petrus later Antiochië bezocht, won hij door zijn beleidvol op­treden tegenover de heidense bekeerlingen het vertrouwen van velen. Een tijdlang handelde hij in overeenstemming met het licht dat van boven was gegeven. Hij overwon zijn natuurlijke vooroordeel in zoverre dat hij zich met de bekeerde heidenen aan één tafel zette.

Maar toen er uit Jeruzalem enige Joden kwamen die voor de ceremoniële wet ijverden, veranderde Petrus onverstandigerwijze zijn houding tegenover de bekeerden uit het heidendom. Een aantal Joden „huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas zich liet medeslepen door hun huiche­larij.” Deze openbaring van zwakheid van de zijde van hen die als leiders geëerbiedigd werden en geliefd waren, liet bij de gelovigen uit de heidenen een uiterst pijnlijke indruk achter. De gemeente werd met verdeeldheid bedreigd.



Maar Paulus, die de verstorende invloed van het kwaad dat door de dubbelzinnige houding van Petrus de gemeente was aangedaan, zag, berispte hem openlijk omdat hij zijn juiste in­zichten op deze wijze had verbloemd. In tegenwoordigheid van de ge­meente stelde Paulus aan Petrus de vraag: “Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan de heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?" (Gal.2:13)



Petrus zag de fout waartoe hij was vervallen, en hij probeerde onmid­dellijk, voor zover het in zijn vermogen lag, het door hem aangerichte kwaad te herstellen. God, die de afloop reeds vanaf het begin wist, liet toe dat Petrus deze zwakheid van karakter openbaarde, opdat deze beproefde apostel zou inzien dat er in hemzelf niets was waarop hij zich kon beroemen.

Zelfs de beste onder de mensen zal, wanneer hij aan zichzelf wordt overgelaten, een misslag begaan. God zag ook dat er in de toekomst sommigen zo misleid zouden zijn, dat zij, door Petrus en zijn zogenaamde opvolgers, aanspraak zouden maken op de verheven voorrechten die God alleen toebehoren. En dit bericht van zwakte van de apostel zou als een bewijs van zijn feilbaarheid blijven bestaan en als een feit dat hij in geen enkel opzicht boven de deugdzaamheid van de andere apostelen stond.



De geschiedenis van deze afwijking van de juiste principes blijft be­staan als een ernstige waarschuwing voor mannen die in het werk Gods een verantwoordelijke positie bekleden, opdat zij in onkreukbaar­heid niet tekort zullen schieten, maar onwrikbaar aan de beginselen trouw blijven. Hoe groter de verantwoordelijkheden zijn die op een mens zijn gelegd en hoe groter de mogelijkheden zijn om te bevelen en te regelen, des te meer schade zal zo iemand aanrichten, indien hij niet nauwkeurig de weg des Heren volgt, en niet werkt overeenkomstig de besluiten die door de algemene vergadering der gelovigen te samen zijn genomen.



Is het niet bevreemdend dat Petrus, na al zijn tekortkomingen, na zijn val en wederoprichting, zijn lange staat van dienst, zijn vertrouwelijke omgang met Christus, zijn bekendheid met de oprechte toepassing van rechtvaardige beginselen door de Heiland na al het onderricht dat hij had ontvangen, alle gaven en kennis en invloed die hij door prediking en onderwijzing van het Woord had verkregen, huichelde en de begin­selen van het evangelie ontdook uit mensenvrees of om achting te verwerven?

Wekt het geen bevreemding dat Petrus onstandvastig was in zijn geneigdheid tot het goede?

Moge God een ieder het besef schen­ken van zijn hulpeloosheid, zijn onvermogen om zijn eigen schip rechtstreeks en veilig naar de haven te doen koersen. Paulus was gedurende zijn ambtsbediening dikwijls gedwongen alleen te staan. Hij was speciaal door God onderwezen, en waagde het niet concessies te doen die de beginselen in gevaar zouden brengen.

Bij tijden was de druk zwaar, maar Paulus stond pal voor de waarheid. Hij was er zich van bewust dat de gemeente nooit onder het toezicht van menselijke macht moest worden geplaatst. De overleveringen en leerstellingen van mensen moesten niet de plaats van de geopenbaarde waarheden innemen. De voortgang van de evangelieboodschap moet niet worden belemmerd door de vooroordelen en voorkeur van mensen, welke ook hun positie in de gemeente moge zijn.



Paulus had zichzelf en al zijn krachten aan de dienst van God gewijd. Hij had de waarheden van het evangelie rechtstreeks uit de hemel ontvangen, en gedurende zijn ambtsvervulling stond hij in levende verbinding met de hemelse machten. Paulus was door God onder­wezen ten aanzien van het opleggen van onnodige lasten aan heiden­christenen. Toen dan ook de gelovigen uit Judea de vraag over de besnijdenis in de gemeente te Antiochië ter sprake brachten, kende Paulus de mening van de Geest Gods over een dergelijke leer, en hij nam een ferme, onbuigzame houding aan, die de gemeente vrijheid van Joodse gebruiken en ceremoniën bracht.

Ondanks het feit dat Paulus persoonlijk door God was onderwezen, had hij toch geen overdreven opvattingen omtrent persoonlijke verantwoor­delijkheden. Terwijl hij voor rechtstreekse leiding tot God opzag, was hij steeds bereid het gezag te erkennen van de kerkelijke gemeente waarin de gelovigen te samen waren gebracht. Hij voelde de noodzake­lijkheid tot overleg, en wanneer zich belangrijke aangelegenheden voor­deden, was hij verheugd deze aan de gemeente voor te leggen en in vereniging met zijn broeders God te vragen om wijsheid voor het nemen van de juiste beslissingen.

Zelfs “de geesten der profeten", verklaarde hij, “zijn aan de profeten onderworpen. Want God is geen God van verwarring maar van vrede, gelijk in al de gemeenten der hei­ligen.” (1 Cor.14:32,33 St. Vert.)

Met Petrus leerde hij dat allen die tot één gemeente zijn ver­enigd, de gave moeten bezitten zich „jegens elkander met nederig­heid” (1 Petr.5:5) te omgorden.

bron-("Van Jeruzalem tot Rome"
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.

mohamed

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor mohamed » 15 jan 2011 15:38

Ik heb nog eens nagedacht beste heer Strootman.

Wij lezen dat Kefas, Johannes en Jakobus naar de besnedenen werden gezonden (Gal 2,9) en Paulus en Barnabas naar de Heidenen, wat er inderdaad op duidt dat er een onderscheid is. Maar bent u het ook met mij eens dat zowel de Joden als de onbesnedenen beide klaargestoomd werden om deel uit te gaan maken van die ene kudde?

Pasker
Luitenant
Luitenant
Berichten: 629
Lid geworden op: 28 jul 2010 16:43

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor Pasker » 15 jan 2011 17:18

Strootman mag dan misschien wel weg zijn van het "evangelie van Paulus" maar geef mij maar het Evangelie van Jezus voor alle mensen, joden en heidenen.

Wat heb ik aan de woorden van Paulus die zijn evangelie moet hebben van een vertaalfout in 1 van de 6 of 7 vertalingen, niets toch. Moet ik daardoor soms behouden worden???

Tussen haakjes, wat weten we precies van Paulus behalve wat hij zelf over zich zelf schreef?

Paulus mag voor mij gerust hèt Evangelie vàn Christus verkondigen maar laten het dan ook de woorden van Christus zijn of van één van de 4 Evangelisten of één van de 12 dicipelen want aan Paulus alléén heb ik niets.

P. Strootman

Re: Twee evangeliën?

Berichtdoor P. Strootman » 15 jan 2011 19:33

"Pasker" schreef:
Strootman mag dan misschien wel weg zijn van het "evangelie van Paulus" maar geef mij maar het Evangelie van Jezus voor alle mensen, joden en heidenen.

Volstrekt onjuist, Pasker, want Jezus zei in Matheus 15. 24b:
'IK ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israels'
Deze woorden zijn nóóit herroepen. Wie hier iets van afdoet, gaat tegen Schriften in.
De Bijbel is voor het overgrote deel gericht aan de besnedenen, dus aan het volk Israel. En daar houdt men geen rekening mee. In 2 Tim 2.15 schreef Paulus:
'Maak er ernst mee u wél beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet schaamt, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid
Andere vertalingen hebben:
'Die het woord recht snijdt'
Of:
'Die het woord der waarheid goed ontleed'
Paulus wilde hiermee zeggen, dat we alles wat in de Bijbel staat, niet zomaar willekeurig op onszelf mogen toepassen, omdat niet alles voor ons bestemd is. Christenen hebben zich zeer veel toegeeigend, dat niet voor hun bestemd is.
Wat heb ik aan de woorden van Paulus die zijn evangelie moet hebben van een vertaalfout in 1 van de 6 of 7 vertalingen, niets toch. Moet ik daardoor soms behouden worden???

De vertaling van de bijbel laat nogal eens veel te wensen over, dus is het belangrijk om ze op te sporen!
Tussen haakjes, wat weten we precies van Paulus behalve wat hij zelf over zich zelf schreef? Paulus mag voor mij gerust hèt Evangelie vàn Christus verkondigen maar laten het dan ook de woorden van Christus zijn of van één van de 4 Evangelisten of één van de 12 dicipelen want aan Paulus alléén heb ik niets.

Dat kan ik mij best voorstellen, beste schrijver. Maar Paulus verkondigde het evangelie van Jezus Christus nu juist niet aan ons, heidenen! Het evangelie van Paulus bestaat dan ook juist niet uit de woorden van Jezus en ook niet uit de woorden van de twaalf apostelen der Besnijdenis! Paulus heeft Jezus van Nazareth in zijn brieven an ons, heidenen, slechts één keer aangehaald en dan zelfs zónder de naam van Hem op zijn lippen te nemen. Ook heeft hij nóóit over de prediking van Jezus gesproken. Met geen woord!En nooit over de wonderen en tekenen die Hij verricht heeft!Het is dan ook dwaas, om te beweren, dat het evangelie der Besnijdenis geen ander evangelie is, dan het evangelie der Voorhuid van Paulus. Vanwaar dan die namen? Zij die 'zomaar' voor de aardigheid verzonnen? Hoe kan men nu ijskoud blijven beweren, dat het evangelie der Besnijdenis verkondigd mocht of mag worden aan onbesnedenen? Hierdoor ontstonden er juist grote problemen. Tot op de dag van vandaag.


Terug naar “[Religie] - Open forum”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 14 gasten