Ik las in de SV in Gen 2:7 dat Adam een 'ziel werd' nadat God hem Zijn levensadem gaf. Ik heb in mijn reformatorische traditie altijd geleerd dat we een ziel 'hebben'. Gen 2:7 lijkt te suggereren dat we een ziel 'zijn'. Veel andere vertalingen maken er 'wezen' van maar de grondtaal lijkt meer te doelen op specifiek 'ziel'.
Daarmee kwam de vraag op: heeft mijn lichaam een ziel, of heeft mijn ziel een lichaam? Ik heb er oprecht niet van kunnen slapen omdat mijn hoofd bleef denken
De bijbel maakt duidelijk onderscheid tussen deze 2 (matt 10:28, 2 Kor 5) maar lijkt het ook als 1 geheel te zien, als een bezield lichaam, of een belichaamde ziel. Het lichaam is niet voor niets belangrijk (tempel van de HG wat zorg en aandacht verdient).
Dus misschien is de conclusie dan niet perse dat we een ziel zijn met een lichaam, of een lichaam met een ziel, dat het niet los verkrijgbaar is. Maar blijft mijn vraag: kunnen we stellen, zoals in reformatorische kerken, dat we een ziel hébben?
Ook in de vriendschap tussen David en Jonathan (1 sam 18, statenvertaling) wordt gesproken over ziel.




