Gouden Harpen ruisen.....
1. Gouden harpen ruisen bij der eng’len zang;
paarlen poorten beiden ‘s Konings hemelgang.
Jezus, Gloriekoning, vol van majesteit,
ging Zijn troon bestijgen, Hem omhoog bereid.
Refrein Dood en graf verwon Hij! Juicht uit volle borst;
Jezus voer ten hemel, glorie onze Vorst!
2. Hij, wiens dood verlossing schonk aan u en mij,
zit gekroond met glorie, aan Zijns Vaders zij.
Jezus heeft verwonnen dood en hel aan ’t kruis.
Jezus, Gloriekoning, ging naar ‘t Vaderhuis. (Refrein)
3. Biddend voor Zijn kind’ren in dat zalig oord,
roepend hen tot glorie eeuwig, ongestoord;
lief’lijk plaatsbereidend voor Zijn toevend kind,
daar waar Jezus eeuwig leeft en hen bemint. (Refrein)