Over de verdorvenheid van de menselijke natuur:
„Het mensdom is in Adam gevallen in de dood, door de verleiding van de slang; wij zijn geboren zondaren. In ons woont niets goeds; want noch van nature, noch door menselijk begrip is het mij mogelijk om kennis zo groot en zo wonderlijk te verwerven, dan alleen door de kracht van de Goddelijke Geest. Vanuit ons zelf is het onmogelijk om het koninkrijk van God te betreden!
(...) Hij heeft ons overtuigt dat het onmogelijk is om vanuit onze eigen natuur het Leven te verkrijgen. (...) Want onze vrije wil heeft ons vernietigd; wij, die vrij waren, zijn slaven geworden, verkocht onder de zonde. En terneergedrukt door onze zonden, kunnen we ons niet opwaarts verheffen tot God; we zijn als vogels, die wel vleugels hebben, maar toch niet vliegen kunnen.”
- Justinus de Martelaar, 150 na Christus.