Spreeuw schreef:In Psalm 81:11 (onberijmd) lezen we:
Ik, de HERE, ben uw God,
die u opvoerde uit het land Egypte;
doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. (NBG'51)
"Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen."
Vraag: Waarmee vult God uw mond?
En hier loop je weer tegen een vertaling aan die niet klopt, want in de SV staat:
11 Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
Vervullen heeft een heel andere betekenis dan
vullen,
vervullen omvat veel meer.
En dat het
vervullen moet zijn, zie je terug in de volgende verzen:
12 Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild.
13 Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
14 Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!
15 In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
16 Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn.
17 En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen.
Dat kan niet op manna slaan, want ze aten het manna wel.
De berijmde psalmen hebben de betekenis goed weergegeven:
Psalm 81:12 (Berijming 1773)
Opent uwen mond;
Eist van Mij vrijmoedig,
Op mijn trouwverbond;
Al wat u ontbreekt,
Schenk Ik, zo gij 't smeekt,
Mild en overvloedig.
Er wordt dus mee bedoeld: alles wat je echt nodig hebt.