Laat ik voor mijzelf eens beginnen.
- Het hooghouden van het gezag van Gods Woord, de Bijbel. Dat Woord ernstig nemen, en de intentie hebben er consequent aan te gehoorzamen. En dat zowel intellectueel als praktisch. Want God wil gediend worden met àl onze capaciteiten! (Deuteronomium 6:5, Mattheüs 22:37, Lukas 10:27) En dus niet maar met een deel daarvan. Alle anti-intellectualisme is dus uit den boze. Evenals een eenzijdig en dor intellectualisme. Daarom is het er mij niet alleen om te doen het geloof te ervaren, maar eveneens zoek ik als leergierig en intellectueel begaafd mens antwoord op allerlei vragen van rationele aard. (Voorbeeld.) Waarom ook niet, als God mij die talenten gegeven heeft?
- Zowel Oude als Nieuwe Testament evenredig bestuderen, en niet vooral achterin met je snufferd in de Bijbel zitten. (Het principe van evenwichtigheid, evenredigheid.)
- Oog hebben voor Gods verbond, en het fundamentele belang daarvan. En ook oog hebben voor de doorgaande lijnen in de Bijbel m.b.t. Gods verbond.
- Oog hebben voor de heilshistorie, en de heilshistorische lijn van de Bijbel. Dus de Bijbel niet misbruiken als een boek met losse teksten, waardoor de samenhang ontkend zou worden die God er zelf in gelegd heeft.
- Mijn ontzag voor God en zijn Woord leidt ertoe, dat ik niet zo gauw bereid ben tot het toegeven aan intellectuele druk die er uit kan gaan van allerlei wetenschappelijke denkmodellen, zoals bijvoorbeeld het idee van een aarde die al miljarden jaren oud zou zijn. (Zie bijvoorbeeld deze bijdrage.) Mijns inziens is het realistischer om het relatieve van allerlei menselijk getheoretiseer in te zien, en te beseffen met wat voor God we van doen hebben: een God die boven de tijd staat en niet onderhevig is aan allerlei ontwikkelingen die in de tijd plaatsvinden.
- In het theologiseren is de juiste volgorde: eerst de Bijbel (en exegetiseer die nauwgezet!), en dan pas de conclusies (dogmatiek). - De Schrift leert dat God een heilig God is. (Concrete voorbeelden: Exodus 19:16-25, Jesaja 6:1-7, Hebreeën 12:25-29, Openbaring 1:10-18) Het besef van Gods heiligheid en grootheid, en in het licht daarvan, het besef van onze nietigheid en zondigheid. Het is van het allergrootste belang dat dat beseft wordt. Het maakt het verschil uit tussen realistische benadering en een onrealistische benadering. Dit besef zal een ondertoon van ernst en ontzag teweeg brengen. (De vorm waarin dat precies gaat, is voor mij van minder belang.) Voor zo'n heilig God zullen wij ons vuil en verloren voelen. En daar moeten we niet te snel overheen stappen. Dat moeten we ernstig nemen. Anders wordt er oppervlakkigheid in de hand gewerkt. Maar dat wonder dat God naar zulke zondaren omgezien heeft, het heil in Christus, moet ook volop aan de orde komen, aangezien de Bijbel ons daarin voorgaat.
- De werkelijkheid waarin wij leven zit vol verrassingen. We overzien die niet in zijn geheel. Wij zijn maar kleine mensen. Kenmerk van het menselijke denken is het eindige getal. Dingen kunnen maar zo anders blijken te zijn dan wij vermoeden. Dat moet ons bescheiden maken. (Een belangrijke drijfveer achter deze reactie!) Helaas leert de geschiedenis dat de mens doorgaans niet zo veel oog heeft voor zijn kleinheid en beperktheid. Hij denkt de wijsheid wel in pacht te hebben. Geen wonder ook dat er vele gedachten in de loop van de geschiedenis geloochenstraft worden! 1 Korinthiërs 1:19-20 is dan ook bepaald geen holle klank!
Uiteraard mag er over deze grondwaarden van mij en van anderen gediscussieerd worden, als daar behoefte aan is.