Ik lees in Romeinen 7:
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16 En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe dat zij goed is.
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont.
18 Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont.
21 Zo vindt ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar de inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijd tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank, door Jezus Christus, onze Heere.
26 Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.
Hieraan zie ik, dat geloof en gevoel elkaar afwisselen. Het kan dus zo zijn, dat je zondige gevoel je te sterk wordt en de overhand heeft op je geloof.