Hier de tekst:
http://www.statenvertaling.net/bijbel/matt/20.html
Ik probeer me een beeld te vormen van het geheel, maar vraag me nu af hoe ik het geheel nu moet lezen.
Mn aantekeningen van de dienst:
Een landheer zocht arbeiders voor in zijn wijngaard, telkens gaat hij naar de markt om te kijken of er arbeiders zijn. Het is een gelijkenis over het Koninkrijk van God; van Gods rusteloze zoekende liefde.
Gaande weg ziet de heer dat hij nog niet genoeg mensen heeft, daarom gaat hij telkens weer terug.
Dan worden er twee vertalings-opties gegeven:
Of 1 „³ Hij kiest dan een aantal mensen uit die hem bekwaam lijken; dus neemt niet onwillekeurig een aantal mensen.
Of 2 „³ hij gaat uit om dagloners voor zijn wijngaard te vinden, zoveel mogelijk, kom allemaal maar mee. Later gaat hij kijken of er nog meer mensen staan. Dus dan ziet hij niet dezelfde mensen, telkens weer anderen.
De ds. geeft de tweede optie als zoals het gegaan is.
Vers 6: ¡§wat staat gij hier de hele dag ledig¡¨ wil niet zeggen dat ze de hele dag hier gestaan hebben, maar dat ze de hele dag niets gedaan hebben. Dit was omdat niemand ze wilden hebben. De landheer nodigt ze ook uit om te komen werken.
--
[Dus dan zou je zeggen dat hij ze al gezien heeft en dat ze dus de hele dag daar gestaan hebben? Maar als je naar de vertaling van ¡¥anderen¡¦ kijkt dan klopt dit dus niet.
Verder zegt vers 7 dan dat ze hier nog staan omdat niemand hen gehuurd heeft. Waar ik dan ook weer uit opmaak dat ze er inderdaad heel de dag staan.
Of is het dan normaal dat ze de hele dag stonden; en dat niemand ze uitgekozen hebben omdat ze niet goed in hun werk zijn (gehadicapt iets dergelijks??) dus dan zou optie 1 uit de preek van toepassing zijn.
Ik hoop dat jullie snappen wat ik bedoel, want ik ben niet zo goed in het omschrijven van dit soort dingen

Klopt mijn interpretatie van dit stuk een beetje of hoe lezen jullie het? En hoe komt dit overeen met de preek, of juist niet

Ik snap dat het hier in de diepste zin van het woord niet om gaat, maar het gaat mij puur oom het beeld ervan, en hoe het in de preek verwerkt was.
Het gaat er in dit stuk vooral om dat een ieder evenveel zal krijgen.
Wat mij verder ook opviel is dat het tweede deel van vers 16 niet vertaald wordt in de NBV.
Statenvertaling: ¡§16 Alzo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.¡¨
Vreemd iets, want vind het toch wel een boeiende tekst. Iemand enig idee waar het gebleven is?
Arida