Peter Mout schreef:Of de 144.000 letterlijk of figuurlijk genomen moeten worden is denk ik van ondergeschikt belang. Mijns inziens letterlijk. God kent het aantal haren op mijn hoofd. Dan kent Hij zeker ook het aantal van zijn dienaren, zeker in die uiterst belangrijke slotperiode vlak voor Jezus terugkomt.
Opbenbaring is een boek vol symboliek. Maar dat betekent niet dat dan ook álles symbolisch is.
De termen 'zee' en 'aarde' moeten volgens mij de ene keer letterlijk en de andere keer overdrachtelijk genomen worden. Dat hangt van het verband af. Maar met een aantal weet je dat natuurlijk nooit.
God is zeker bij machte om uit álle 12 stammen van Israël exact 12.000 dienaren af te zonderen.
Belangrijker dan deze discussie is echter wíe er met de 12 x 12.000 bedoeld worden.
Volgens mij zijn het niet dezelfden als de grote menigte die niemand tellen kan.
"Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam." (Op.7:9)
Er zijn dus minstens twee verschillen;
afgerond aantal <--> niet te tellen menigte
uit de 12 stammen van Israël <--> uit alle landen en volken, van elke stam en taal
Maar:
Zij het dezelfde als de 144.000 in Openb.14?
Liggen er ook verbanden met andere delen uit de Schrift?
Ik denk zelf dat het verschillende groepen zijn.
- de 144.000 uit de geslachten van Israël
- de grote schare die niemand tellen kon
want:
Openbaring 7:4-8 spreekt over de 144.00 en in vers 9 gaat Johannes verder met:
na dezen zag ik, en ziet, een grote schare die niemand tellen kon.