In het klassieke formulier 'om het Heilig Avondmaal te houden' staat precies wie eraan mag deelnemen en waarvoor het bedoeld is.
Om te mogen deelnemen moet je diep beseffen hoe slecht je bent èn tegelijk heel zeker weten dat je zonden je om Jezus' wil vergeven zijn en Zijn gerechtigheid jouw deel is. Van die twee dingen moet je zó zeker zijn, alsof je zèlf voor al je zonden hebt betaald en zèlf alle gerechtigheid hebt volbracht.
Wie zó brood en wijn tot zich neemt, denkt - als het goed is - aan Jezus en aan de hoge prijs die het Hem gekost heeft om dat grote geschenk van vrede-met-God-voor-altijd aan zondaars te kunnen geven.
Daarnaast, zegt het formulier, moet je jezelf onderzoeken of je ernaar verlangt om met je hele leven God de dank toe te brengen en of je eerlijk, in echte liefde, voor Hem en je naaste wilt leven.
Wie zó het Avondmaal viert, zal erdoor getroost worden.
Maar hoe komt het dan dat er zo weinig 'gelovigen' zijn die, als je vraagt of ze er zeker van zijn dat Jezus voor hen stierf, het niet zeker weten?
Is de Heilige Geest niet machtig genoeg om, net als in de tijd toen dit formulier opgesteld werd, die geloofszekerheid te geven?
En heeft Jezus niet beloofd dat God, op het gebed, de Heilige Geest geeft aan ieder die Hem nodig heeft? Nog veel zekerder dan een vader zijn kind brood geeft, als dat kind hem erom vraagt?