Johan100:
Ik ben het met de rest van de inhoud van je bericht eens, maar wat het 'werkverbond' betreft is het volgens mij (theoretisch bezien) afgeleid van de tekst:
En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom van deze hof zult gij vrij eten;
Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
Er was dus wel een voorwaarde aan het eeuwige leven verbonden en ook had de mens toen nog een vrije wil om voor het goede of voor het kwade te kiezen. Er was dus wel sprake van een soort verbond, maar waarom het in de dogmatiek het werkverbond genoemd wordt, daar komen we gaandeweg het topic misschien wel achter.
Maar ik zou eigenlijk niet verder willen gaan dan wat er in de Bijbel vermeld staat, alle goede schrijvers misschien ten spijt.
Er was idd. wel sprake van een voorwaarde, maar dat is nog wat anders dan een arbeidsovereenkomst met een loon-werk verhouding. Want het werk staat hier in geen verhouding tot de beloning. Zelfs als Adam staande gebleven was had hij daarmee het eeuwige leven niet verdiend maar dan was het nog een gift uit de genade en de goedheid Gods geweest. Het door jou onderstreepte woord verbonden is hier geen meervoud van verbond, dat haal je er op de klank af bij.
Dan is er ook nog die eeuwige vrederaad, het verbond der verlossing. Dat berust op dezelfde dogmatische constructie geboren uit de menselijke logica van oorzaak en gevolg, terugprojectie dus. Want ook hiervan is geen woord in de Schrift te vinden. Het voornaamste bewijs dat men hiervoor aanvoert is Zach; 6:13:
Ja, Hij zal den tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen. Maar hier gaat het niet over de Vader en de Zoon, maar over de ambten van koning en priester die in de Messias verenigd zijn, wat in Israël onder de wet streng verboden was. En dan natuurlijk op de klank af Jer.30:21:
En zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen; en Ik zal hem doen naderen, en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE.
Maar ook dit is weer helemaal uit zijn context gehaald en op de klank af geciteerd. Want hier staat dat de Messias er bij Israël borg voor staat dat God zijn belofte van de zegeningen van het N.V. voor Israël in het messiaanse rijk op aarde vervullen zal. Waar de hoofdsom betaald is vervalt echter de borgtocht. Maar deze belofte aan Israël is nog steeds niet vervuld.
Maar dan zal Hij naar het voorbeeld van Salomo als de Vredevorst heersen en de tempel bouwen en als Hogepriester naar de ordening van Melchizédek het sieraad dragen. En dat is de gouden plaat op het voorhoofd van de hogepriester: ‘De heiligheid des Heeren’.
Ex.28:36,37: Verder zult gij een plaat maken van louter goud, en gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: De HEILIGHEID DES HEEREN!
37 En gij zult dezelve aanhechten met een hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan den hoed zij; aan de voorste zijde des hoeds zal zij zijn.
Vandaar ook dat wij lezen van die onheilige, goddeloze vorst:Ezech.21:25-27:
25: En gij, o onheilig, goddeloos vorst van Israël, wiens dag komen zal, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;
26 Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is.
27 Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik geven zal.
Dat komt dus ook weer doordat de profetie al eeuwenlang van Israël afgetrokken en door vergeestelijking (herinterpreteren heet dat tegenwoordig)op de kerk toegepast wordt. mvrgr: ereunao