De Rechterflank CGK wil behoudend blijven om twee zwijgteksten.
Twee teksten uit de brieven van Paulus lijken expliciet te gaan over de rol van vrouwen in de kerk:
1 Kor.14:34 – Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen.
1 Timotheüs 2:12 – Ik sta haar niet toe dat ze onderwijst of gezag over de man heeft.
Het is opvallend dat deze teksten in onze tijd feitelijk alléén aangewend worden om vrouwen buiten
het ámbt te houden. In allerlei kerkelijke functies mogen vrouwen actief zijn. Als we dan echt naar de
letter deze teksten menen te moeten gehoorzamen, is er voor vrouwen geen ruimte om ook maar
iets te doen in de sfeer van publiek onderwijs. Op bijbelkringen, cursussen, tienerwerk, catechese,
enzovoorts.
Enkele opmerkingen bij de beide zwijgteksten.
- Paulus geeft hier richtlijnen in concrete situaties. Niet wetsteksten voor de dilemma's in de 20e
eeuw.
- Beide richtlijnen (1 Kor.14 en 1 Tim.2) wijken niet alleen af van ónze huidige ideeën, maar ook al
van de gangbare praktijk in de NT-ische tijd!
Gelovige vrouwen spraken in die tijd namelijk gerust bij openbare gelegenheden.
In 1 Kor.11:5,13 gaat Paulus zelf er doodgemoedereerd van uit dat vrouwen bidden en
profeteren in het midden van de gemeente. Volgens 14:26 kan ieder, man en vrouw, in de
gemeente namelijk iets bij te dragen hebben aan de samenkomst.
Aan Titus kan Paulus rustig schrijven dat oudere vrouwen onderwijs moeten geven aan de
jongere… (2:3)
Dat doet vermoeden dat Paulus iets uitzonderlijks bedoelt, als hij vrouwen het spreken of
onderwijzen verbiedt.
- Let op het informele in 14:26. In onze tijd maken wij streng onderscheid tussen eredienst en
andere manieren van samenkomen (gespreksgroep, kring en dergelijke). Bij informelere
gelegenheden zouden vrouwen dan wel mogen optreden. Het NT kent dit onderscheid niet.
- Het NT kent ook niet een scherpe afbakening tussen kerkenraad (ambt) en gemeente zoals wij
die kennen.
- In 14:28-34 maant Paulus maar liefst drie groepen in de gemeente tot zwijgen: bidders in andere
talen, profeten, vrouwen. Maar nergens klinkt zijn verbod absoluut. Alleen van de vrouwen zijn
wij het absoluut gaan nemen…
- Waaraan denkt Paulus concreet bij ‘spreken’? Hij kan niet denken aan profeteren, want dat heeft
hij in 11:5 nog toegestaan… Waarschijnlijk was de praktijk zo dat mannen en vrouwen
profetische woorden ontvingen, maar die profetieën moesten door middel van vraag en
antwoord getoetst worden. De geesten van de profeten zijn onderworpen aan de profeten,
14:30.
In Handelingen 21:10-14 profeteert Agabus. Hij geeft zijn eigen interpretatie aan wat hij heeft
gezien. Paulus geeft een andere interpretatie; hij spreekt en handelt er dus tegenin.
Waarom mochten vrouwen niet mee discussiëren, niet mee bepalen hoe een profetie
geïnterpreteerd moest worden? Waarschijnlijk omdat het risico bestond, dat ze in zulke
gesprekken tegenover hun eigen mannen kwamen te staan (veel handschriften hebben hier: ‘uw
vrouwen’). Dat zou naar de buitenwacht een buitengewoon slechte indruk geven.
- Vrouwen mogen dus wel in het publiek spreken, maar daarbij niet tegenover hun man gaan
staan.
- Als we het voorschrift om niet te onderwijzen absoluut moeten nemen, zou Priscilla nooit
Apollos hebben mogen onderwijzen en zou iedere vorm van bijbels onderricht de vrouw
verboden worden.
- Vrouwen die zich vanuit het heidendom of Jodendom tot het christelijke geloof bekeerden,
stonden qua kennis op achterstand bij de mannen. Zij willen graag een inhaalslag maken, maar
laat dat niet leiden tot huiselijk gebekvecht – dat is de strekking van deze passage.
- Paulus benadrukt de rust (1 Tim.2:11,12): het gaat erom dat de voortgang van het evangelie niet
verstoord wordt. Daarom maant hij de mannen ook om zonder onenigheid te bidden (2:8). Zo
mag de vrouw (enkelvoud) niet tegenover haar man (enkelvoud) komen te staan. Dat botst met
Gods schepping en wekt bij buitenstaanders de indruk dat het in die kerk maar een rotzooi is..
- Kan het zijn dat dit laatste argument, van rust en een goede indruk bij de buitenwacht, in onze
tijd kan leiden tot een omgekeerde aanbeveling: namelijk om vrouwen niet achter te stellen bij
mannen?
- Paulus gebruikt zowel in 1 Kor.14 als in 1 Tim.2 een argument ontleend aan de schepping. Deze
manier van argumenteren is nooit absoluut bedoeld. Zo deden de rabbijnen dat.
In onze tijd zou je met evenveel recht vanuit Genesis 2 kunnen beargumenteren dat de vrouw
‘als tegenover’ de man is gegeven. Niet onder of boven hem, maar complementair, gelijkwaardig.
Afz. Anker Gemeente Nieuwegein.
https://www.ankergemeente.nl/Uploads/An ... 202019.pdf