De Galaten waren niet-Joden, dus die hoefden zich niet te laten besnijden. (Hand. 15:19) Dit was hen uitgelegd, maar blijkbaar zijn ze gaan geloven dat ze door het houden van de wet gerechtvaardigd kon worden (Gal.5:4)
Voor de Joden gold dat ze uiteraard nog steeds wel besneden moesten worden, want de besnijdenis voor het nageslacht van Abraham is een eeuwig durende instelling. In Handelingen 15, die de vergadering in Jeruzalem beschrijft, kwam de vraag dan ook naar voren naar aanleiding van mensen die de niet-Joden leerden dat als ze niet besneden werden, net zoals gelovigen uit de Joden, zij niet zalig konden worden.
Deze leer stak blijkbaar weer op bij de Galaten, en Paulus gaat daar tegen in.
We lezen in het NT (Hand 16:1-3) dat Paulus Timotheus besneed. Er staat dan ook duidelijk bij vermeld dat hij een Joodse moeder had en ter wille van de Joden werd besneden omdat hij halachisch gezien Joods was.
Titus, een andere Griekse reisgenoot van Sha’ul daarentegen, werd niet besneden, want hij was een niet-joodse gelovige uit de volken en had geen Joodse moeder zoals Timotheus.
Paulus zou Timotheus natuurlijk nooit hebben besneden als de besnijdenis zou zijn afgeschaft, zoals veel kerken leren.
In Romeinen 3:1 staat: ' Wat IS het voordeel van besneden zijn?' Er staat niet: wat WAS het voordeel van besneden zijn..
In Handelingen 25: staat: ' Hij (Paulus) verdedigde zich en zei: Ik heb niet tegen de wet van de Joden, niet tegen de tempel en ook niet tegen de keizer enige zonde bedreven'. Paulus leerde en onderhield dus de Thora.
Hetzelfde herhaalt hij in Hand. 28:17 '... ik die niets gedaan heb tegen het volk of de gewoonten van de vaderen..'