Antiblob schreef:Die beker hoort er zeker bij. Waar lees je in het nieuwe testament over 'de besnijdenis van het hart'? Maar de doop is net zo goed een verwijzing naar het offer van Christus. En de doop is ook de besnijdenis van Christus (Kol 2)
janpep schreef:1. Zie Romeinen 2 "en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter"
2. Aanvullend op mijn eerdere opmerking over de doop in Christus. t.a.v. Kolossenzen 2 dan nog maar even vollediger. Kijk ook op andere plaatsen t.a.v. de doop die Christus Zelf moest ondergaan (zijn lijden en dood) en ook dat wat staat geschreven over "de doop in Zijn dood". Dan gaat het duidelijker worden. Oppassen om op de klank af iets te beweren of na te spreken.
Kolossenzen 2:11-14
11 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, 12 daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. 13 Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, 14 door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen:
Er wordt hier niet gesproken over de doop in plaats van de besnijdenis. Er wordt een vergelijking gemaakt Dat is nogal wat anders. Omdat u met Hem begraven bent in de doop, bent u in Hem ook met een besnijdenis besneden, door het afleggen van het lichaam van het vlees. De doop is het teken van het met Hem begraven worden. Het is zo het teken van het afleggen van het ‘lichaam des vlezes’. Het is zo het teken van het deelhebben aan de besnijdenis van Christus en daarmee het deelhebben aan Zijn dood. De besnijdenis van het vlees wordt niet vergeleken met de doop, maar de besnijdenis van het vlees wordt vergeleken met de besnijdenis van Christus, omdat ook wij in Hem besneden zijn (vers 11).
Wat is de betekenis hiervan?
• Er is allereerst een besnijdenis die wel het werk van mensenhanden is. Vlees wordt weggesneden. Dit wijst op de lichamelijke besnijdenis die begonnen is bij Abraham. Sinds die tijd is het bloed dat vloeit teken van het Oude Verbond.
• Dan is er de besnijdenis van Christus, die duidt op het offer dat Hij bracht. Zijn bloed dat vloeide. Het afleggen van het vlees. Zijn dood. Teken van het Nieuwe Verbond.
De doop is teken van het met Hem begraven worden en ook mede opgewekt worden. Door het geloof zijn wij in alles één met Hem. Dat wijst op de besnijdenis van het hart, waardoor men deel heeft aan de besnijdenis van Christus. Deze duidt dus niet op een menselijke handeling, want, zo staat er zeer duidelijk ‘die is geen werk van mensenhanden’.
Het kan daarom dus ook niet op de doophandeling zelf slaan. Die is immers wel een werk van mensenhanden. Dit nog los van het feit dat hetgeen de doop als handeling uitbeeldt in niets lijkt op een besnijdenis, terwijl de doop door onderdompeling wel het ‘met Hem begraven’ uitbeeldt en zo daadwerkelijk een teken is, dat iets zichtbaar maakt.
Het gaat om het afleggen van het lichaam des vlezes in de besnijdenis van Christus.
Dit duidt op het één worden met Christus en de doop in Christus. Het met Hem gestorven en begraven zijn, waarmee het oordeel over de zonde geveld is.
Daarna met het opstaan dan ook mede opgewekt. We zagen dat ook al eerder in Romeinen 6:3 e.v.
Zo is de doop in Christus een daad van God op het geloof (= geestelijke gebeurtenis).
Zo is de doop in het water een daad van de mens als belijdenis en getuigenis vanwege dat geloof (= fysieke gebeurtenis).
Op deze geestelijke besnijdenis wordt in het Oude Testament al gewezen. De besnijdenis van het hart wordt daar, zoals we eerder zagen, al genoemd:
Deuteronomium 10:16
16 Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig.
Deuteronomium 30:6
6 En de HERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de HERE, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.
De uitdrukking ‘besnijdenis van Christus’ verwijst dus niet naar de onderdompeling in (of besprenkeling met) het water. Ook hieruit is niet op te maken dat de doop in plaats van de besnijdenis gekomen zou zijn. De besnijdenis van Christus duidt immers op het offer dat Hij bracht en het oordeel dat Hij onderging. Dat is wel weer een begrijpelijke uitdrukking. Vooral omdat ook in het Oude Testament de totstandkoming van het verbond met het vloeien van bloed gepaard ging en de besnijdenis hiervan een teken was. Zo dus ook bij het Nieuwe Verbond!
Allereerst: Dank voor de moeite om uitgebreid weer te geven hoe je deze tekst ziet!
Ik ben van mening dat er qua 'bewijsteksten' niet heel bewijs is voor het idee dat 'de doop in plaats van de besnijdenis' is gekomen. Ik denk wel dat Kol 2 stelt dat wie gedoopt is, daarmee ook besneden is, hoewel de doop meer is dan dat. Maar heel belangrijk is dit argument niet voor mij, om voor de kinderdoop te zijn.
Dan inhoudelijk: De 'besnijdenis van het hart' komt dus niet voor in deze passage. Geloof zou je inderdaad zo kunnen noemen, dus het geloof is hier wel relevant. Omdat men geloofde werd men immers gedoopt. Maar de hele vergelijking met de besnijdenis lijkt me voor de Kolossenzen vrij betekenisloos, tenzij dat iets voor je betekent. En de besnijdenis die de heidenen kenden, was de besnijdenis van het vlees. Elke heiden wist wel dat joden werden besneden als kind. Aangezien de besnijdenis zo essentieel onderscheid was tussen jood en heiden, is het logisch dat de heidenen zich afvragen of ze ook besneden naar het vlees moeten worden. Nee, zegt Paulus dan, want je doop geldt als besnijdenis.
Jij stelt dat het niet om de doop kan gaan, omdat het een besnijdenis is, 'die geen werk van mensenhanden is'. Maar de doop zou ik zeker geen 'werk van mensenhanden' noemen. God is aan het werk in de doop. In de doop worden wij een nieuwe schepping, omdat Hij ons levend maakt (vers 13). Ik denk dus dat de besnijdenis hier wel degelijk gerelateerd wordt aan de doop.
"In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop."
Het is een moeilijke zin, maar mijns inziens is de hoofdzin deze: "In Hem zijt gij ook met een besnijdenis besneden daar gij met Hem begraven zijt in de doop." En dat is ook een antwoord op een vraag van een heiden, die al die teksten uit het Oude Testament niet uit z'n hoofd kent: Ja, je bent ook besneden, want je bent met Christus begraven in de doop.