Hedendaagse meditaties

Om te kunnen posten in dit forum is lidmaatschap van een gebruikersgroep (leden Religie-fora) nodig.
Klik hier voor meer info en het aanvragen van postrecht

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 20 nov 2013 17:36

We hebben een topic met meditaties van oudvaders.
Ik wil graag een topic openen met meditaties van predikanten die nu nog steeds preken.

Ik start vandaag met een predikant uit de Gereformeerde Gemeente, ds. C. Harinck.
Wie hierover wil discussiëren, of een reactie geven, opene daartoe een nieuw topic. :D


Zondag 1

‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?’ Met deze vraag opent de Heidelbergse Catechismus het onderwijs aan de jeugd.


We zouden dit niet verwachten van een leerboek. Toch is met deze vraag het doel van de christelijke leer omschreven. Het is een leer, die troost brengt in leven en sterven.

Troost is het bezit van een zeker goed, dat opweegt tegen het kwaad. En wat is nu dat goed, dat opweegt tegen alle kwaad en ons getroost doet zijn in het leven en het sterven? Het is wat we lezen in het antwoord, namelijk het eigendom van Christus te zijn.

Dat is de “enige” troost. Alle andere troost is bedriegelijk.

Je kunt jezelf met van alles troosten. Je kunt jezelf troosten met geld, met roem, met muziek, met sport, met allerlei dingen waarvan je geniet. Het geeft echter geen werkelijke troost in het leven met al zijn verdriet en bij de dood laat het je koud en ontgoocheld achter.

Toen Alexander de Grote de gehele wereld onderworpen had, liep hij wenend door zijn paleis. Men zou verwachten, dat zo iemand wel heel tevreden en blij zou zijn. Maar Alexander weende omdat er maar één wereld te veroveren was.

Er is geen verzadiging in de dingen buiten God en in je sterven laat het je allemaal in de steek.

Voor een mens, die gezondigd heeft en op reis is naar Gods rechterstoel is er maar één troost in leven en sterven, namelijk het eigendom van Christus te zijn.

Daarbuiten bedriegt alles. Het kan voor verdoving zorgen, zodat je de pijn niet meer zo voelt. Maar als de verdoving uitgewerkt is, voel je de pijn des te erger. Alleen in Jezus’ verzoenend lijden en sterven is een troost voor het leven en het sterven.

Wat is nu jouw troost? Waarmee troost je jezelf voor het leven en voor het sterven?

“Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.

In deze kloeke geloofstaal horen we de stem van de hervorming. Temidden van vervolging, verbanning, verlies van goederen en brandstapels was het hun troost, dat zij het eigendom van Christus waren. Wat wordt hier gezegd?

De wedergeboren gelovige zegt hier, dat hij of zij van meester en heer is verwisseld. Men lag voor eigen rekening en is nu voor rekening van Jezus Christus. Men was zijn eigen meester, maar behoort nu aan Christus. Dat is de troost van de christen tijdens het leven en voor het sterven. Ik ben niet meer van mijzelf. Ik sta niet meer alleen. Ik heb Jezus tot mijn Meester en Koning.

Men zou kunnen vragen: Is dat dan troost? Ja zeker, dit is de enige troost in het leven en sterven. De duivel is de grootste leugenaar.

Hij zei dat het mooiste was “om als God te zijn, kennende het goed en het kwaad”. Helemaal je eigen baas. Niemand boven je, die zegt wat goed en wat kwaad is. Zelf uitmaken wat je doet en wat je laat.

Deze leugen van de duivel geloven wij nog steeds.

Dit is in onze ogen het mooiste. Met niemand rekening te hoeven houden, alle taboes van je afschudden en leven zoals je zelf wilt. Niemand boven je. Geen God en geen meester. Kortom: je eigen god zijn. Maar het was een leugen! Het bracht de mens geen geluk, maar de dood. En het is ook vandaag een leugen!

Zie het rondom je; de drugsverslaving, de zelfmoorden, de ziekte aids, de verscheurde gezinnen en de doelloosheid en leegheid van het leven. Het leert ons dat de duivel een leugenaar is.

De zonde brengt geen geluk!

Ds. C. Harinck

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 21 nov 2013 11:00

"....en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen" Ps 73: 24b

Gelukkig de mens die na dit leven iets te verwachten heeft. Voor wie het beste nog komt. Gelukkig de mens die met Asaf mag ingaan in Gods heiligdom, waar Gods verzoende gemeenschap in Christus in het geloof gesmaakt mag worden. Om vervolgens met Asaf mee te zingen in het lied van de hoop op een heerlijkheid die alle verwachtingen nog oneindig ver zal overtreffen. "En daarna zult gij mij in heerlijkheid opnemen." En daarna! Dat betekent dus dat er aan die opneming in heerlijkheid wat voorafgaat.

Wat gaat eraan vooraf?

Een leven vol moeite en strijd. Een strijd op leven en dood met de aartsvijanden van God en Zijn volk: satan, wereld en eigen vlees. En in die strijd zo talloos veel teleurstellingen en nederlagen. O nee, dat betekent niet dat de dienst des Heere geen
goede, geen schone, geen heerlijke dienst zou zijn. Ondanks al dat verdriet en al die teleurstellingen en nederlagen en aanvechtingen en donkerheid ervaren allen die de Heere vrezen dat het goed is om de Heere te dienen, dat in het onderhouden van Gods geboden een groot loon is, dat Gods goedertierenheid beter is dan het leven, dat Gods inzettingen gezangen voorhen zijn in het land van de vreemdelingschap. En ondanks alle moeite en verdriet belijden ze het van harte: "Heere het is toch waar: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten!"

Maar toch: als er eens geen "daarna" zou zijn....

We denken aan het woord van de apostel: "Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen." O ja, welgelukzalig is het volk welks God de Heere is! Maar welgelukzalig is dat volk toch juist omdat het, een heel leven van strijd en moeite overziende, met Asaf mag instemmen: "En daarna!" Gij zult mij leiden door Uw raad. En in Uw heerlijkheid opnemen. Als ik Uw raad hier op aarde heb uitgediend, o God! Daarna! En dan ook: terstond daarna! Van de aarde naar de hemel. Uit het land der vreemdelingschap bij U thuiskomen, Heere. 'k Zal dan gedurig bij U zijn, Heere Jezus. Die mij kocht met uw bloed. En dan nooit meer van U afdwalen. En dan met uw Naam op mijn voorhoofd, U dienen in de hemelde tempel. Als mens Gods, tot alle goed werk volmaakt toegerust!

Dat "daarna" getuigt van een vaste onbedrieglijke hoop

En daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Zult! Het is geen onzeker "misschien"! Asaf weet het zeker. God heeft zijn rechterhand gevat. En God verlaat niet wat Zijn hand begon. Asaf gelooft het met stellige kennis en in hartelijk vertrouwen. Gij zult mij leiden door Uw raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. God wordt verheerlijkt door het geloof, dat verzegelt dat God waarachtig is.

En wij?

O ja, op elk mensenleven volgt een "daarna". Het is de mens gezet eens te sterven, en daarna het oordeel. En wanneer wij hier dan almaar bleven volharden in onbekeerlijkheid zal het "daarna" zo vreselijk zijn.... Maar welgelukzalig is het volk dat "het geklank" kent! Ondanks alle strijd en aanvechting: Verhogen! Opnemen! En daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen! Wat dunkt u, strijdende, soms wonder-blijde, soms bang-zuchtende pelgrim? Toe, zing het weer eens, het zal u goed doen:

Maar ‘t vrome volk in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen
Hun blijdschap zal dan onbepaald
Door ‘t licht dat van Zijn aanzicht straalt
Ten hoogste toppunt stijgen
En dat eeuwig!

ds. M. Vlietstra

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 22 nov 2013 12:42

Thessalonicensen 4: 1 7b

Op het grafmonument van de bekende Schotse prediker Robert Murray Mac- Cheyne staat een gedeelte uit vers 14 van bovenvermeld hoofdstuk: "alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem". Dat opschrift getuigt van het geloof, dat het graf voor Gods volk niet het laatste is.


De gemeente van Thessalonica keek reikhalzend uit naar de dag dat de Heere Jezus zou komen in Zijn heerlijkheid. Men wachtte op de roep om uit te gaan, de Bruidegom tegemoet. Maar wat gebeurde er? Niet de Bruidegom, maar de dood kwam. Er stierven medechristenen. In plaats van engelen in blinkend witte kleding kwamen er mensen in het zwart. En zij, die zo uitgezien hadden om Christus tegemoet te gaan in de lucht, moesten nu onder de grond. En dat veroorzaakte in de gemeente van Thessalonica groot verdriet.

De dood veroorzaakt altijd verdriet. Maar in deze context was het we extra pijnlijk.Want men was in de veronderstelling dat de gestorven christenen de wederkomst van Christus nu niet zouden meemaken. Paulus had dat gehoord en hij schrijft hen in een brief, dat ze wel bedroefd mogen zijn, maar niet zoals de anderen die geen hoop hebben.

Paulus denkt hierbij allereerst aan de heidenen. Die zijn bij het verlies van hun geliefden zonder enige hoop. Dood is immers dood. Zo spreekt ook de gecultiveerde en hoogbeschaafde heiden van vandaag. Pluk de dag, want je ziet elkaar nooit meer terug. Inderdaad: de anderen die geen hoop hebben.

Echter, je kunt een kerkbank versleten hebben, de bevindelijke waarheid liefhebben, beste lezer(es); maar als je geen Borg voor je ziel hebt: je kunt jezelf in duizend bochten wringen, maar dan hoor je toch echt bij de anderen die geen hoop hebben.

Paulus wijst de gelovige Thessalonicensen er echter op, dat de dood niet het laatste woord heeft. En hij doet dat middels het woord: ontslapen. Degenen die geen hoop hebben, die sterven. Maar die in Christus Jezus zijn, die ontslapen. Dat is geen eufemisme. De Bijbel komt niet met bloemen aandragen om het afgrijselijke van de dood te bedekken. Nee, het is wérkelijk zo. Lazarus onze vriend slaapt Gods kinderen mogen de dood benoemen met de rustigste naam die er is: een slaap. Omdat de slaap niet alleen het einde van de dag markeert, maar ook het begin van de nieuwe. Het is de eerste stap naar een heerlijk ontwaken. Ik zal ontwaakt Uw lof ontvouwen.''Van stonde aan, na de dood. Als vrucht van het werk van Hem Die niet ontslapen is, maar Die de vervloekte dood aan het kruis stierf. En omdat Hij stierf, kunnen zij gaan slapen. Gods kerk heeft bij dood en graf een vaste hoop. En daarom: geen overmatige droefheid.

Als je door het geloof met Christus bent verenigd, dan kun je 1000 jaar in het graf liggen. Maar die band met Christus gaat nooit meer weg.Want in de opstanding van Christus ligt de vaste hoop dat de ontslapenen eenmaal door God worden wedergebracht. Op de jongste dag zullen de engelen alle uitverkorenen verzamelen. En daarbij zullen de doden in Christus voorrang krijgen, zo zegt Paulus.Als Christus terugkomt, dan haalt Hij uit de miljarden doden eerst Zijn doden eruit. Allemaal.Van Abel tot de laatste toe.

En daarna: wij die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht, en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen.

Waar de deur voor de dwaze maagden gesloten werd. Waar het doek voor de goddeloze én de godsdienstige wereld valt. Waar de rook van hun pijniging op­ gaat in alle eeuwigheid. Daar zegt deKerk: ...en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen.

Geliefde lezer(es), wat hangt er toch veel van af. Nee, niet of we weleens een indruk hebben gehad, niet of we weleens een tekst hebben gehad. Maar de vraag of we in Christus zijn. Of we de gemeenschap met God in Christus hebben beoefend.


Hier op aarde kunnen er heerlijke momenten zijn. Momenten van Godsontmoeting en Godsgemeenschap. Maar o, die dagen van de duisternis, zo zegt de Prediker, die zijn vele.Vanwege de zonde. Er is maar zo weinig nodig om die tere Godsgemeenschap te verstoren. Maar: volk in smart, straks zal het voor eeuwig anders zijn. Altijd met den Heere wezen.

De meeste mensen willen wel naar een hemel, waar het altijd feest is. Ook als de Heere daar niet zou zijn. Maar dat zou voor Gods volk het allererg­ste zijn. Want de verberging van het aanschijn des verzoenden Gods is voor hen, zoals de Leerregels het zeggen, bitterder dan de dood. Altijd met de Heere wezen. Want mét de Heere, dat is: zónder zonde. Zónder dood. Zonder satan. Mét de Heere hoeft er nooit meer geklaagd te worden: ik ben vleselijk. Daar geen struikelen meer in de zonde. Daar nooit meer bij hem vandaan dwalen. Daar zal Hij Zijn aangezicht nooit meer hoeven te verbergen. Daar zal God de Vader nooit meer hoeven te klagen: ben Ik een Vader, waar is Mijn eer? Daar zal God de Zoon geen tranen meer schreien vanwege de onbekeerlijkheid van Zijn volk. Daar zal God de Heilige Geest niet meer bedroefd en wederstaan kunnen worden. Maar daar mag dat volk voor eeuwig met de Heere wezen. Om daar voor eeuwig sabbat te gaan houden, voor eeuwig rusten aan het Vaderhart. Om daar de Heere Jezus voor eeuwig te mogen grootmaken: Gij, o Lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed. Daar zullen de Geest en de bruid volmaakt verenigd zijn om het Lam de dankzegging en de eer en de heerlijkheid te brengen. Mag dat ook uw vooruitzicht zijn?

ds. M.A. Kempeneers

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 23 nov 2013 16:07

Meditatie n.a.v. Psalm 40 vers 18:

Wat kan het ons goed doen wanneer we in moeilijke omstandigheden verkeren en mensen tegen ons zeggen: 'We denken aan je.' Dan bedoelen ze: We bidden voor je of we zullen eens kijken of we je kunnen helpen. Dat 'denken' uit zich dus in iets doen. Nu, zoveel te meer mag dat een troost zijn wanneer de Heere aan ons denkt. Omdat het immers niet vanzelf spreekt dat God aan ons denkt. Het zou terecht zijn wanneer de Heere niet meer aan ons zou denken vanwege onze zonden. Daar hebben we het toch zelf naar gemaakt! Het is dus een wonder van genade dat Hij naar ons omziet.
David spreekt zichzelf geen moed in door te zeggen: Ik mag dan wel ellendig zijn, maar ik denk aan de Heere. Dat zou natuurlijk wel een vrome gedachte zijn, maar in wezen zou hij zich dan aan zijn eigen denken ophalen. Nee, het is juist andersom: de HEERE denkt aan mij! Dat geeft voor David de doorslag.
Hij voelt zichzelf ellendig en zeer hulpbehoevend, maar.... Dat alles veranderende woordje 'maar'. Het staat niet eens in de grondtekst, maar je moet het er wel bij denken: Ik ben ellendig en arm. De HEERE denkt aan mij. Wel, daar behoort echt een woord tussen en dat kan niet anders dan een woord zijn dat tegenstellingen verbindt. Dat is het 'maar' van het geloof.
Ik ben wel ellendig in mijn zonden. Ik struikel zo vaak. Dat blijft niet bij één ding. Het kan mij zo aangrijpen dat ik in wezen niet één van Gods goede geboden houden kan en dat ik schuldig sta aan al Zijn geboden. Ik ben wel ellendig in de moeiten en tegenslagen in mijn leven. Al die dingen waar ik geen grip op heb en waar ik in eigen kracht niet tegenop kan of niet uit kan komen. En zeker wanneer het lang duurt. Als er gezinszorgen, huwelijksmoeiten, opvoedingsproblemen, stress, lichamelijke kwalen of psychische aandoeningen zijn. Als ik in een dal zit van schaduw des doods... Vul deze opsomming zelf maar aan met waar u of jij juist mee zit.
Wanneer er vragen opkomen over Gods leiding in mijn leven. Waarom lopen de dingen zo? Waarom gaat het niet anders ondanks dat ik er steeds om bid?
Of wanneer ik twijfel of ik wel een echt kind van God ben. Ja, of de Heere wel ooit in mijn hart begonnen is. Ik ben wel ellendig en arm. Ja, Heere, U weet het waar ik mee zit en wat mij overspoelt.
Maar... Dat is ook het 'maar' van de Heilige Geest. Want Hij overtuigt zondaren toch van hun zonde? En dat doet Hij nooit zonder dat Hij hen ook Gods genade in Christus leert. Dan leren we de Heere Jezus nodig krijgen voor al onze ellende. De Geest van Christus brengt ook tot Christus. Aan het leven, de woorden en het kruis van Christus kunnen wij aflezen dat God aan ons denkt. Hij is de enige goede Herder, Hij zorgt voor onze ziel en leidt ons leven.
Kijk, dan laat de Heilige Geest ons zulke goede dingen van God den-ken. Dan beseffen we dat het enkel genade is dat Hij Zich met ons leven inlaat. Dan worden we van binnen blij. Dan ontstaat er die blijde zekerheid: de Heere denkt aan mij! Ook aan mij in al mijn ellende en moeite.
Niet alleen maar mensen denken aan mij, hoe goed ze dat ook bedoelen. Maar de machtige en barmhartige Heere denkt aan mij. Als wij een plaats in Zijn gedachten hebben, dan hebben we die ook in Gods hart. Ja, zo komt het tot de blijde troost. Dan leren we alles over te geven in Zijn zorgende en besturende handen. Ons schuldverslagen hart, maar ook ons twijfelmoedige of wanhopige of bezorgde hart.
David gaf alles aan God over en daardoor kreeg hij innerlijke rust en vertrouwen. Nu stond hij er niet meer alleen voor. Dat scheelde alles. Dat mag ook gelden voor ieder die het bij de Heere zoekt. Ja, Hij denkt aan mij om Zijn goedheid eer te geven.

Ds. H. D. Rietveld

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 23 nov 2013 18:13

De boeken geopend
"En de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken." (Openb. 20: 12)

Een boekhouder krijgt wel eens controle. Dan moet alles kloppen. Staat alles correct in de boeken genoteerd? Hoe staat het met onze boekhouding?
Vullen wij ons 'levensboek' zo in, dat we het straks aan de Heere kunnen tonen? Leven we zo, zoals u eens zult wensen geleefd te hebben? Wij krijgen onze boeken nooit kloppend. Er blijft altijd schuld en tekort. Wie dat beseft, heeft elke dag genade nodig. Of hoort u bij hen die onbezorgd leven en rustig denken te sterven, omdat u altijd goed geleefd hebt? U gaat bovendien naar de kerk, dus wat wil je nog meer? Nooit hebt u in uw boeken ingevuld:
"Ik heb tegen U, o Heere, zwaar en menigmaal misdreven..." Hoe zal dat dan zijn als straks de boeken van de Heere opengaan? En als Zijn boek naast uw boek wordt gelegd?
Het eerste boek dat opengaat, is het boek waarvan de dichter spreekt in psalm 139: "Eer iets van mij begon te leven, was alles in Uw boek geschreven."
Het is het boek waarin alles van ons leven vermeld staat.
Het tweede boek dat opengaat, is het boek van Gods wet. Ons leven wordt getoetst aan de wet van God. De Rechter van hemel en aarde houdt Zijn wetboek in de hand. Hij zal heus geen onrecht doen. Maar Hij toetst ons leven wel aan een zuivere norm.
Een derde boek dat opengaat, is het boek van ons geweten. Ons geweten zal mee getuigen. Alles wat u had weggestopt, komt dan weer boven. Alles waar u overheen geleefd hebt, komt dan terug. En het zal u aanklagen.
Wat een dag zal dat zijn, als de boeken worden geopend! Wordt het niet hoog tijd dat we de vraag leren stellen: "Mijn ziele, doorziet ge uw lot, hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?" Kan dat dan? Ja, dat kan. Hoe dan? Omdat er nog een boek blijkt te zijn. Het beslissende boek. Het boek des levens van het Lam.
Het boek des levens is het boek waarin God de namen schreef van al de Zijnen. Het is het bevolkingsregister van het Nieuwe Jeruzalem. Die namen worden nooit meer uitgewist (Openb. 3:5)!
Het boek des levens is het boek van de verkiezende liefde van de Vader.
Van eeuwigheid schreef Hij die namen in Zijn boek.
Het is ook het boek des levens van het Lam. Het leven is verworven door het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt. Daar ligt zo'n ruimte in, dat niemand in de hele wereld ooit moet denken: voor mij kan het niet, want ik heb te veel, te zwaar of te lang gezondigd. Eens heeft dat Lam voor een schuldig volk gebeden: "Delg Mij maar uit Uw boek..."
Zijn Naam werd eens geschrapt, opdat hun naam kon worden ingeschreven. Uw naam ook? Al die namen worden geschreven als met het bloed van het Lam.
Het is ook het boek van de Heilige Geest. Want het is de Geest Die levend maakt. De Geest Die het uit Christus neemt en ons verkondigt. Zij wier namen staan in het boek des levens zullen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest leren groot maken voor het grote wonder van zalig worden.
Zit u ook wel eens met de vraag of uw naam wel voor zal komen in het boek des levens? Weet u verder niets te bedenken dan: het moet je gegeven worden? Of werd het bloed van Christus u dierbaar en onmisbaar? Dreef de nood u naar Gods genadetroon met de smeekbede: Heere, schrijf me er uit genade vandaag nog bij, want buiten Jezus is geen leven?
Om u daartoe aan te sporen, gaat er vandaag nog een boek open. Het boek van het evangelie, dat u van Godswege toeroept: Haast u om uws levens wil! In dit boek staan geen leugens. De God Die u straks zult ontmoeten, is de God van het Woord. Voor allen die het van de Heere alleen leerden verwachten, zal gelden:
"God zal ze Zelf bevestigen en schragen; en op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, hen tellen als in Isrel ingelijfd; en doen de naam van Sions kinderen dragen."

Ds. H. Korving

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 24 nov 2013 14:52

Verwachting

Toen bad Hanna en zei: Mijn hart springt op van vreugde in de HEERE, mijn hoorn is opgeheven in de HEERE; mijn mond is wijd open tegen mijn vijanden, want ik verheug mij in Uw heil.
1 Samuel 2: 1-10


In 1 Samuël 2 ontmoeten we Hanna, haar naam betekent ‘God heeft mij begenadigd’, een mooie naam voor een vrouw met een triest bestaan. We kennen de geschiedenis van Hanna, de vrouw van Elkana die zielsbedroefd is omdat ze kinderloos is. Ze ondergaat het gesar van Peninna, de andere vrouw van Elkana en met haar verdriet gaat naar ze God. Hanna verwacht het van de Heere, ze zoekt haar hulp bij Hem. We weten niet of ze zich ten einde raad tot Hem heeft gewend of dat ze haar verwachting altijd al op de Heere heeft gevestigd. Eigenlijk doet dit er niet toe, ze ging naar de Heere toen ze volledig was vastgelopen. En ze bidt, haar gebed was meer dan een plichtmatig vragen, het was een wanhopige schreeuw om hulp. Ze belooft God, als haar gebed wordt verhoord en zij een zoon krijgt, dat zij dit kind aan Hem zal afstaan. Zou ze beseft hebben wat ze beloofde? Zou ze gerekend hebben op de verhoring van haar gebed? Beseffen wij wat we soms aan God beloven? Hoeveel beloften zijn we al nagekomen, of liever hoeveel beloften zijn we vergeten?

God verhoort het gebed van Hanna en ze krijgt een zoon, Samuel.

En nu is Hanna weer in Silo en ze gaat weer bidden. Het is een heel ander gebed dan een paar jaar geleden. Toen had ze gesmeekt, toen ging ze gebukt onder haar verdriet en stortte ze haar hart uit bij de Heere. Nu juicht haar hart“Mijn hart springt op van vreugde in de HEERE, mijn hoorn is opgeheven in de HEERE”.

Als God iemands hoorn verheft, doet Hij hem triomferen over zijn vijanden. Dat heeft Hanna ervaren, Peninna heeft geen reden meer om haar te treiteren. Ze heeft een zoon gekregen en nu dankt ze de Heere.

Het is goed om daar even bij stil te staan. Hanna dankt de Heere omdat Hij haar gebed heeft verhoord. Doen wij dat ook? We mogen God alles vragen wat we nodig hebben. We mogen bidden om dagelijks brood, om genezing, om troost, om hulp. God wil graag gebeden worden. Maar wat doen we als onze gebeden zijn verhoord? Gaan we dan ook danken, net als Hanna, of vergeten we dat zomaar? Misschien is ons bidden veel meer vragen dan danken. Let er eens op en vergeet niet te danken.

Hanna zingt dit loflied op een bijzonder moment, ze neemt afscheid van haar kleine jongen. Hij zal bij Eli blijven in Silo, de plek waar het heiligdom van de Heere staat.

Dat was niet de beste plek om je kind achter te laten, de zonden van de zonen van Eli logen er niet om. En moet je daar een klein kind, een kleuter nog, achterlaten. Hanna, gebruik je verstand, dat doe je toch niet! Maar Hanna doet het wel, ze komt haar belofte aan God na.

Misschien heeft ze ook getwijfeld, het valt niet mee om je kind los te laten, maar Hanna verwacht het opnieuw van de Heere. Van Hem is haar verwachting.

En ze gaat weer naar huis, met haar man, zonder haar kind. Toch kan ze juichen van blijdschap. De Heere is immers haar rots, Hij heeft laten zien dat Hij oog voor haar heeft. En dan zal Hij ook wel oog hebben voor Samuel in Silo. Daarom kan ze hem achterlaten, vol vertrouwen op Hem die haar verwachting niet heeft beschaamd.

Er is een overeenkomst tussen de lofzang van Hanna en de lofzang van Maria. Hanna had haar kind van de hemel afgebeden, Maria kreeg een kind waar ze niet om gevraagd had, maar allebei zingen ze ervan, weliswaar met verschillende woorden, dat hongerigen met goederen worden vervuld en rijken ledig worden weggezonden.

En ze beginnen met een lofzang: “Mijn hart springt op van vreugde in de Heere” zingt Hanna. “Mijn ziel maakt groot de Heere” jubelt Maria hier boven uit. Ze hebben niet zoveel gemeen, Hanna, de echtgenote van de bemiddelde Elkana uit Ramathaïm Zofim en Maria, het arme meisje uit Nazareth. Toen Hanna haar lofzang aanhief was ze al moeder, toen Maria haar lied zong was ze een meisje van hooguit 16 jaar en moest ze nog moeder worden. Maar wat ze wel gemeen hebben is dat ze alles van de Heere verwachten.

De zoon van Hanna werd geboren om de eer van God in Israël te herstellen, de zoon van Maria had een oneindig grotere taak, het eerherstel van Zijn Vader. Hij werd geboren om Gods eer te herstellen. Want Gods eer op aarde is aangetast, wij hebben zijn majesteit geschonden. Wij zijn geschapen om Zijn lof te verkondigen, maar onze lof is verstomd door onze zonden.

Zondag is de eerste adventszondag. Advent betekent verwachten. Maar wat verwachten wij, hebben wij eigenlijk nog verwachting? Verwachten wij het van de komende Christus?

Geven wij ons gelovig over en verwachten wij alles van Hem? Hanna zat hopeloos vast, niemand kon haar helpen, maar zij verwachtte het van haar God. En haar verwachting werd niet beschaamd, ze kreeg een kind en ze kon haar Samuel, toen ze haar belofte moest inlossen, ook weer loslaten. Verwachten is niet alleen afwachten, verwachten is ook doen! De daad van Hanna was haar gelovig gebed en haar overgave aan God. Wat doen wij?

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 25 nov 2013 11:15

Verzwegen - beleden - vergeven

"Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen de ganse dag. Want Uw hand was dag en nacht op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela. Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de Heere; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde."
(Psalm 32 : 3-5)

Spreken is zilver, zwijgen goud’, zo luidt een bekend spreekwoord. Hoe vaak dat spreekwoord ook waar is, er is een situatie waarin zwijgen allerminst goud is. Integendeel: juist de dood betekent. David spreekt erover in Psalm 32.

Verzwegen zonden
In onze tekst blikt David terug op een donkere periode in zijn leven. Een periode die beheerst werd door bepaalde zonden. Aan welke zonden David concreet denkt, wordt niet duidelijk. Wel blijkt uit de drie verschillende woorden die hij gebruikt voor zijn zonden, dat hij iets heeft verstaan van het gewicht ervan. Hij is een opstandeling tegen God; een krom en verkeerd mens, een doelmisser.

Eén zonde van David wordt ons wel genoemd. We lezen in vs 3: ‘ik zweeg’. David zwijgt! Dat wil zeggen: hij zwijgt over zijn zonde tegenover de Heere. Hij belijdt zijn zonde niet voor Gods aangezicht.

‘Ik zweeg’- dat geldt niet alleen voor David, maar van nature ook voor u, voor jou en mij. Zonder uitzondering. Wij zwijgen voor de Heere. Althans: voor zover het onze zonden betreft. O zeker, het kan best, dat ik op bepaalde momenten heel veel te vertellen heb. Ook tegenover God. Ik bid. Lang en uitgebreid. Ik breng allerlei zaken voor het aangezicht van de Heere. Maar als het nu gaat om mijn zonden – om die heel concrete zonden waar ik zo aan vastzit – dan geldt: ik zwijg.

En waarom zwijg ik? Omdat ik niet eerlijk wil worden voor God. Omdat ik niet als een schuldige zondaar voor Hem wil komen te staan. Omdat ik me staande wil houden in een leven van zonde, waar Hij buitengesloten blijft.

Nog iets aangrijpends: Die zwijgende mond komt niet alleen voor bij een mens van nature, maar kan zelfs voorkomen na ontvangen genade. Kijkt u maar naar David. De spiegel wordt dus voorgehouden aan ons allen: Ben ik op dit moment (nog altijd) een zwijger tegenover God, waar het mijn zonde(n) betreft?

Beleden zonden
Als David zwijgt, krijgt hij te maken met Gods hand. Gods hand gaat zwaar op hem rusten. David wordt onrustig. Hij krijgt te maken met tegenslag. Hij wordt ziek. Zelfs zo ziek, dat hij dichtbij de dood komt. Zijn levenssap, zegt vs 4, wordt veranderd in zomerdroogten.

Herkent u dat? Of jij? Dat de hand van de Heere zwaar op u rust? Op je drukt? Je voelt je benauwd en rusteloos. Ziek misschien wel. en je vraagt naar de reden: Waarom? Die vraag is niet in het algemeen te beantwoorden. Maar is het misschien, omdat u zwijgt? Omdat jij zwijgt? Je zonden niet wilt belijden voor de Heere? Niet eerlijk wilt worden voor God?

Kijk, dan ligt er genade in, dat de Heere het David zo moeilijk maakt in zijn leven. Dat de nood zo groot wordt. Want dat gebruikt de Heere om David op de plaats te brengen, waar hij eerlijk wordt voor God. Verzwegen zonden worden: beleden zonden.

We horen het David zeggen (vs 5a): “Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis doen voor de HEERE’. Wat valt op in die woorden? Om te beginnen, dat Davids belijdenis een heel bewuste zaak is. David mompelt niet tussen allerlei andere zinnen door, dat hij ook nog wat gezondigd heeft. Nee, hij neemt het zich heel bewust voor: ‘Ik zal belijdenis doen’, Daarin klinkt iets door van het érnstig overleg’ dat eerst in Davids ziel heeft plaatsgevonden.

Opvallend is ook, dat David echt eerlijk gemaakt is. Hij bedekt zijn ongerechtigheid niet langer. Eerlijk komt hij ermee voor de dag.

En het derde: Hij doet belijdenis ‘voor de HEERE’. Hij stelt zich met zijn zonde voor het aangezicht van de heilige God. En onlosmakelijk daarmee verbonden: hij buigt voor de Heere: ‘ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog. Daarom ben ik, Heere, Uw gramschap dubbel waardig’.

De vraag naar ons toe: Kennen we dit belijden van onze zonde? Zonder deze belijdenis maken we ten diepste God tot een leugenaar, schrijft Johannes (1 Joh.1:9)

Vergeven zonde
In de weg van de echte, hartelijke schuldbelijdenis mag David het ervaren: ‘Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde’(vs.5b). Dat is de ervaring van David. Zijn scharlaken en karmozijnrode zonden – zo groot, zo zwaar – ze worden door de Heere vergeven. Ze worden weggewassen. Waar dat gebeurt, word ik van straatarm en diep ongelukkig, echt gelukkig, in de diepe en geestelijke zin van het woord. Welgelukzalig. Zo begint David zijn Psalm ook: ’Welgelukzalig is hij, wiens zonde vergeven is, wiens ongerechtigheid bedekt is, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent’.

En dat brengt ons tenslotte bij de vraag – ook uw en jouw vraag? – hoe dat nu eigenlijk kan. Mijn zonden, die ik bedekte en verzweeg, hoe kunnen ze vergeven, bedekt worden? Dankzij mijn schuldbelijdenis? Nee. Al is dat wel de weg waarin de Heere Zijn vergeving wil schenken, het is nooit de reden waarom de Heere vergeeft. Want: hoe verbroken en verslagen een mensenhart ook is, waaruit de belijdenis van de zonde opwelt, het is en blijft een zondaarshart. En zelfs in het belijden van mijn schuld liggen nog gebreken en soms ook onzuivere motieven.

Als de HEERE David zijn zonde vergeeft en niet toerekent, is dat alleen, omdat Hij die zonde wel heeft toegerekend aan Zijn eigen Zoon. De Heere Jezus. ‘Die geen zonde gekend heeft’. Als Hij daar staat, voor de aardse rechter , terwijl allerlei beschuldigingen aan Zijn adres klinken, dan zwijgt Hij. Maar door dat zwijgen eigent Hij de schuld van Zijn kerk; heeft hij de schuld van vijanden op Zich genomen. En weggedragen. In deze zwijgende Zaligmaker is de zaligheid voor een schuldige zondaar.

Ds. A.J.T. Ruis.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 26 nov 2013 14:27

Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen.
Psalm 33:18

Wie Psalm 32 en 33 achter elkaar leest, zal bemerken dat deze beide psalmen bij elkaar horen. Het slot van Psalm 32 sluit eigenlijk direct aan bij het begin van Psalm 33.
David, de psalmdichter, roept de rechtvaardigen op de lof des Heeren te bezingen. De Heere, de Schepper van het heelal. De Heere is de Almachtige, Die maar te spreken heeft en het is er, te gebieden en het staat er. Hij is ook de Alziende. Hij schouwt uit de hemel en ziet alle mensenkinderen. Niet één van al die miljoenen mensen kan zich aan Zijn oog onttrekken. Niets ontgaat Hem. Laagvliegende vliegtuigen kunnen zich soms nog aan radarschermen onttrekken. Verborgen camera's of röntgen- foto's kunnen soms bepaalde zaken toch niet signaleren. Zijn Goddelijke ogen doorlopen de ganse aarde. Al bedden zij zich ook in de hel, al woonden zij ook aan het uiterste van de zee, de Heere ziet iedere sterveling. Houden we daar wel echt rekening mee?

De tekst van onze meditatie begint met het woordje ZIET. Dat wijst op het opmerkelijke. Dat wil ons er op wijzen dat we er zo maar niet overheen moeten lezen. Tegenover het feit van Zijn alziendheid moet het opmerkelijke van onze tekst uitkomen: 'het oog des HEEREN is over degenen, die Hem vrezen!'.
De Heere spreekt op mensvormige wijze over Zichzelf. God is een Geest. Hij heeft geen lichaamsdelen. Om iets van Zichzelf te openbaren, spreekt de Heere over Zichzelf alsof hij een mens was. Zo buigt de Heere Zich neer tot ons opdat wij Hem zouden kunnen begrijpen. De ogen zijn niet alleen menselijke zintuigen om de zaken om ons heen waar te nemen. Ogen worden ook genoemd de spiegel der ziel. Ons oog verraadt vaak, zonder dat we soms één woord gezegd hebben, wat er in ons binnenste leeft. Wanneer de Heere belooft: 'Mijn oog zal op U zijn", dan belooft Hij met Zijn gunst en zorg die mens te omringen. Zijn oog spreekt dan van Zijn gunst en welbehagen. De ogen des Heeren kunnen echter ook van Zijn toorn en gramschap gewagen. In Amos 9:8 lezen we: 'Ziet, de ogen des HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk'.
Het zal dan wel duidelijk zijn in welke zin de Heere hier zegt dat Zijn oog is over degenen die Hem vrezen. Hij ziet in welgevallen neer op zulke mensen. Het zien op degenen, in wie de Heere een behagen heeft, is ook een veelomvattend zien.
Wij moeten soms aanzien dat geliefden lijden, pijn hebben en een smartelijke weg moeten gaan, zonder dat we iets kunnen doen ter verlichting. Zulk een zien is bij de Heere niet mogelijk.
Prachtig wordt dat verwoord door de opstellers van de Heidelberger Catechismus in antwoord 128:
'Zulks alles bidden wij van U, DAAROM, dat Gij als onze Koning en aller dingen machtig, ons alles goeds te geven de wil en het vermogen hebt'.

Wat zijn het nu voor mensen op wie de Heere Zijn oog wil slaan? Onze tekst spreekt van mensen, die vrezen en hopen op Zijn goedertierenheid. Dat zijn mensen, die met eerbied en een heilig respect voor de Heere vervuld zijn. Zij werden door Woord en Geest staande gehouden op de weg van vijandschap en opstand tegen de Heere. Zij moesten God gaan erkennen in Zijn waarheid, heiligheid en rechtvaardigheid. Zijn Woord en Wet moest hen en al het hunne veroordelen. Slaafse vrees stoot af. Slaafse vrees doet ons degenen, voor wie we vrezen, mijden. We gaan hem zoveel mogelijk uit de weg.

De kinderlijke vreze, die hier bedoeld wordt, de vreze des Heeren, trekt juist tot de Heere aan. Doet ons vallen aan Zijn voeten. Door Goddelijke liefde is het hart verbroken en zo moet het zich uitleveren aan de Heere. Met de koorden der veroordeling om de hals. Met Esther wordt het ingestemd:
'Wanneer ik omkom, zo kom ik om'.
Zo vrezen zij de Heere, zo hopen wij op Zijn goedertierenheid. Zij hopen niet op iets van zichzelf. Nee, zij moeten juist wanhopen aan zichzelf. Al het hunne ging er aan. Hun eigen verwachtingen werden juist afgesneden. Maar zulken krijgen goede gedachten van God. Bij Hem is goedertierenheid. Dat wordt hun hoop.
Voor degenen die de Heere nog niet vrezen en die op Zijn goedertierenheid nog niet hopen, bevat onze tekst een ernstig vermaan. Gods oog, dat alles ziet en waarneemt, is niet in gunst op hen geslagen. Nee, de psalmdichter zegt: 'God slaat een gram gezicht op bozen die Hem tegenstaan'.
Dat betekent dat Zijn ogen gelijk een vlam vuurs hen zullen verteren. Welk een lankmoedigheid dat Hij U wel ziet en – nog – verdraagt! Hoor hoe daar de roepstem van de Heere nog klinkt:
bekeert U, bekeert U, waarom zoudt gij sterven?

Maar …, hoe kom ik bij dat volk, dat de Heere vreest en op Zijn goedertierenheid hoopt? Is dat een heilbegerige vraag, die in Uw hart leeft? Ach, luister dan eens naar dat volk en vraag het hen eens! Zij kunnen niet getuigen van hun eigen krachts- inspanningen. Nee, zij kunnen alleen getuigen van Gods goedheid en genade. Want ziende op zichzelf, op hun zonde en afmakingen, moeten ze vrezen dat de Heere ook op hen met toornende ogen moet neerzien. En dan zouden ze Gode niets ongerijmds kunnen toeschrijven. Maar wanneer ze het oog weer eens op de Heere mogen slaan en wanneer het door Gods Geest in hun hart mag klinken: 'Mijn oog zal op U zijn', als ze door dat Goddelijk oog zich belonkt weten, dan komt het zo anders te liggen. Hoe is het nu mogelijk dat de Heere, Die zegt geen zonde te zien in Zijn Jakob en geen overtreding te zien in Zijn Israël, Zijn oog doet zijn op dat volk? Ja, dat is het wonder van genade, hetwelk door het verstand niet is te bevatten.
Het oog des Heeren was in toorn gewend op Zijn eigen Zoon. Hij, Die Borg en Middelaar wilde worden voor een schuldige Jakob, voor een doemwaardig volk, is door Gods toorn verteerd. Hij werd tot zonde gemaakt. Om hun ongerechtigheden werd Hij verbrijzeld. Hij, Die geen zonde gekend noch gedaan heeft! Door het bloed van het Lam Gods ziet de Heere geen zonde en geen overtreding in Zijn volk. Door dat bloed des kruizes is er vrede en verzoening.
Daardoor kan een bedroefd en verslagen volk verblijd en verheugd worden:
Uw aangezicht in gunst tot mij gewend, schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde.

ds. A. van de Weerd.

Bambi

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Bambi » 26 nov 2013 18:23

=
Laatst gewijzigd door Bambi op 12 dec 2017 01:41, 1 keer totaal gewijzigd.

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 27 nov 2013 16:47

Klinkt het nog door...?

"Sela."
(Psalm 84: 5, 9)

Sommige mensen lezen dit Hebreeuwse woordje altijd, anderen laten het zondermeer weg. Wat is de bedoeling van dit woord?

Het hoort thuis in de Psalmenbundel, in gebed en lofzang, klacht en jubel.

Zo treffen we het ook aan in Habakuk 3. Nu kun je dat zakelijk afdoen door te volstaan met de mededeling dat het een muzikale aanwijzing is en de zaak laten rusten. Toch is het wel nuttig om bijvoorbeeld in Psalm 84 eens na te gaan of er meer muziek in zit.

Welke verklaring we ook kiezen – verhoging van de stem in het volgende deel, een aanwijzing om het voorgaande nog eens te herhalen of een pauze – het gaat om een accentuering van het voorgaande, waardoor het bijzondere nadruk krijgt. Je zou het kunnen weergeven als een aanwijzing om wat geklonken heeft nog eens door te laten klinken en je voor te bereiden op het volgende deel. Deze pauze wil de spanning erin houden.

In Psalm 84 klinkt vóór het eerste ‘sela’: ‘Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen u gestadiglijk’. Laat dat nu eens naklinken als u dit gehoord en gelezen hebt. Wie is er volgens ons een gelukkig mens, iemand die te feliciteren is? Zegt ons hart daar ‘amen’ op: die mens is gelukkig die mag wonen daar waar God Zich laat horen en zien? Werden wij zo begerig om ‘op te gaan naar Gods huis’, omdat het verlangen naar Hem ons daarheen dringt? Laat die vraag niet rusten, maar neem eens rust om vóór de rustdag over deze vraag na te denken. Het loflied op de woning van de HEERE krijgt een bijzonder accent door het ‘sela’. En als we dat verder mogen zien in het licht van het huis des Vaders met de vele woningen, waar Christus bezig is, plaats te bereiden voor de Zijnen, dan is er alleen des te meer reden om eens ‘pauze’ te nemen, en het Woord door te laten klinken. Dan roept zelfs deze muzikale aanwijzing om de Geest Die alleen het Woord werkelijk tot klinken kan brengen in ons hart.

Zo krijgt deze lofprijzing een bijzonder accent, zo zou de hevigheid van het verlangen als het ware nóg wel weer een keer tot klinken gebracht mogen worden. De vraag is of we in onze tijd waarin de ‘emocultuur’ bloeit – emoties doen het goed – we niet een onstellende vervlakking tegen komen van echte emoties. ‘Beeldbuistranen’ zijn van een andere orde van de tranen die opwellen als we onder vier ogen met de HEERE spreken. Tranen van onuitsprekelijk vreugde én van onzegbaar verdriet. Zo komen we een tweede ‘sela’ tegen na vers 9: ‘HEERE, God der heirscharen! Hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob!’ De vermoeide pelgrim bidt, smeekt indringend. En dat mag dóórklinken. Laat het toch horen als het u nood is! Heel praktisch: als we in de kerk een klaagpsalm zingen, doen we dat al lispelend, ingehouden? Is het dan wel nóód...?!

Het ‘sela’ wil tot leven komen en geeft diepten en hoogten aan door een accentuering. Een vlak geestelijk leven is geen best teken. Kennen we nog pauzes waarin Gods verbazingwekkende genade in onze verlorenheid doorklinkt? Of zingen we altijd maar een beetje kabbelend door of zijn we als stilstaand water?

Kijk het woordje ‘sela’ nog maar eens goed in de ogen...U kunt het gerust ongelezen laten, als u de aanwijzingen van dit woordje maar ter harte neemt.

Ds. M.J. Kater

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 28 nov 2013 18:17

“Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen…”

Lukas 18:7

De uitverkiezing, wat is dat altijd weer een moeilijk stuk. Moeilijk, neen niet voor degene, die net doen alsof er geen uitverkiezing is en alsof het heil en de zaligheid en het deelachtig worden daarvan een zaak is van de menselijke vrije wil. Moeilijk, ook niet voor hen, die zich van die verkiezing zo gemakkelijk afmaken en daarachter als pogen weg te kruipen met die bekende, schijnbaar steekhoudende maar in wezen duivelse uitvlucht: als ik niet uitverkoren ben kom ik er toch nooit, en indien wel, dan zal de Heere mij wel weten te vinden.

Moeilijk, ook niet allereerst voor die kinderen Gods, die de troost en de vastheid van de verkiezing mogen kennen omdat zij op goede gronden mogen weten, dat ook hun namen staan geschreven in het Boek des Levens. Neen, maar moeilijk vooral voor die kinderen Gods, die wel in oprechtheid naar de Heere hebben leren zoeken en vragen maar die nog geen wijsheid en zekerheid hebben, die nog niet zeker weten, dat ook zij werkelijk uitverkoren zijn. Ja, wat kunnen diegenen vooral het moeilijk hebben met die verkiezing, temeer nog omdat de satan hen juist op dat punt van de verkiezing zo vaak en zo graag aanvecht en bestrijdt, bijvoorbeeld door hen in te fluisteren, dat al hun bidden en kerkgaan en Bijbellezen toch niets helpt omdat ze toch niet uitverkoren zijn... Zie, en daarom is het nu niet het minst juist voor hen ook zo bemoedigend en leerzaam dat de Heere ons in Zijn Woord ook telkens bepaalde “kenmerken" aanwijst, waaraan die uitverkorenen te herkennen zijn. En één van de schoonste van die kenmerken vinden we dan wel in de bovenvermelde tekst, waar van die uitverkorenen gezegd wordt, dat zij dag en nacht tot de Heere roepen. Daaraan zullen de uitverkorenen straks in de eindtijd, wanneer ze vreselijk vervolgd en verdrukt zullen worden (daar gaat het hier blijkens het verband toch allereerst over) te herkennen zijn; dag en nacht zullen zij dan roepen tot de Heere om hulp en recht, net zolang totdat Hij hen helpen en recht verschaffen zal. Ja, maar daaraan zijn de uitverkorenen vandaag aan de dag ook te herkennen: dag en nacht roepen ze tot de Heere. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat zij niets anders doen, niet werken, niet slapen enz., dan alleen maar bidden, neen, maar dat betekend wel, dat ze voortdurend bij dagen en bij nachten, ook zelfs onder hun gewone werkzaamheden door, daar mee bezig zijn. Die uitverkorenen bidden niet zo nu en dan eens, of alleen maar aan tafel en voor het naar bed gaan om genade en verzoening, om vrede met God enz. Neen, maar dat houdt hen voortdurend bezig. De ernst van dood en eeuwigheid, de last van de zonde, de noodzaak van de verzoening door het bloed van de Heere Jezus, is hun zo op het hart gebonden, dat zij voortdurend in het gebed naar de Heere heengedreven worden, bij dagen en bij nachten, zoals de dichter daar ook van zingt: " 'k Zocht Hem in mijn bange dagen, 'k bracht de nachten door met klagen". Omdat het bij dezulken nood geworden is. En als het nood is, dan kun je niet ophouden, maar dan blijf, dan moet je roepen. En nu de troost van dit Woord. Want wie dat nu in waarheid mag kennen, die heeft daarin een onbedrieglijk kenmerk van de uitverkiezing. Want dat ze bij dagen en bij nachten tot de Heere roepen is een vrucht, die alleen maar groeit aan de boom van Gods eeuwige verkiezing. Ook al kunnen zij daar zelf nog niet bij, al zien zij dat zelf nog niet. Zulke mensen zijn veel verder dan ze zelf weten. Als het maar waarheid is in het hart. En daarom: Kent u dat? Dat zo voortdurend worstelen aan Gods troon? Let wel, ik vraag niet of u al weet dat u uitverkoren bent, maar wel of u dat roepen tot de Heere kent bij dagen en bij nachten. Zo niet, verbeeldt u dan toch niets. Want dan hebt u nog geen enkele gegronde reden om te bedenken, dat u een uitverkorene bènt. Want dat roepen is wel één van de eerste kenmerken van Gods kinderen; dat kennen zij allen. Maar roep dan toch nu nog. Want het kan nu nog. Laat de verkiezing vooreerst maar rusten, dat is Gods zaak, maar roep Hem aan om genade en verzoening, pleitend op het bloed van Christus. Wie hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst, oneindig groot". Dat is de troost van de verkiezing. Als die onrechtvaardige rechter uiteindelijk die weduwe, die maar bleef roepen, toch recht verschafte, zou dan de rechtvaardige, en zeer genadige en barmhartige God geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, aan hen, die Hij uit onbegrijpelijke liefde reeds van eeuwigheid heeft uitverkoren? "Ik zeg u" zegt Jezus zelf, "dat Hij hen haastelijk recht doen zal". Recht ja, want Sion zal door recht verlost worden. Niet alsof en omdat zij rechten hebben in zichzelf, neen maar omdat de Heere hen aanziet in het borgtochtelijk verzoeningswerk van de Heere Jezus, waardoor aan Gods recht volkomen is genoeg gedaan. De Heere zal Zijn uitverkorenen zeker recht doen. Uit enkel genade. Om Jezus wil. Recht, voor nu en eeuwig. Dat heil, die zaligheid ligt onwrikbaar vast. Neen, niet in hem, maar in die verkiezende God. Daarom:

“Hoop op de Heer", gij vromen;
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden.
Zo doe Hij ook aan mij.

Wijlen ds. G. Bouw

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 29 nov 2013 15:31

Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!

Psalm 130:1

Er is veel nood op de wereld. We kunnen lezen over oorlog, honger en natuurrampen. Er zijn veel mensen ziek en gebrekkig. Maar de grootste nood is de zonde en de dood. Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel.

Helaas brengt de nood op zichzelf mensen niet op de goede plaats. Nood kan verbitteren en verharden. De Tweede Wereldoorlog heeft een stroom van ellende en verdriet met zich meegebracht. Helaas is de mensheid er niet beter door geworden. Er is eerder sprake van verharding. Nood brengt soms tot vloeken. Toch kan de Heere nood gebruiken. Dat leert ons de Bijbel. Dat zien we in Psalm 130. De dichter gaat roepen tot God. De nood drijft hem uit. De nood brengt hem bij God. In de diepte is er bij de dichter geen opstand, er is geen doffe moedeloosheid. In de diepte roept hij tot God. Wat een wonder als we zo mogen roepen. Als we gaan roepen tot God. Het is gewerkt door Gods Geest.

Dit roepen is een oprecht roepen. De dichter heeft geen verwachting van zichzelf Hij heeft ook geen hoop op mensen. Zijn hoop is alleen op God. Hartelijk roept hij tot God. God is niets verplicht. Toch blijft hij roepen. Eerlijkheid is een vrucht van genade.

De dichter blijft ook aanhouden. Hij roept uit de diepten, dat is met grote inspanning en met een voortdurend verlangen. Het is een roepen zonder ophouden. Het is een roepen bij dagen en bij nachten.

Dit roepen is aangenaam bij God. De Heere hoort het geroep van Zijn ellendigen. Soms kunnen zij niet anders dan zuchten. Mensen zouden er wellicht niet veel voor geven. Het getob van de tollenaar in de tempel sprak de farizeeër helemaal niet aan. God oordeelt echter anders. Het geroep van Zijn ellendigen is Hem aangenaam. Het is Zijn eigen werk. God vermaakt Zich altijd in Zijn eigen werk. Wat een bemoediging! De Heere hoort het gebed.

Ds. W. Visscher

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 30 nov 2013 16:13

„Het geschiedde nu, als de Heere Elia een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Heere heeft mij naar Beth-El gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waarachtig als de Heere leeft en uwe ziel leeft, ik zal u niet verlaten. Alzo gingen zij af naar Beth-El.”
2 Koningen 2 vers 1 en 2

Elia maakte zijn laatste gang. Hij zal worden opgenomen in de eeuwige heerlijkheid. De laatste gang. Dat heeft ons veel te zeggen. Ook wij gaan de laatste gang maken. Het is de mens gezet te sterven en daarna het oordeel! De laatste gang. Hoe zal onze gang zijn? Elia komt zojuist van het sterfbed van koning Ahazia. Hij is de dood der goddelozen gestorven. Welk een verschil met het einde van Elia! Hij ging het Vaderhuis tegemoet. De laatste gang. Hoe zal de onze zijn? Een van tweeën: of met Ahazia in de eeuwige duisternis of met Elia in het eeuwige licht! De laatste gang. Elia mag wandelen in het blij vooruitzicht. Hebt u ook al uitzicht? Elia had uitzicht op goede gronden. Hij reisde niet op een misschien, op een veronderstelling. Ook niet op zijn bekering. Een mens moet bekeerd worden! Doch de bekering brengt niet binnen. Dat doet genade alleen! De laatste gang. Je bekering al kwijt geraakt? En genade alleen overgehouden? Genade niet in het hoofd, maar in het hart, op het schavot ontvangen? De laatste gang. Een goede gang. Hoe was dat mogelijk? Elia was door de Heere voorbereid! Hij was al voorbereid! Hij was al voorbereid in de eeuwigheid. Met een eeuwige liefde heb Ik u liefgehad! De liefde Gods in Christus door de Heilige Geest. Houd dat maar eens tegen. Tegen die liefde is niet te vechten. Op de weg naar Damascus komen zondaren op de knieën terecht. De laatste gang. Een zekere gang. Elia mocht rusten op het bloed des Lams, afgeschaduwd in de bloedige offeranden. De laatste gang. Wat is het rustpunt van ons hart? Toch niet de godsdienst? Toch niet het idee van het bloed? Het ware bloed, het bloedzelf, komt achter het mes openbaar. Eerst het mes en dan het bloed. Het bloed uit het hart van het Lam stroomt na de halszaak. Zo werd het door de offeraar bij het altaar doorleefd. De laatste gang uit God, een gang met God en nu mag zijn gang in God eindigen. Wat uit God is, komt in God terecht. Wat is zalig worden toch een zeker werk! De laatste gang. Elia gaat de eeuwige liefde van de Verbondsgod tegemoet. Door de liefde naar de liefde toe om eeuwig van de liefde Gods in Christus te mogen zingen. Welk een toekomst! De laatste gang. Ik zet mijn treden in Uw spoor. Zijn we wandelaars achter de Heere door de trekkende liefde? De laatste gang. Elia heeft de hemelse gemeenschap gesmaakt, voordat hij in de hemel werd opgenomen. Hij ging geen vreemde plaats tegemoet. Hij ging geen vreemd werk doen. De laatste gang. Gods kinderen leren de hemelse zaligheid smaken in Christus, die vanuit de hemel is neergedaald om hemelse genade mede te delen aan boetvaardigen. De laatste gang. De Heere zal genade en ere geven. Eerst genade en dan de ere. We zullen de eerkroon dragen. Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen. De laatste gang. Elia ging afscheid nemen van Elisa. De laatste ontmoeting. Welk een lieflijk samenzijn zal dat geweest zijn! De laatste gang. Elia wilde alleen verder. Maar Elisa wilde Elia niet alleen laten gaan. Hij wilde met zijn leermeester mee. Hij was door liefde aan Elia verbonden. Banden der liefde in de eeuwigheid gelegd. Banden uit de Hemel, banden door de hemel en banden voor de hemel. Zoete banden, die mij binden aan des Heeren lieve volk. De laatste gang. Ik geloof de gemeenschap der heiligen. Beneden en Boven. Hebt u ook Gods volk lief? Waar liefde woont gebied de Heere Zijn zegen. De laatste gang. Samen gingen zij van Gilgal naar Bethel. Bekende plaatsen. Gilgal, de plaats der gedenktekens. Door Jozua opgericht vanwege de wondervolle doorgang door de Jordaan. Elia mag zien op welk verbondtrouw van God. De laatste gang. Bethel. Daar heeft Jacob kennis aan. De ladder daalde neer van de hemel naar de aarde. Van boven naar beneden. Bethel, huis Gods. De hemel is geopend door de Heere. Daar is plaats in het Vaderhuis met zijn vele woningen. De laatste gang. Het kan vandaag of morgen voor ons de laatste gang zijn. Hebben we de geloofskijker bij de hand, in de hand gelegd door de Heere? Het geloof is een gave Gods, neergelegd in lege handen. De laatste gang. Maakt u gereed voor de laatste gang. Dat is een eis en een belofte tevens. Wat de Heere eist, wil Hij nog schenken. De laatste gang. Die dichter wil ermede bekend gemaakt worden: „Ontdek mijn levenseind aan mij”, Psalm 39. de laatste gang. O Sion, weldra is de strijd gestreden. Nog enkele stappen en we zijn Thuis. Met Elia bij de Heere. De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren. O heerlijk erf, Gij kunt mijn ziel vervoeren.
ds. J.Catsburg

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 03 dec 2013 16:56

En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchteren en waakt in de gebeden.
1 Petrus 4 : 7

Het menselijk geslacht doezelt weg in een dromerig leven. De ogen vallen dicht en we schikken ons in de gemakkelijkste houding. Met een tevreden gezicht leven we ons leven op die wijze die ons het meeste rust geeft. Wij slapen (1 Thessalonicensen 5:6-7). De zorgen van het leven ontnemen ons het gezicht op de werkelijkheid. We leven dikwijls alsof het niet op kan, of er geen einde aan komt. Calvijn schrijft dat bijna allen zichzelf het eeuwige leven beloven op de wereld. Wat hebben we veel bezigheden, zelfs in onze ouderdom. Wat jachten we het ene jaar uit en het andere weer in.
Ja, natuurlijk worden we wel eens opgeschrikt en denken we wel eens even wat verder, maar met onze slaapverwekkende middelen en oplossingen blijft het toch een doodsslaap. Verontschuldigingen en uitvluchten zijn er genoeg en we sussen onszelf. Blijkens bovengenoemd hoofdstuk uit de eerste brief van Petrus lopen ook Gods kinderen het gevaar weer weg te dromen en niet meer wakker te zijn. Daarom zet de apostel de bazuin aan de mond en roept: ‘Het einde aller dingen is nabij’. Hij roept op ernstig rekening te houden met de voorlopigheid van dit bestaan. Al weet de apostel niet hoe lang het nog duurt, al schrijft hij daarover ook niets, het is toch nabij. Op de eerste komst van Christus moet persé de tweede komen. Die kan niet lang uitblijven. We leven met Petrus immers in de laatste bedeling. Er zal geen volgende periode wereldgeschiedenis volgen. Met grote vaart nadert die dag. Alle dingen eindigen dan, maar alle mensen zullen opstaan om geoordeeld te worden. Zo nabij is die dag, dat we ons niet kunnen veroorloven te slapen. We moeten terdege op onze hoede zijn. Wij moeten ‘nuchter’ zijn. De apostel bedoelt daarmee niet de kille nuchterheid waarmee mensen over de dood kunnen spreken, alsof het een noodlot is. Hij doelt op bezonnen inzicht en wakkerheid. De werkelijkheid moeten we eerlijk onder ogen durven zien. Nee, niet in een flits en vluchtig, maar met bezadigde en ernstige nuchterheid.
Het is immers nodig met waarachtige overdenking onze verlorenheid te leren kennen en onze schuld te zien. Wanneer onze ogen geopend zijn voor de realiteit, ziet de wereld er anders uit en zien we onszelf als verloren mensen op een zich naar de ondergang spoedende wereld. Wanneer we zo ‘wakker’ mogen worden, staan we nu reeds voor Gods Aangezicht als veroordeelden. De gulle evangelieprediker R.M. MacCheyne zong daarvan:

Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt,
Toen werd in mijn ziele de vreze gewekt,
Toen voelde ik wat eisen Gods heiligheid deed:
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.
Deze nuchterheid is niet tijdelijk, maar moet dikwijls vernieuwd worden in het leven van de Kerk, opdat er plaats komt en er nog meer plaats kome voor het volgende vers van MacCheyne: ‘Toen vluchtte ik tot Jezus! Hij heeft mij gered, Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet’.
Aan deze nuchterheid is het gebed onlosmakelijk verbonden. Wiens ogen open gaan, gaat vanzelf in de nood bidden. De slaapverwekkende middelen helpen dan niet meer afdoende en we kunnen de rust niet meer vinden in de dingen die zullen eindigen.
Was de Kerk maar meer wakende aan Zijn poorten en sliepen de discipelen maar minder. Dan was er meer gebed en meer kennis van Christus.
Het oordeel begint, ja is reeds begonnen, bij het huis Gods (vers 17). De ontbindende macht holt de kerken uit en het waarachtige leven wordt minder gevonden. De satan probeert de uitverkorenen te verleiden en wanneer Christus zal wederkomen, zal Hij dan nog geloof vinden op aarde? (Lukas 18 : 8). 0, zeker, de Heere gaat door en vergadert Zijn Kerk en houdt haar in stand, maar wat blijft er over van Sion? Nee, dit staat niet in het Woord om alle moed te benemen, maar om ons van de ernst der zaak te doordringen en ons te doen haasten. Want indien het oordeel bij de Kerk begint, welk zal het einde zijn dergenen die het Evangelie ongehoorzaam zijn?
Als we in waarheid eens mochten meezingen:
Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis; dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.
Mochten er nog velen uit hun doodsslaap worden opgewekt door de almachtige stem Gods. De Heere neme de kandelaar van Zijn Woord onder ons niet weg en moge Zijn Sion verlevendigen en verder leiden om te mogen opwassen en met MacCheyne de gerechtigheid van Christus te mogen omhelzen.

Ds. P. van Ruitenburg

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 05 dec 2013 15:51

"Zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen"

Job 2:10b

Wij leven weer in de tijd van de dankdagen. Alle reden is er om de Heere nog te erkennen voor het goede, dat Hij gaf.
Rijk heeft Hij Zijn hand geopend in het natuurlijke leven. Het brood ontbrak niet in onze huizen en ook het water was gewis, ja veel méér dan dat; overvloed hebben wij nog. Waar duizenden een verschrikkelijke dood sterven, hulpeloos zwervend op nietige scheepjes, of voortgejaagd door het oorlogsgeweld, bespaarde de Heere ons dit alles nog. Hoe lang nog? Ons hart kan beven als wij zien op ons arme volk, dat van geen zonde meer weet en dat lacht om Gods inzettingen. Arm Nederland, hoelang zal God ons nog gedogen?
"Wij hebben het goede van God ontvangen!" Dit zijn de woorden van Job, eenmaal in de allerdiepste smart uitgesproken op de ashoop. Het is ons onmogelijk, ons in te denken wat het betekent, alles wat men bezit, op één dag te verliezen, ál zijn kinderen op één dag te moeten begraven en daarnaast door een vreselijke ziekte te worden geteisterd. Ons voorstellingsvermogen schiet daartoe ten enenmale tekort.
Er kunnen soms slagen vallen in het leven van onze naaste, waar wij met onze gedachten niet in kunnen komen. En wie, die door zulke rampspoeden getroffen werd, heeft nog nooit die duivelse vijandschap van Job's vrouw ontmoet in zijn eigen hart?
'Zegen God, en sterf', zo roept zij haar man toe. Zij wil zeggen: vloek u maar eens voor het laatst goed uit tegen God en maak dan aan uw leven maar een eind.
Deze vrouw 'ziet het niet meer zitten', om eens een term van onze tijd te gebruiken. Maar tegen deze taal keert zich Gods kind hier verontwaardigd.
O, straks zal hij in zijn bittere smart zijn geboortedag gaan vervloeken. Dan wordt zijn geloof als bedolven in de golven van zijn aanvechtingen. Maar nu mag het nog zijn in zijn hart: 'Zo ik dit zeggen staven zou, gewis, dan waar' ik niet getrouw aan 't waard geslacht van Uwe kind'ren'.
Zouden wij, zo voegt hij zijn opstandige vrouw toe, het goede van God ontvangen en het kwade niet ontvangen?
Het zijn twee dingen, die Job hier uitspreekt. In de eerste plaats dat het goede van God ontvangen wordt.
Daar had Job's vrouw net zomin erg in, als dat zij besefte, dat het kwade van God wordt ontvangen. Job had echter geleerd door Gods genade, dat het goede van God gegeven wordt.
Het goede! Wat is er in ons leven veel, dat met die woorden 'het goede' mag worden aangeduid. Gezondheid, voedsel en kleding; kortom, alles wat tot de onderhouding van dit tijdelijke leven behoort. Job had zeer veel van dat 'goede' in zijn leven ontvangen.
Evenwel niet zoals die rijke man, die ook zijn 'goed' in zijn leven had ontvangen, en Lazarus desgelijks het kwade; neen, Job mocht ook weten van dát 'goede', dat nimmermeer vergaat, waarvan velen zeggen: wie zal ons het goede doen zien?, maar dat voor hem bestond in het lichten van Gods aanschijn over hem. Het goede; hebben wij in het achterliggende seizoen dat goede niet rijkelijk ontvangen?
Beseffen wij ook, dat wij het van Gód ontvangen hebben en verwondert dat ons, of incasseren wij ons geregeld inkomen als een vanzelfsprekende zaak?
Verootmoedigde dat goede ons ook, gelijk Jacob zich veel geringer wist dan al Gods weldadigheid en dan al Zijn trouw? Job leert ons, dat ook het kwáde van God ontvangen wordt. Hier hebben we dezelfde klanken als in zondag 10: rijkdom én armoede, vruchtbare jaren, gezondheid én krankheid! Het kwade. Dat 'kwade' kan zich openbaren als armoede, ziekte, tegenheden, verborgen kruis, huwelijksleed.
Er zijn er onder ons wel, die in deze tijd van de dankdagen moeten zeggen, dat dit 'kwade' hun niet bespaard bleef in de achterliggende tijd. Ja, zelfs soms het verschrikkelijke kwaad van de dood. Wat wonden zijn bij sommigen ook nu weer geslagen. Zeg eens, die dat kwade ontvangen hebt: hebt u het van Gód mogen ontvangen? Dat wil zeggen: niet bij geval, maar van Zijn hand? Als kwaad, dat u
toch om uw zonden zo wáárdig gemaakt had?
Daar wist Job's vrouw niets van.
Maar Job mocht hoger zien, óók het kwade wordt van God ontvangen. Hij mocht het in Gods hand neerleggen.
Dan wordt het een wonder dat de Heere naast dat kwade, waar we het zoëven over hebben gehad, aan ons nog zoveel goeds geeft; ja, daar wordt het kwade, dat uit Gods hand komt, voor Gods volk nog wel eens goed; daar worden de bittere Marawaters, waaraan de Heere de Zijnen in dit tranendal leidt, nog wel eens zoet in de mond van Zijn kinderen. Dan mogen ze leven als Lazarus, de bedelaar. "God is mijn hulp" betekent zijn naam. Het mocht wat, spotte toen en nu de wereld. Geen cent heeft hij, geen gezondheid, misschien zelfs wel geen thuis.
En toch ... toch mocht hij met Jacob zeggen: "Ik heb alles"
Hij klaagt niet over zijn ellende, hij brengt geen beschuldigingen in tegen de bange beschikkingen des Heeren, maar hij heeft geleerd, evenals Job, om God God te laten. Hij jammert niet over het ongelijke lot dat mensen, die van dezelfde lap gescheurd zijn, te beurt valt, maar hij aanvaardt zijn armoede, zijn schrikkelijke verlatenheid uit de hand van Hem, Die alles bestuurt naar Zijn welbehagen en onbegrepen wijsheid.
Hij praalt evenmin met zijn Godsvrucht, hij toont haar alleen door stil te lijden, kalm te verdragen, eerbiedig te zwijgen en zijn begeerten zodanig te matigen, dat hij slechts de kruimels verlangt, die vallen van de tafel van de rijke. Kortom zijn gehele leven legt hij in Gods handen.
Hoe gelijkt dit alles op hetgeen Job door genade ook mocht doen, zij het dan door veel strijd en aanvechtingen.
Dat dit ook ons deel zou mogen zijn, het deel ook van allen die tegenwind hebben, pijnlijke tegenspoed ondervinden
Dan zal ook van ons einde gezegd mogen worden: en het geschiedde als hij stierf dat hij door de engelen gedragen werd in de schoot van Abraham.

Ds. A. Moerkerken


Terug naar “[Religie] - Algemeen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 4 gasten

cron