Hedendaagse meditaties

Om te kunnen posten in dit forum is lidmaatschap van een gebruikersgroep (leden Religie-fora) nodig.
Klik hier voor meer info en het aanvragen van postrecht

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 22 mar 2014 11:49

"Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter hand Gods." Hand. 7 : 55

Waar het hart vol van is, daar stroomt de mond van over.

Met een indringende redevoering heeft Stefanus de Joodse Raad terecht gewezen. Hij heeft hen ontdekt aan hun zonden. Tegelijk heeft hij hen er toe opgeroepen zich te bekeren tot God. En niet minder heeft hij hen gewezen op de opgestane Heere Jezus als de Christus.

Wanneer hij hen verwijt dat ze zich verharden en dat ze, net als hun voorvaders, de Heilige Geest tegenstaan, worden zij ontzettend boos.

We zouden kunnen opmerken: had Stefanus dit beter niet voor zich kunnen houden? Wanneer hij vriendelijker en milder had gesproken, dan was hun verweer niet zo fel geweest. Hij heeft deze reactie toch zelf uitgelokt?

Zulke verwijten treffen soms ook andere dienaren van het Woord, wanneer zij onverkort het Woord van God verkondigen en met een ontdekkende prediking komen. Dat wil er dan niet in en het roept ook nu nog zoveel verzet op.

Toen Stefanus zulke oordelen uitsprak tegen het Sanhedrin door te zeggen dat zij de Heilige Geest weerstonden, toen barstten hun harten, staat er. Ze ontploften van woede, zouden wij nu zeggen. Het stond meteen voor hen vast: weg met hem.

Nog nooit had iemand zó tegen de Joodse Raad gesproken. Maar ook nog niet eerder hadden zij te horen gekregen wat Stefanus hen vervolgens laat weten.

Stefanus ziet wat! Hij ziet wat de anderen om hem heen niet zien. Want Stefanus ziet niet in de eerste plaats de dood voor ogen. Hij ziet alléén de Heere Jezus! Hij ziet de hemel geopend. En wat ziet hij dan in de hemel? De toorn van God, Die op de troon zit? Nee. Stefanus ziet daar in de heerlijkheid van God, Jezus, de Zaligmaker, zijn Zaligmaker.

Wat zal dat een heerlijk moment geweest zijn voor deze getuige, om Jezus Zelf daar te zien. Onze ogen zijn van nature blind voor Hem. Maar naarmate de Heilige Geest in je hart werkt, gaan je ogen steeds meer open voor Jezus. Hij mag op deze dag, omringd door de vijanden van Jezus, met eigen ogen Jezus zien in de heerlijkheid van de Vader. Jezus, Die verhoogd is. Jezus op de voornaamste plaats in de hemel, aan de rechterhand van de Vader.

Stefanus ziet dat niet alleen, maar getuigt er ook van. Hij is een getuige van Jezus Christus. Niet omdat hij zelf nou zo'n held is en al helemaal niet omdat de omstandigheden voor hem zo gunstig zijn. Als hij op de mensen om zich heen had gelet, had hij kunnen zwijgen en dit heerlijk uitzicht op Jezus voor zichzelf kunnen houden, om zelf geestelijk te genieten. Maar Stefanus moet er van spreken, zoals we dit in het boek Handelingen meer dan eens aantreffen. Want wat is het geheim? In Handelingen 2 staat dat allen vervuld werden met de Heilige Geest en zo gingen spreken. In Handelingen 4 staat dat Petrus en Johannes zo vervuld worden met de Heilige Geest dat ze vrijmoedig van Jezus getuigen. En zo ook hier, in Handelingen 7, is Stefanus op een opvallende wijze vervuld met de Heilige Geest.

Wanneer wij voluit van Jezus willen getuigen, zullen we dit niet vanuit onszelf kunnen doen. Wil je echter werkelijk van Jezus getuigen, dan is dat het werk van de Heilige Geest. Want de Heilige Geest neemt het uit Christus en verkondigt het ons. Hij laat ons zoveel van de Zaligmaker zien dat we vol van Hem worden. Naarmate de Heilige Geest in ons werkt, getuigen we van Jezus. Waar de Heilige Geest werkt, kan niemand dit keren. Je ziet het keer op keer dat mensen dan niet meer te houden zijn. Ze móeten van hun Heere getuigen, van wat ze van hem gehoord en gezien hebben.

Stefanus mag en moet ervan getuigen: En daarmee wordt hij gebruikt om aan alle Joden te verkondigen wie Jezus is en waar Hij is. Zij dachten van Jezus af te zijn. Maar ze komen nooit van Hem af. Stefanus is een evangelist. Want door zijn getuigenis en door zijn sterven heen, wil de Heere mensen tot Zich trekken.

Ds. J. van Amstel

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 25 mar 2014 10:09

"En gij zult ze uw kinderen inscherpen..."
Deuteronomium 6 vers 7a

Deze woorden zijn uit de afscheidspreek van Mozes tot het volk Israël. Met grote ernst, bewogenheid en liefde houdt hij ze Gods heilzame geboden voor. Hij spreekt met hen over de plichten van de ouders en opvoeders. Hun grote verantwoordelijkheid in de opvoeding en het onderwijzen van en leiding geven aan onze kinderen, aan onze zorgen toevertrouwd. Dit moet een zaak zijn van het hart. Het hart bepaalt ons denken, doen en laten, onderwijzen, handelen en wandelen, onze levenswijze en levensstijl. Vanuit het hart zijn immers de uitgangen des levens.

Mozes spreekt tot de duizenden, daar bij de Jordaan: Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. En deze woorden, die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen... (vers 5-7a). De man Gods roept het volk op hun kinderen op te voeden in de lering en de vermaning des Heeren. Dat is nodig, zeker als ze straks in Kanaän zullen wonen. Hoe groot zullen dan de verleidingen, de verzoekingen van de zonde zijn. Hoe groot is het gevaar niet dat de grenzen die de Heere heeft gegeven in Zijn Woord en wet uitgewist zullen worden? En daarom klinkt in de woestijn de goddelijke opdracht tot een Bijbelse opvoeding.

Maar die opdracht geldt ook u, (pleeg)ouders, opvoeders en ambtsdragers in 2013: Gij zult ze uw kinderen inscherpen (7a). Dat is onze heilige plicht, uw dure roeping. In een boze tijd, een ondergaande wereld. Gij zult... Het is een goddelijke eis. Een goddelijk bevel. U zult er eenmaal verantwoording voor af moeten leggen. Het bloed van uw kind(eren) zal van uw hand geëist worden. Weegt dat?

Inscherpen. Bij inscherpen denken we aan het slijpen van een wapen, een zwaard dat gewet moet worden, zodat het geschikt gemaakt wordt om te strijden. En zo moet u uw kind(eren), onder biddend opzien om de hulp en de toepassende bediening van de Heilige Geest, Gods Woord, Zijn heilzame geboden inscherpen. Hen voorbereiden, klaarmaken voor de strijd in deze wereld. Om door herscheppende en oefenende genade de goede strijd van het geloof te mogen strijden, als uit kracht die God verleent.

Nee, u kan ze niet bekeren, dat kon Mozes ook niet. Wel moet u ze eerlijk het ene nodige voorhouden. Met hen spreken over hun verloren bestaan voor God. Altijd maar weer benadrukken het wonder van de wedergeboorte. Ook met hen spreken over het alles reinigende bloed van het Lam. Inscherpen dat er twee wegen zijn, drie stukken die gekend moeten worden en één Naam tot zaligheid.

Inscherpen wijst ook op een andere zaak. Bij inscherpen is er sprake van hard, weerbarstig materiaal. De kinderharten, uw hart, mijn hart, ze zijn hard, weerbarstig. Ook van onze kinderen geldt: wie zal een reine geven uit een onreine? Immers niet een ... Het predikt hun en onze diepe val en verlorenheid in Adam. En toch klinkt de opdracht, Gods eis tot inscherpen door met hen te spreken en voor te leven. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij neder ligt, en als gij opstaat... (vers 7). Ja, spreken en voorleven horen bij elkaar. We moeten onze kinderen ervan spreken en voorleven. En daarom moeten Gods woorden in ons hart zijn. Het inscherpen begint vanuit het hart, vanuit de binnenkamer, op uw knieën. En daar leren wij dat wij onze kinderen niet bekeren en voor de zonde niet bewaren kunnen. Ja, het rechte inscherpen is in eigen kracht onmogelijk. En zo brengt deze opdracht ons op de knieën bij de HEERE.

In deze weg wordt er plaats gemaakt voor Hem, de grote Profeet en Leraar, Die de woorden van God in Zijn hart droeg. Het was Zijn hoogste lust en vermaak om de wil van Zijn Vader te doen. Hoe noodzakelijk is het dan om met deze goddelijke eis tot Bijbelse opvoeding bij Hem terecht te komen. Elke dag. Bij Hem is raad. Bij Hem alleen. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Dan worden en blijven ouders, opvoeders en ambtsdragers bedelaars aan Gods genadetroon. En dan zorgt Hij voor de vrucht...

Ds. D.W. Tuinier

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 27 mar 2014 15:25

GEFUNDEERDE VERLOSSING
"…en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde”
(Ps. 32:5b)
Het getal "drie” vinden we telkens weer terug in deze psalm. Ook op andere plaatsen in de Schrift vinden we een drieslag. De Heere vroeg driemaal aan Petrus of hij Hem liefhad. Dat had te maken met de drievoudige verloochening door Petrus van de Heiland.

Ook wij kennen het belang van dit getal, als we zeggen: Driemaal is scheepsrecht.
In psalm 32 spreekt de dichter telkens opnieuw in drie lagen over zijn geloofsleven.
Voor het wonder van de vergeving vinden we drie woorden: vergeven, bedekken en niet toerekenen (vers 1 en 2). Hier horen we een gefundeerde en zekere vergeving uitgesproken. Als we het eenmaal zouden horen, zouden we kunnen vragen: Heb ik het wel goed verstaan? Hier echter is zo’n vraag niet meer aan de orde. Het is zeker.

Deze zekere vergeving hangt samen met de ernst der zonde. Ook de zonde van David wordt drievoudig omschreven, want we vinden in vers 5: zonde, ongerechtigheid en overtreding. Ook daar dus gaat David gefundeerd mee om.
Helaas, zo zeggen wij. De zonde is zo ernstig, dat hij driemaal het vergif van zijn zonde wil noemen. Dat pleit voor zijn oprechtheid. Het eerste woord "zonde” klinkt tamelijk algemeen. We kennen dat woord maar al te goed. Het tweede woord spreekt van opzettelijke verkeerdheid. Dat gaat een stuk dieper. Het stelt me veel meer aansprakelijk. Je kunt lang rondlopen met een vraag over de vergeving, als je moest vaststellen dat je het bewust zo bedoeld hebt. Het derde woord spreekt van opstand en rebellie en dat maakt de zaak er niet beter op. Het ontneemt alle vrijmoedigheid en verhoogt de angstige vraag naar vergeving.

Iemand die zo verregaand heeft gezondigd, mag wel terecht de vraag stellen: Is er voor mij wel vergeving? Opzettelijke zonden staan er in de wet van Mozes heel ernstig op.
Deze drie woorden staan ook in uw woordenboek. U bent niet zo maar een nette of kerkelijke zondaar, zoals natuurlijk ieder mens wel (we zeggen dat vaak zo om de zonde te vergoelijken en goed te praten!). Maar u bent bezet met boosaardige moedwil. U zou de Heere van Zijn troon willen stoten. U bent niet beter dan de wereldling. U bent een vijand van God. Er wordt niet omheen gedraaid, zoals u en ik vaak doen. Er wordt niet gebagatelliseerd over de zonde als een licht vergrijp. Er wordt ook niet snel en lichtelijk overheen gesprongen.

David gebruikt dan ook drie woorden voor het belijden van zijn zonde (bekendmaken, niet bedekken en belijdenis doen, vers 5).
Ja, dat hoort er dan natuurlijk bij. Deze man trekt alle beletselen weg, die de ernst van zijn zonde zouden kunnen verzwakken. Hij is goudeerlijk.
Het is voor u heel belangrijk of u werkelijk eerlijk gemaakt bent. U bent dat uit uzelf niet. Er is een leugen in uw rechterhand. Of het komt voor dat u voor de mensen uw zonde goedpraat en wegwerkt, terwijl u voor de Heere in schijn uw verkeerdheid onderstreept.

Onze maatschappij denkt heel moralistisch over vergrijpen en onjuistheden. Men zoekt in de politiek naarstig naar misslagen, bijvoorbeeld van een minister uit een andere dan de eigen partij. De wereld wordt hard, denk ik vaak, want men zoekt het altijd bij de ander. En als er dan een slachtoffer is gevonden, dan moet die minister maar direct aftreden. Politiek kent geen genade.
Op David overgebracht en ook op Petrus, zou dat dan betekenen dat beiden zich hadden moeten terugtrekken.

Er behoeft geen parlementaire onderzoekscommissie aan te treden, om Davids verkeerdheid boven water te krijgen, o nee. David onderzoekt zichzelf.
Dat spaart heel veel moeite. Wat is genade een kostbaar en nuttig goed. David spreekt onomwonden over zijn verkeerdheid en de Heere handhaaft hem dan ook nog. Dat is een wonder.
We horen nu immers driemaal over de vergeving. David bedekte zijn zonde niet; de Heere bedekt zijn zonde wel. Zijn zonde wordt bedekt (vers 1). Een klemmend woord. Het herinnert aan het bloed van Christus. Aan de mantel der gerechtigheid, van Hem verkregen. Aan de klederen des heils, waarmee de naaktheid van ons, zondaren, kan worden bedekt. Dat alles uit de Heere Jezus.

En het volgende woord voor vergeven wijst ook naar Hem heen. De zonde wordt aan zondaren niet toegerekend, maar dat heeft de Heere wel gedaan aan Zijn lieve Zoon. Hem werd alles aangerekend en toegerekend. Wat Hij niet geroofd heeft, moest Hij wedergeven. Al die vuile daden werden op Zijn Naam gezet. Het werd allemaal op de rug van dit Lam Gods gelegd, opgeladen, totdat de last ervan te zwaar werd en Hij eronder bezweek.
Want al die boosheid werd omgezet aan Gods zijde in de last van de toorn Gods, waaronder wij hadden moeten bezwijken. Hij bezweek er wel zeker onder.

Hier ligt de genadige uitweg. Nu Christus alles op Zich nam, was er voor David een uitweg in de schuld. Daarom moet ook u bij Hem terechtkomen. U mag op Hem hopen. U mag weten dat er ook voor uw schuld een genadige oplossing is gevonden. En alles rust op de pijlers van recht en gerechtigheid
Zie op deze genadige God. Leer van David om door de kracht van Gods Geest uzelf eerlijk uit te spreken voor de Heere en ook voor de mensen.
Het zou echt ontwapenend zijn als we er zo mee omgingen.
In de politiek gebeurt dat niet, zo zei ik al, maar in de kerk is helaas deze praktijk ook heel dikwijls afwezig.

Driemaal scheepsrecht. Hebt gij Mij lief? Driemaal verloochend. Voor de zware last van uw zonde is een evenredige, een meerdere kracht van liefde en genade aanwezig. Het gaat dus in deze tekst om een zekere diepgang. Die is in alle delen van grote betekenis.
Kent u deze diepgang? U mist dat? U bent bang voor de waarheid, de harde waarheid over uw schuld? Dat ligt in onze aard. David wijst u door de kracht van Gods Geest de uitweg en die is er ook echt. Een ruime en een zekere uitweg.
David kende ook de tijd van zwijgen. Ondanks benauwdheid en nood bleef hij zwijgen. Hij stond voor de rechtbank, maar hij wilde niet bekennen. Hij wilde de Heere misleiden. En hoe slecht verging het hem toen.
Zwijg niet, maar leer van David dat er een weg is, een weg van oprechtheid. Dan kunnen we zingen: Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven!

Ds. P. Roos

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 29 mar 2014 14:59

De ruimte die er in Christus is voor een arme zondaar om zalig te worden, kan niet rijk genoeg verkondigd worden. Zijn verdienste is algenoegzaam.

Nu zijn er mensen die niet alleen letten op Gods ondeelbare toorn, die Christus kon stillen, maar ze maken meteen ook de gevolgtrekking dat Christus leed voor alle mensen. Ze denken dit nodig te hebben om zending te bedrijven of te evangeliseren. Dit doen ze dan in de zin van: “God heeft u lief” en “Christus stierf voor u”. Ze durven te zeggen dat alle mensen al met God verzoend zijn; men moet het alleen nog maar geloven.

Deze remonstrantse spreekwijzen zijn Godonterend en zielsmisleidend.


Ze zijn Godonterend, omdat een voorstelling van Christus’ lijden wordt gegeven, als wilde Hij iedereen met God verzoenen. Hij gaf er Zijn bloed al voor, zo zegt men. Maar dan zou dus de kracht van de zonde in veel mensen sterker zijn dan de kracht van het bloed van Christus! Dan zou de wil van de zondaar sterker zijn dan de wil van God! Dan zou God dus afhankelijk zijn van de zondaar. Leert men daarbij dat die zondaar dan toch nog gestraft wordt, dan betekent dit dat God de zonde tweemaal zou straffen: eerst in Christus en later nogmaals in de zondaar!

Deze leer is ook zielsmisleidend. De mens die hoort dat God hem al lief heeft, behoeft zich toch geen zorgen meer te maken? Zeker niet als erbij verteld wordt, dat zijn zonden al verzoend zijn. Geen wonder dat onder zo’n leer de kerken leeg stromen. Maar Paulus bidt de Korinthiërs: “Laat u met God verzoenen!” (2Kor.5:20). De relatie tussen de onbekeerde zondaar en God is verbroken en moet hersteld! We nodigen de onbekeerden wel vrijmoedig tot het heil en bieden hen de genade die in Christus is aan, maar niet op grond van een algemene verzoening, maar op grond van de algenoegzaamheid van Christus’ verdienste.

De Goede Herder stelde Zijn leven niet voor alle mensen, maar alleen voor Zijn schapen (Joh. 10:11). De grote Hogepriester bad niet voor de wereld, maar voor de gegevenen van de Vader (Joh. 17:9). Ook voor hen die nog tot het geloof zouden worden gebracht (Joh. 17:20).

De algenoegzaamheid van Christus’ verdienste betekent, dat Christus wordt voorgesteld als een Schuilplaats, waar de grootste zondaar heen vluchten mag. Er is geen tekort in Zijn verdienste, al zijn de zonden nog zo groot of nog zo veel! Deel heeft men eerst aan Zijn verdienste als men door het geloof tot Hem leert vluchten. Kent u/jij dat toevlucht nemen door een waar geloof?

Ds. C.J. Meeuse

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 31 mar 2014 09:54

Want de mens gaat naar zijn eeuwig huis….” ~ Prediker 12:5

Onderweg! Waarheen?

Iemand kreeg van zijn arts een slechtnieuws bericht. Zijn ziekbed zou zijn sterfbed worden. Tegen een vriend die hem in die dagen bezocht, zei hij: “Nu gaat het erop aan komen”. Uiteraard begreep ik wat hij bedoelde. Het zou sterven worden en sterven betekent God ontmoeten.

Toch was ik het niet met hem eens. Vanaf onze geboorte zijn wij mensen immers onderweg naar de eeuwigheid. En de meesten van ons krijgen geen sterfbed waarop zij zich op die eeuwigheid kunnen voorbereiden. Niet voor niets zegt de Prediker: ,,Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen.” In dat kader staat het woord waarnaar we willen luisteren.

Het jaar dat u en ik samen begonnen zijn, terwijl niemand van ons weet of hij of zij het einde zal beleven: “De mens gaat naar zijn eeuwig huis.” Het directe verband waarin deze woorden door de Prediker zijn neergeschreven, lijkt te wijzen op een boodschap voor oude mensen. Dat ligt ook voor de hand. Oude mensen moeten immers sterven.

Maar wie verder leest, ontdekt dat de Prediker in de eerste plaats jongeren op het oog heeft. Jonge mensen kunnen immers ook sterven. Het zilveren koord kan zomaar breken; de kruik kan per ongeluk in stukken vallen. Van alle mensen, jong en oud, rijk en arm, geldt: wij zijn onderweg naar ons eeuwig huis. U hebt toch wel gezien dat de woorden van de tekst in de tegenwoordige tijd staan. Dit is werkelijkheid op dit moment, nu u dit leest in alle rust misschien. En niemand kan denken:dit is niet van toepassing op mij. Hier wordt gesproken van de mens, heel algemeen. Daar zijn geen uitzonderingen op.

Het geldt van ons, kinderen van Adam. Omdat wij kinderen van Adam zijn: stervelingen, wier dagen zijn als het gras dat heden bloeit en morgen in de oven geworpen wordt. Bij alle verschil geldt deze zin van alle mensen zonder uitzondering: ,,De mens gaat naar zijn eeuwig huis”. Wij zijn onderweg naar de eeuwigheid. U en jij bent het met mij eens dat het de moeite waard is daarbij stil te staan aan het begin van dit nieuwe jaar? Elke dag en elk uur brengt mij nader bij de grens van leven en dood. Waar is de reis naartoe?

Kan ik dat weten?
Let nog eens even op de woorden van de Prediker: ,,de mens gaat naar zijn eeuwig huis”. Aan het einde van ons leven komen wij daar waar wij nu al graag willen zijn, waar we ons thuis voelen. Wanneer we ons thuis voelen in de wereld, dan zijn we in de eeuwigheid waar de wereld is. Dan ben je niet bij God, want wie een vriend van de wereld is, is een vijand van God. U voelt wel aan dat het een heel verschil is of je een vriend van de wereld bent of dat je mag belijden: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw naam ootmoedig vrezen.” Dan heeft je leven een heel andere richting. Lees Psalm 1 er maar eens op na en u ziet de twee wegen zo helder als glas getekend.

Zing Psalm 84 eens mee:,,’k Waar liever in mijns Bondsgods woning, een dorpelwachter dan gewend aan de ijdele vreugd’ in ’s bozen tent.” Nee, van nature zijn we het daar niet mee eens, al zijn we keurige, degelijke kerkmensen. Sinds Adam verkeerd koos, kiezen wij allemaal verkeerd. Dan kiezen we, net als de mensen in de dagen van Noach, voor een leven buiten de Ark. Is dat bij u al anders geworden?

Waar is de reis naar toe?
Weet u wat beslissend is? Jezus zegt: “in het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; Ik ga heen om u plaats te bereiden.” Doet Hij dat ook voor u? Het is de moeite waard om op die vraag biddend het antwoord te zoeken.

Ds. J. Westerink.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 02 apr 2014 12:00

Indachtigmakende genade

En Petrus werd indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.
(Lukas 22:61b)

Als de haan kraait in die vroege morgen, wordt Petrus indachtig het woord dat gesproken is. De Heere heeft het gezegd: 'Petrus, je zult Mij tot drie keer toe verloochenen, eer de haan zal gekraaid hebben.'
Zou Petrus zich ook herinnerd hebben wat de Heere Jezus verder gezegd heeft? De Heere heeft gezegd: 'Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik verloochenen voor Mijn Vader in de hemel.'

Moet de Heere Jezus nu zeggen: 'Vader, U hebt Mij een kind gegeven, U hebt Me een knecht gegeven, maar hij is waardeloos! Hij heeft het verzondigd, hij heeft het verbeurd! Vader, daar kan ik niet verder mee! Vader, schrijf hem maar uit! Delg hem maar uit Uw boek!' Dat zou toch rechtvaardig geweest zijn? 'Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik verloochenen voor Mijn Vader in de hemel.' Zo'n woord gaat er diep door, dat snijdt tot in het diepst van je ziel! Hier wordt om zo te zeggen Petrus afgesneden.

Als dat Woord van God ontdekt, dan leren we ons als een veroordeelde kennen. Als dat Woord me brengt tot de kennis van mijn zonde, als de heilige wet me als een spiegel voorgehouden wordt, als ik in een ogenblik zie wie ik ben tot in het diepst van mijn bestaan en die verdorvenheid gadesla, o, dan kan het niet anders of ik moet mijzelf verfoeien en mishagen. Want dan zijn de ongerechtigheden meer dan de haren op mijn hoofd. Dan wordt het een wonder dat de Heere me nog draagt en verdraagt. Dan is je hart niet langer meer een ijsklomp om zo te zeggen. Dan word je verslagen in de geest en gebroken in het hart en dan kom je op de grond terecht. Het oude volk van God zei vroeger wel eens: 'Dan komt het stof op het stof terecht.'


Petrus was een bekeerde man, een uitverkoren vat, naar de voorkennis van God de Vader. Maar al ligt zijn staat vast, in de stand van het leven is hij hier minder dan een wereldling. Wat is het een kwalijke zaak als de wijze met de dwaze rnaagden inslapen. Als ze, in plaats van naar Gods Woord te luisteren, gaan luisteren naar de stem van de duivel en gaan zoeken naar de bevrediging van het boze hart. Daarom is het nodig dat de Heilige Geest je herinnert; is het nodig dat de ontdekking door Gods Woord je tot inkeer doet komen en ook tot wederkeer. Gods Woord is daartoe het middel. Zul je bekeerd worden, dan zal de Heere dat doen door Zijn Woord en door Zijn Geest. David zegt het: 'De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel.'

Toen pas hebben die woorden hun kracht gedaan. Onder de preek - om zo te zeggen - is Petrus niet geraakt. 'Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.' Hij zal mogelijk zijn schouders opgehaald hebben. 'Maar na dezen zult ge het verstaan, Petrus!' En het is werkelijkheid geworden, verschrikkelijke werkelijkheid! Nu wordt Petrus door de Heere gearresteerd en dan rnoet hij het van God verliezen. Een gevallen zondaar, verloren in zonde en schuld. Weet u wat er toen gebeurd is? Toen heeft - met eerbied gesproken - een Drie-enig God Zich over Petrus heengebogen; toen heeft de Vader gezien, niet alleen in toorn, niet alleen in grimmigheid, in gramschap, als een beledigd God, maar toen heeft de Vader hem ook gezien in die Borg en in die Middelaar. En de Vader heeft Zich ontfermend over Petrus neergebogen, en heeft – in de toorn - gedachten des vredes gehad!

Dat is nu de trouw des Heeren, Die nooit laat varen de werken Zijner handen. Die het goede werk in u begonnen heeft, zal het ook voleinden tot op de dag van de Heere Jezus Christus. Dan buigt ook de Zoon, de Heere Jezus Christus, in Zijn gadeloze zondaarsliefde Zich over zo'n verloochenaar, over zo'n bruut, over zo'n vijand, over zo'n hoop vuil heen. Wat een wonder dat de Heere Jezus Christus Zich daarover ontfermt!

Nee, ik heb het niet meer over Petrus, maar: 'Heere, hier, hier is zo'n verloochenaar, hier is zo'n ellendeling!' Dat is nu het wonder, dat God in ontferming nog wil neerzien en dat ook de Heilige Geest Zich daar over neerbuigt. En dan gaat de Heilige Geest werken beide dat willen en dat werken naar Gods welbehagen. Want zalig worden, dat is omdat God het wil. Het is vanwege de Drie-enige God! 'Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.' Voor zo'n vloeker, voor zo'n zweerder, voor zo'n zondaar, zo'n schuldenaar.


Zo is Petrus in die vroege morgen wakker gekraaid. 'Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten.' Dan ziet Petrus hoe noodzakelijk het offer van de Heere Jezus Christus is. Hoe noodzakelijk het bloed is tot verzoening.

Wat een roepstemmen! Heeft de Heere u en jou zo ook al wakker gemaakt? Soms kan dat door het getroffen worden met een ernstige ziekte, een teleurstelling, een ongeval. Dat is een roepstem. Maar wat u echt wakker maakt, dat is ten diepste Gods Woord. 'Bekeert u, waarom zoudt ge sterven. Ik heb geen lust in de dood der goddelozen, maar daarin dat ze zich bekeren en leven.'

Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden!

Ds. J.J. Tanis

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 04 apr 2014 10:59

EN WORDEN OM NIET GERECHTVAARDIGD

Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is.
Romeinen 3, verzen 23 en 24

In de Bijbel wordt meer dan eens verschil gemaakt tussen mensen. We lezen van mensen die God dienen en die Hem niet dienen, meesters en knechten, armen en rijken, Joden en heidenen. Echter, in één opzicht is er tussen al die verschillende mensen géén verschil. Van God uit gezien hebben allen gezondigd. Er is niemand die goed doet en goed is, tot niet één toe. Dát schrijft de apostel Paulus, die zelf een Jood was, aan heidenen. Over die heidenen schreef de apostel niet veel goeds. Paulus heeft gezegd dat zij God niet kennen. Ze weten Zijn Wet niet. Maar desondanks voelt Paulus zich niet boven hen verheven. Integendeel! Hoor maar wat hij zegt: Zijn wij uitnemender? Zijn wij beter? Ganselijk niet! Want zowel Joden als heidenen liggen samen onder de macht der zonde. En dan gaat hij vervolgens het geestelijke portret uitschilderen, dat alle mensen gemeen hebben: Niemand is er rechtvaardig, niemand is er verstandig, niemand is er die God zoekt. Kortom, er is geen onderscheid, zegt Paulus, want zij hebben allen gezondigd.

Als het ontdekkende licht van Gods Geest in ons leven komt, dan worden die woorden de belijdenis van uw hart. Dan roept u het uit: ‘O God, dat ik zo verdorven ben, dat is míjn schuld. Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog. Ik heb gezondigd. Ik beantwoord niet meer aan het door U gestelde doel.’
Ook het vervolg van wat Paulus schrijft, wordt dan bij inleving de smartvolle ervaring van ons hart: En derven de heerlijkheid Gods. Van die heerlijkheid had de Heere in de schepping iets op de mens gelegd. Maar door de zonde zijn we die heerlijkheid kwijt geraakt. Die derven, dat wil zeggen, die missen wij. Deze woorden wijzen er tevens op, dat wij de roem missen bij God. We kunnen ons bij de Heere nergens op beroemen. Niet op onze woorden, niet op onze daden. En ook niet op onze goede bedoelingen of voornemens. We missen ten enenmale de roem bij God! Hoe een mens zich er ook voor inspant, we hálen het niet. Wat u ook probeert, het lukt niet om Gode te behagen.

Daar is Paulus achter gebracht. Wat had hij geprobeerd om de Heere in eigen kracht te dienen. Maar alles waarmee hij dacht voor de Heere aangenaam te zijn, was door Gods ontdekkende genade schade en drek voor hem geworden.


Wie moet er niet denken aan Maarten Luther. Hij miste de ware vrede met God in zijn hart. De Naam van Christus, die hem alleen die vrede kon schenken, was lange tijd een grote verborgenheid voor hem. Hoe hij ook worstelde en streed om vrede te vinden door bidden en vasten, biechten en werken, het lukte hem niet. Zijn geweten bleef hem aanklagen. Luther zegt zelf: ´Van kindsheid af kon ik niet anders dan verbleken en schrikken als ik de Naam van Christus ook maar hoorde noemen; want men had mij niet anders geleerd, dan dat ik Hem voor een strenge en toornige Rechter houden moest.’ Gods gerechtigheid was voor hem een eisende gerechtigheid, een dodende gerechtigheid. Maar o wonder, het behaagde God zijn ogen te openen voor dat heerlijke woord, dat de rechtvaardigheid Gods in het Evangelie wordt geopenbaard, uit geloof, tot geloof.

Hoe heerlijk schitteren in Romeinen 3 dezelfde Evangeliewoorden: En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is.
Gerechtvaardigd, dat wil zeggen: Rechtvaardig te worden verklaard. De zondaar die eerst voor het gericht Gods werd gedaagd en naar recht veroordeeld zou moeten worden, wordt vrijgesproken. Hoe dat kan? Iemand met zoveel zonden, met een hemelhoge schuld, iemand, die nooit anders dan alleen maar kwaad heeft gedaan. Hoe kan de hoogste Rechter tegen zoeen zeggen: Ik zie geen zonde en geen overtreding in hem? Wordt hier het recht van God geen geweld aangedaan? Is het dan niet waar wat Gods Woord zegt: De ziel die zondigt, zal sterven?

Luister! Het wonder wordt verklaard in de tekst. Om niet, zo staat er. Die woorden geven aan dat er in de mens zelf geen reden is om zalig te worden. Om niet, dat is: gratis! Het kon ook niet anders. De beklaagde had immers niets, dan alleen schuld. En kon dus ook niets betalen. Hebt u zo voor God gestaan? En werd het wonder van de rechtvaardiging voor u ontsloten toen Gods Geest u betrok in het gericht van God als een arme en hulpeloze in uzelf? Daar zegt er één: Toen het van mijn kant nooit meer kon, toen kwam het van Gods kant! En ik kan het maar niet op, dat niet een goede, niet een beste, niet een gelovige, maar een goddeloze helwaardige zondaar wordt gerechtvaardigd.

Lezer(es), hier hebt u de reden dat u voor Gods genade nooit te slecht kunt zijn. Wel te goed! Wat zijn die woorden ‘om niet’ moeilijk te aanvaarden voor een mens die nog iets meent te zijn of te hebben. Want het breekt alles van ons af. Maar het is een rijk evangeliewoord voor bedelarme zondaren. De prijs die voor dit ‘om niet’ betaald is, is echter wel hoog. Het heeft alles gekost. Hoor maar: uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is. Hier wordt de enige Naam genoemd, door Welke een zondaarsvolk zalig wordt. Er is voor hun schuld betaald. Nee, niet met geld. Maar met bloed. Wetende dat gij niet door zilver of goud verlost zijt, maar door het dierbare bloed van het Lam Gods. Christus is tot zonde geworden, heeft de schuld betaald en de vloek gedragen. Zo heeft Hij voor Zijn volk een volkomen verlossing aangebracht.

Weet u daar van? Kunt u het niet ontkennen dat de Heilige Geest de noodzakelijke overtuiging en overbuiging werkte in uw hart? Zodat u het leerde: Niet door de werken. Daardoor wordt geen vlees gerechtvaardigd voor God. Leerde u het: Het is uit genade, door de verlossing die in Christus Jezus is. Dan zult u ook belijden: Wat ik niet had, werd mij geschonken. De rechtvaardigheid, die Christus verworven heeft, werd mij toegerekend. Uit genade, om niet. Toen Luther door alle worstelingen en strijd heen, op dat punt als een uitgewerkte zondaar werd gebracht, riep hij het uit: ‘Heere Jezus, Gij zijt mijn gerechtigheid, ik daarentegen ben Uw zonde.’

Op de plaats waar wij het zo verliezen van de Heere, daar roept u het uit in diepe verwondering: Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft? Ja, Hij behoudt de toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid. Christus heeft de verlossing verworven. Zijn Naam klinkt. Hij is de inhoud van het Kruisevangelie. Dat Evangelie is herontdekt door de Reformatie. Het is het heerlijke Evangelie van een rijke Christus voor een arm verloren zondaar. Lezer(es), wanhoop daarom wel aan uzelf. Maar niet aan Hem, om Wiens wil zondaren worden gerechtvaardigd om niet.

Ds. D. Zoet

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 07 apr 2014 14:30

Bid zonder ophouden” 1 Thessalonicenzen 5:17.

Bidden – je kunt niet zonder
De bekende Engelse prediker Spurgeon heeft eens gezegd: “Er zijn
twee gelegenheden waarbij we bidden moeten. De ene keer is, als we er
zin in hebben. Dat zijn de ‘buitenkansjes’. Dat zijn de momenten waarop
ons hart vol is van de liefde van God. De andere keer is, als we er
géén zin in hebben. Dan hebben we het juist nodig. Dan moet ons
koude hart weer verwarmd worden door de Heere.”

Als we deze uitspraak samenvatten, komt het neer op wat de apostel Paulus ons voorhoudt
in bovenstaande tekst. Dat staat in een brief waarin de apostel ook het een en ander gezegd heeft over het werken. Onder de Thessalonicenzen leefde een sterk verlangen naar de wederkomst van de Heere Jezus Christus. En dat is goed; noodzakelijk zelfs.

Wij mogen ons wel afvragen: hoe staat het daarmee bij ons? Bent u er klaar voor om de
Heiland te ontmoeten? Verlangt u naar Zijn komst zoals een bruid uitziet naar de ontmoeting met de bruidegom? Maar als dat zo is, betekent dat uiteraard niet dat je stil kunt gaan zitten. Daar leek het bij de Thessalonicenzen wel op. Ze gingen er van uit dat Christus spoedig zou komen
en dat ze daarom alvast wel konden stoppen met werken.

Nee, zegt Paulus, zo niet. Leven in de verwachting van Christus’ komst mag
nooit in mindering komen op het verrichten van onze taak op aarde.
Maar hoe kan dat? Wel, werken in het licht van Christus’ komst kan alleen in de kracht van het gebed.

Bidden – dat moet je leren

Bidden moet je leren. Niet alleen woorden om te bidden, maar écht bidden. Bidden is niet minder dan het uitstorten van je hele hart voor de Heere, zoals een fles die je tot de laatste druppel laat leeglopen. Zo bidden kan alleen de Heilige Geest ons leren. Hij wordt ook ‘de Geest
van de gebeden’ genoemd. Dat wil zeggen de Geest Die een zondaar leert bidden, maar Die ook op het gebed aan mij geschonken wordt.

Die Geest leert ons bidden om de genade van de Heere; om vergeving van zonden op grond van het offer van Christus; om vernieuwing van ons leven; om kracht om staande te blijven in de geestelijke strijd. Er wordt in de Bijbel niet voor niets gesproken over ‘strijden in de gebeden’.
Naarmate de komst van Christus dichterbij komt, neemt de strijd der geesten toe. Dat is vandaag met de handen te tasten.

Waar moeten we dan vandaag onze kracht in zoeken?
In allerlei acties om volk en kerk wakker te schudden?
In daden zonder meer?
Nee! Als we het daarvan verwachten, zijn we als blinde paarden die op hol slaan. Dat ontaardt in blind activisme. De eigenlijke strijd wordt op de knieën gevoerd. Al het andere dient daaraan
gerelateerd te zijn. Het gebed is de ademhaling van het geestelijk leven. Wie niet ademt, is dood. Daarom: bid zonder ophouden.

Bidden – persoonlijk

Hoe staat het met uw persoonlijk gebed? Maakt u tijd voor ‘stille tijd’?
Tijd om u af te zonderen voor de Heere? Het is goed om dichtbij Hem te zijn! In de verborgen omgang met Hem mag je de vrede door het bloed van Christus ontvangen; valt het zonde-pakket van je rug; maakt de Heere je wijsheid bekend; geeft Hij je kracht om te dienen, moed om te leven en als dat nodig is, zelfs rust om te sterven.

Bid zonder ophouden!
'Bidden is het ambacht van de christen’, zei Luther eens.
Lezen we het niet van Saulus toen hij tot bekering was gekomen: ‘zie hij bidt’? Zou hij voor die tijd dan niet gebeden hebben? Vast wel. Maar niet zoals nu. Door de ontmoeting met Jezus leerde hij pas echt bidden.
Herkent u dat? Dat u eenvoudigweg niet meer zonder kunt? Bid zonder ophouden! Nee, dat betekent niet 24 uur per dag. Het betekent wel: een biddend leven kennen. Dat ik in alle grote en kleine dingen de Heere zo nodig heb. Bid zonder ophouden!

Misschien denkt u: waarom zou ik? Ik heb het al zolang gedaan, maar het helpt toch niets. U hebt heel verdrietige of teleurstellende ervaringen opgedaan – en de hemel leek wel van koper. Er drong voor uw gevoel geen gebed door. Maar bedenk, dat de Heere soms anders of
later kan verhoren dan wij denken. Verhoring betekent ook niet dat Hij al onze verlangens vervult. De Heere vervult niet al onze wensen, maar wel al Zijn beloften. In ons gebed mogen we daar de vinger bij leggen.
Al wat Hij ooit beloofd heeft, zal bestaan.

Een ander hoort steeds een fluisterstem: houd er toch mee op. Het zijn allemaal verzinsels dat er een God is Die naar je luistert. Hoort u satan lispelen? Geef niet aan hem toe, maar bid onophoudelijk: ‘verlos ons van de boze.’ Bid zonder ophouden – we leren het van Hem, Die Zelf zo vaak de stilte opzocht om soms uren achtereen met Zijn Vader alleen te zijn. Hij voerde Zijn gebedsstrijd in Gethsémané. Hij bad zelfs nog aan het kruis. Hij leeft nu in de hemel om zonder ophouden voor
Zijn volk te bidden. Bid zonder ophouden – we leren het aan Jezus’ voeten.

ds. P.D.J. Buijs

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 11 apr 2014 10:12

BEN IK HET, HEERE?

En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem
te zeggen: Ben ik het, Heere? (Matth. 26:22)


De Heere Jezus is in de stad Jeruzalem. Samen met Zijn discipelen viert Hij daar in de opperzaal het Pascha. Het zal voor de laatste keer zijn. Zijn ure is gekomen. Want Hij zal nu spoedig gaan sterven. De Zaligmaker weet dat. Hij weet ook in welke weg het zal gaan. Namelijk in de weg van het verraad.
Terwijl ze aan tafel aanliggen, spreekt Christus ervan tot Zijn jongeren:
Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.

Geliefde lezer(es), let er eens op wat dit Woord van Christus teweeg brengt. De discipelen springen niet verontwaardigd overeind om de verrader te grijpen.
Integendeel, ze worden er zeer bedroefd onder. Zal één van hen, hun Meester, die zij zo onuitsprekelijk lief hebben gekregen, verraden? En wonderlijk, elk van de discipelen vreest dat hij de verrader zou kunnen zijn. Want we lezen: En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen:
Ben ik het, Heere?

Lezer(es), de discipelen verdenken elkaar niet, maar ze verdenken zichzelf. Ze zoeken de verrader niet rond zich, maar binnen in hen. Dat is opmerkelijk Het leeft in hun binnenste: Beproef mij, en zie of er bij mij een schadelijke weg zij en leidt mij op de eeuwige weg. Deze vraag is vrucht van genade. Want ontdekkende genade van de Heere leert je te vrezen en beven voor je eigen hart.

Dan kun je niet meer boven een ander uitkomen. De Heilige Geest heeft dan Godskennis en zelfkennis gewerkt. Hij ontdekte je aan je eigen bestaan. Is dat zo bij u, lezer(es)? Als dat werkelijk zo is, dan zult u zich herkennen in die vraag, die niet sommige maar ál de discipelen aan Christus hebben gesteld, ook Petrus en Johannes: Ben ik het, Heere? Eigenlijk staat er: Dat ben ik toch niet, Heere? O, bewaar mij daar toch voor! Laat ik het toch niet zijn!

De discipelen hadden tijdens Christus’ omwandeling op aarde lang niet al Zijn woorden begrepen. Maar wat Hij nu zegt, dat verstaan ze wel. En zij worden er zeer bedroefd over. Zal Hij, Die goed en alleen maar goeddoende is, verraden worden? Hoe zal dat dan gaan? Het zijn de bange zielsvragen waar ze geen antwoord op weten. Maar het bitterste voor hen is, als zij zelf de verrader
zouden zijn. Als zij als een huichelaar openbaar zullen komen. Want dan zal de
lieve Naam van Christus om hunnentwil worden gesmaad. En dat doet pijn.

Weet u hoe dat komt? Christus heeft zo’n grote plaats ingenomen in hun leven.
In Hem mochten ze de vrede smaken en de zaligheid vinden. Hoe is dat bij u en bij jou? Hebt u net als de discipelen het leven en de zaligheid in Hem mogen vinden? Heeft de Heilige Geest u het oog des geloofs geschonken om op Hem zien? De leerjongeren van Christus hadden mogen ervaren dat hun Meester de woorden des eeuwigen levens sprak. Ze waren met hartelijke banden van
geloof, hoop en liefde aan Hem verbonden. Daarom grijpen de woorden van Christus zo diep in. Eén van u, zo sprak Hij. En daarop vragen zij allen in diepe verslagenheid: Ben ik het, Heere?

Gods kinderen verstaan die vraag. Hoe vaak zijn ze bevreesd nog als een huichelaar openbaar te komen. Ze achten zichzelf er niet te goed voor. Ze weten dat in hen, dat is in hun vlees, geen goed woont. In de weg van de heiligmaking krijgen ze het hoe langer hoe meer te stellen met de boosheid die hen altijd aankleeft. Ze weten dat ontdekkend genadelicht nodig blijft. Maar in al hun vrezen mogen zij zich aan de Heere overgeven. Belijdend: Ik ben in staat U te verraden. Maar ook vol verwondering uitroepend: Wie bent U voor zo een als ik ben?! Dat u voor zo-een de dood in wilde gaan. Dàt gaat het wonder voor je worden. Het wonder van Zijn onuitsprekelijke liefde. Kent u dat wonder?

Hoe is het intussen met Judas? Ondanks dat hij weet dat de Heere Jezus hem doorziet, verhardt hij zich in het kwaad. Om maar niet openbaar te komen, stelt hij dezelfde vraag als de anderen: Ben ik het? Toch is er een verschil. Hij spreekt Christus niet aan als Heere. Hij erkent hem niet als Kurios, Die het voor het zeggen heeft gekregen in zijn leven. In plaats daarvan gebruikt hij de gewone aanspreektitel voor een leraar: rabbi. En zelfs als Christus hem zegt dat hij degene is die Hem verraden zal, komt Judas niet tot inkeer. Hij gaat door in de ingeslagen weg.

Wat kan het ver gaan! Want Judas voelde zich aanvankelijk echt tot Jezus aangetrokken. Hij heeft met Hem gegeten en gedronken. Hij had het vertrouwen van de overige discipelen. Want hij droeg de beurs. Hij preekte en had tekenen en wonderen gedaan in Christus’ Naam. En toch, nooit is hij een
verloren zondaar voor God geworden. Van een hartelijke droefheid naar God die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt, lezen we niets. Judas, hij behoorde wel tot de kring van de discipelen. Maar hij was niet van koning veranderd!

Waar moeten we de huichelaars zoeken? In de kring van de discipelen! Judas, drie jaar lang had hij omgang met Christus. Hij nam de Naam van Jezus op zijn lippen. Moet ons dat alles niet aangrijpen? Ja, zou ons deze geschiedenis niet moeten brengen tot een nauwkeurig zelfonderzoek? Ben ik het, Heere? Zou het ons gebed niet moeten zijn:

Beproef vrij, van omhoog,
Mijn hart, dat voor Uw oog;
Alwetende, steeds open lag.
Doorzoek mij, toets mijn gangen.
Doorgrond al mijn verlangen,
En stel mijn oogmerk in den dag.


ds. D. Zoet

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 15 apr 2014 13:54

Doch Jezus zweeg stil. Matthéüs 26 : 63a

De zwijgende Borg

De ure van Jezus' uiterste beproeving is gekomen. Hij weet welke de weg is, die hij te gaan heeft. Hij zal die vrijwillig gaan. Hij tracht niet om deze te ontgaan. Ook niet als Hij voor het Sanhedrin staat. Hier wordt over Jezus geoordeeld door het Sanhedrin, de Joodse raad der Oudsten, als ver­tegenwoordigers van het Joodse volk. Hier staat Hij tegenover het Zijne, tot hetwelk Hij gekomen is en hier zal duidelijk openbaar komen dat de Zijnen Hem niet hebben aangenomen. Hier zal Zijn liefde worden mis­kend; hier zal Zijn komen worden veracht en Zijn genade vertreden.

Welk een bitterheid zal het voor Jezus geweest zijn, toen de valse getuigen tegen Hem opstonden en de een na de ander Hem beschuldigde van het­geen onwaarachtig en vals was. Hij was Degene, Die geen zonde gekend of gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog geweest is. Hij onderging het alles, want Hij wist, dat Hij het zou moeten ondergaan. Hoe majesteitelijk wordt hier het woord van de Evangelist, wanneer we horen; "Doch Jezus zweeg stil". Geen woord van tegenstand horen we hier van Zijn heilige lippen komen wanneer Jezus voor Zijn rechters staat. Hier zien we Hem ons voorgesteld in de majesteit van Zijn zwijgen, die wij niet genoeg bewonde­ren en aanbidden kunnen.

Dit woord is de letterlijke vervulling van de profetie van Jesaja; "als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van Zijn scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open". Kon Hij dan Zijn mond niet openen en antwoorden op de beschuldigingen, die tegen Hem ingebracht waren? O zeker, Hij had al Zijn beschuldigers in een ogenblik kunnen verstommen, maar Hij wilde zwijgen, want Hij wist dat Hij door Zijn zwijgen hier, Zijn bloed tot sprekend bloed zou maken. Toen dan ook Christus voor Zijn rechters stond, zweeg Hij, terwijl Hij had kunnen spreken, want Hij was de volmaaktste en zondeloze, Hij moest echter het oordeel Gods ondergaan als Plaatsvervanger van de Zijnen en daar­om zwijgt Hij.

Hij ziet achter de rechters van het Sanhedrin de grote Rech­ter van hemel en van aarde en Hij hoort, door de mond van de valse aan­klagers, de aanklagers van Zijn volk, dat door Hem vertegenwoordigd wordt. Christus ziet en hoort alle dingen in het Licht van de raad Zijns Vaders. Daarom zwijgt Hij. Hij weet Zich de Plaatsbekleder der Zijnen. Hij ziet de goddelijke Rechter en Hij hoort de aanklager der broederen en daarom wacht Hij vol heilige onderwerping het oordeel af, dat Hij in hun plaats zal ondergaan. Aanstonds zal Zijn bloed spreken van verzoening en een beter bloed, dan het bloed van Abel. Abels bloed roept om wraak, maar Jezus' bloed roept om vrede en verzoening.

Dit zwijgen van Christus is het zwijgen van de liefde; het zwijgen van de Borg des Verbonds. Nu zal de waarde van Zijn zwijgen door Zijn kerk geleerd worden. Zijn kerk komt ook in het gericht. Zijn kerk staat ook eenmaal voor de Rech­ter. De vierschaar Gods wordt gespannen. De Rechter des hemels ontdekt Zichzelf in het hart en in het geweten. De aanklagers zijn dan ook velen. Alle geboden Gods zijn overtreden. De aanklacht Gods wordt dan gelezen. Die bevat veel.

Hebben wij die aanklacht weleens horen lezen? Wel, die luidt aldus: "Daar is niemand rechtvaardig, ook niet een. Daar is niemand die God zoekt, allen zijn ze afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden, daar is niemand die goed doet, daar is ook niet tot een toe; hun keel is een geopend graf, met hun tong plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen; welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; hun voeten zijn snel om bloed te vergieten, vernieling is in hun wegen en de weg des vredes hebben zijn niet gekend; daar is geen vreze Gods voor hun ogen".

Dat is de aanklacht en wat zouden we daarop hebben te antwoorden? Immers niets! Dan moeten wij zwijgen, want onze mond zal moeten ver­stommen als deze aanklacht ons wordt voorgesteld in de ure van Gods richten. Ons geweten zal mede betuigen, dat het een rechtvaardige aan­klacht is. Maar dan eerst zal de grote waarde van dit zwijgen van Chris­tus worden ondervonden. Wij zouden moeten zwijgen, maar Hij wilde zwij­gen als Borg en Plaatsvervanger. En omdat de Christus Gods voor de Zij­nen gezwegen heeft, zal Hij dan, wanneer de Zijnen zwijgen moeten, spre­ken. Dan wordt het zwijgen Zijner liefde het spreken van Zijn genade. Dan gaat Zijn bloed spreken, Zijn borgtochtelijk bloed. Dan wordt dit zwijgen voor Zijn kerk de oorzaak van Zijn heilig en goddelijk spreken tot verlos­sing van Zijn kerk. Dan zal dit zwijgen een zaligend spreken worden, want dan zal Hij alle tong, die tegen Zijn volk in het gericht zal opstaan, verdoemen en veroor­delen. Door Zijn zwijgen toch zijn al degenen die tegen Zijn volk spreken willen, het zwijgen opgelegd. Dan kunnen er geen getuigen der waarheid meer tegen Zijn kerk spreken, omdat Hij tegen Zichzelf de getuigen der valsheid heeft laten spreken. Hoe onuitsprekelijk troostvol is dan ook Zijn spreken voor Zijn volk. Het spre­kend zwijgen van Koning Jezus. De overdenking van Zijn lijden en borgtochtelijk werk brenge ons echter tot de vraag, of wij persoonlijk de waarde ervan in ons leven ondervonden hebben.

Heeft Hij reeds tot onze verlossing en zaligheid gesproken? Tegen ons staan vele getuigen op, die u het zwijgen nimmer zult kunnen opleggen. In de zaligmakende overtuiging der ziel wordt het geleerd, wat het te betekenen heeft. Dan gaat de kerk gebogen onder de last van de tegen hen gerichte aanklachten. De Wet wordt krachtig tot ontdekking van alle schuld en ellende en hoe zal ook de Geest der ontdekking en overtuiging hen overreden van nameloze ellende en onbetaalbare schuld. Ze zullen de rechtvaardigheid van het vonnis leren aanvaarden.

De Heere Zelf zal hen daartoe brengen, maar ook zal Hij het zwijgen van Christus dierbaar maken voor de Zijnen, want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf. De Heere brenge een bestreden en aangeklaagd volk, dat onder de last van de zonden en schuld gebogen gaat door Zijn Geest tot het heiligdom van het borgtochtelijk lijden van de Heere Jezus, om daar er zich over te ver­wonderen dat Hij zweeg in Zijn liefde en daarom spreekt door Zijn bloed. Dan zal dit bloed de hoop der Zijnen wekken en hun schuld voor God bedekken.

Ds. L. Blok

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 18 apr 2014 08:24

Deze wilde ik jullie niet onthouden:

"Het is volbracht."
Johannes 19 : 30

Wanneer wij op Goede Vrijdag in de geest op Golgotha vertoeven, zien wij in het midden van de drie kruiselingen de Man van smarten hangen. Het is geen wonder dat de vijanden van Jezus juichen. Wat kan een gekruiste doen? Wat is van hem te verwachten? Het is ook geen wonder dat de hel juicht. Want Jezus heeft het immers verloren?

"Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen."
Het lijkt dus een verloren zaak. Is het wonder dat Zijn beminden bedroefd waren? Zij hadden gehoopt dat Hij was Degene Die Israël verlossen zou. En nu? Zijn einde is de kruisdood die bij God vervloekt was. Maar de hel en de vijanden juichen te vroeg.
Dan klinkt uit de mond van Jezus de triomf: "Het is volbracht."
Men heeft het genoemd: "het rijkste woord voor Jezus, het aangenaamste voor de Vader, het schrikkelijkste voor de hel, het zaligste voor de zondaren."
Ja, hoe en waartoe komt Jezus hier aan het kruis? De mens geschapen naar Gods beeld, was van God afgevallen. Zo lag er de grote breuk. Die komt God in Christus herstellen. Wie Christus wil prediken, moet bij Adam beginnen, niet bij Abraham. Anders is er geen plaats voor Christus en Zijn offer. Ik moet eerst mijn val in Adam leren kennen, zal Christus mij ooit dierbaar, gepast en noodzakelijk worden. Hij nam het op waar Adam het had laten liggen. Hij heeft God voldaan. Wat Adam bedierf, heeft Hij weer goed gemaakt. De schuld verzoend, maar ook volbracht wat Adam heeft nagelaten. Hij heeft door voldoening verzoening aangebracht.
"Het is volbracht." Dit zijn drie woorden in onze taal, in het oorspronkelijke slechts één woord. Maar geen duizendmaal duizend woorden omschrijven de volheid hiervan. “Het is volbracht.” Gen enkel mens gaat heen die voltooid werk achter laat. Dit geldt wel van Jezus. Hier is roemensstof voor de kerk, nu en in alle eeuwigheid.
"Het is volbracht", nadruk op "het". Dit "het" wijst op de dingen die bij God te doen waren. Hij kwam om het welbehagen van God te voldoen. Het sluit alles in wat naar de raad en wil van God is te doen ter verlossing van Zijn volk. Deze arbeid nam de Zoon in de stilte van de eeuwigheid op Zich, de Vader een gemeente voor te stellen zonder vlek en rimpel. In Zijn kabinetsraad ontwierp de Drie-enige een plan tot behoud van zondaren. Volbracht is het plan. Een veelheid van profetieën kondigde de Messias aan. Vele personen waren zijn typen; voorafschaduwen van de Zaligmaker in Zijn drie ambten. Een reeks van ceremoniën, bij tabernakel en tempel, heeft het werk van de Verlosser afgebeeld. Dit alles is nu door Hem volbracht. Nee, Jezus zegt niet: “Ik heb het volbracht”, maar: “Het is volbracht”, nu nadruk op “is”.
De redding van de bruidskerk is geen wenselijkheid, niet slechts een mogelijkheid, maar een onomstotelijk feit. Het is niet misschien dat God Zijn gunst zal betonen, Zijn barmhartigheid zal uitlaten; maar is stellig en gewis, dat een eeuwige verzoening is aangebracht. Hij heeft de opdracht van God vervuld, waartoe Hij Zich gewillig had gegeven. Heel de weg en manier van de verlossing van de zondaar in Gods raad bepaald, is door Hem verwezenlijkt. Er behoeft dus niets meer te geschieden.
“Het is volbracht.” Nu nadruk op “volbracht”. Dit staat in de grondtekst in een vorm die zegt: “Het is af.” Niets behoeft er meer bij. Zondaar, draag toch niet langer uw knoeiwerk aan. Er ontbreekt aan Jezus’ werk niets. Het betekent dat het doel van God volkomen is bereikt. Hij maakte Zijn werk af, zonder enig verzuim of vergissing. Heel het Goddelijk werkprogram heeft Hij voltooid. De Vader kan er met algehele instemming in rusten. Hij heeft gehoorzaamheid aan de Vader gebracht. Nu is er geen verdoemenis voor hen die in Christus zijn. Nee, nu kan de uitverkoren kerk niet verdoemd worden. “Het is volbracht!” Dit is de uitroep van de grote Hogepriester Die in Zijn offer God bevredigd heeft. Nu kan de zondaar met God bevredigd worden. Gezeten aan Gods rechterhand zet de Heere op grond van het volbrachte werk Zijn arbeid van toepassing door de Heilige Geest voort.
Het volbrachte werk is het fundament waarop Hij Zijn kerk bouwt naar Zijn gemaakt bestek. Dit woord haalt een streep door al onze eigen verlossingspogingen, waar wij – liggend in een verbroken werkverbond – zo vol van zitten. Och, wat zijn wij vaak bezig, ook al kennen we genade, om eigen broddelwerk de Heere aan te bieden of bij Jezus’ werk toe te willen voegen.
“Het is volbracht” zegt dat wij alleen uit genade door Jezus’ Borgwerk zalig worden. Christus moet zijn volbrachte werk ambtelijk, door Zijn Geest, in ons uitwerken. Dan zal Hij ons eerst arm in onszelf moeten maken, ontdekken aan onze schuld, leren dat wij het in de val verspeeld hebben. Dat wij dagelijks niet anders doen dan Gods geboden overtreden. De natuurlijke mens probeert zichzelf te redden. Dit doet ook nog een bij aanvang begenadigde, als Christus nog voor hem verborgen is, ja nog als Hij hem in de belofte al is geopenbaard. Het strijdt zo tegen zijn vlees als hij leert: niets goeds in mij, niets komt van mij in aanmerking. Het is met mij verloren. Gelukkig als de Heere al ons eigen werk bij de handen gaat afbreken. Dat wij bij afgekeurd werk komen te staan. Dat onze gebeden en onze tranen ons ook niet behouden. Als het dan aan onze zijde hopeloos wordt, krijgt die Borg juist bedienend werk in en aan ons. De ziel kan dan alleen rusten daar waar God in rust, volkomen bevredigd in is, n.l. het volbrachte werk van Jezus. O, verlegen, verslagen, ontdekte ziel die uw eigen vonnis moet aanvaarden, maar hijgt naar verzoening en vrede met God. Nu, deze is er, namelijk in de weg waarin God tevreden is gesteld. Het is bij God in orde. Maar dit moet nu in u uitgewerkt worden. Hij moet Zelf als de grote Profeet u Zijn priesterlijk werk verklaren. Als wij niet weten hoe van de schuld af te komen en met God verzoend, moet Hij verklaren: “Alles heb Ik volbracht om u te redden, u behoeft er zelf niets meer aan te doen.”
Heerlijk als ons niet alleen de mogelijkheid ontsloten wordt, maar Hij verzekert: “Ik heb het voor u in orde gemaakt.”
Heerlijk als Hij u, wegloper van God, weer tot God brengt. Als dat gebeurt wordt het geding tussen God en u opgeheven. En de vrucht daarvan is de liefelijke vrede met God. De heerlijkheid van het onvergankelijk leven wordt in Jezus’ Borgwerk ontsloten. Zulk één kan Pasen vieren.
Wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft? "Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam des eeuwigen levens." Door het geloof, dat ook een gave van God is, krijg ik persoonlijk deel aan het Borgwerk van Christus.
Kent u dit? Bent u al schuldenaar geworden door ontdekking van de Heilige Geest. Zucht u het uit: “Hoe word ik ooit met God verzoend?” Hij onderwijze u Zelf. Och, hier zijn de Zijnen nog zoveel aan bestrijding en wankelingen onderhevig. Heerlijk, als Hij de hand van het geloof op Zijn offer leert leggen en doet toe-eigenen. “Hij mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.”
Op grond daarvan kan ik hier leven met God, straks sterven, zal mij het hemels Paradijs ontsloten worden.
Hoe is het, lezer, lezeres? De Heere beware voor zelfbedrog. Hij verlene u genade, opdat uw leven zij Christus, dan zal uw sterven gewin zijn. Dan zult u straks God drie-enig groot maken voor Zijn genade in Christus u bewezen.

-Wijlen ds. J. van Doorn

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 22 apr 2014 14:30

"Want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering"
Matth. 9:13b

Het huis van Levi is vol mensen. De Heere Jezus zit daar aan de maaltijd met Zijn discipelen. Maar ook met vele tollenaars en zondaren. Het is een maaltijd die Levi heeft aangericht. In Lukas 5:29 lezen we: En Levi richtte Hem een grote maaltijd aan. Laten we daar niet overheen lezen. Levi, die door de Heere Jezus uit het tolhuis geroepen was, toont er zijn dankbaarheid in. Maaltijden hadden in het Oosten een zinvolle betekenis. Ze droegen het beeld van een gemeenschapszin. Levi doorleefde iets van de grote genade hem bewezen. Dat maakte hem gunnend. Het was tevens een afscheidsmaal aan de wereld. Levi heeft vele vroegere vrienden genodigd om ze met de Heere in aanraking te brengen. Wat hij moest verlaten, moesten ook zij verlaten.

Wij zullen allen de wereld moeten leren verzaken. We kunnen allemansvriend niet blijven. Er lag ook een evangeliserend element in het afscheid: "Kom, ga met ons en doe als wij". Maar zo niet: dan moeten onze wegen scheiden. Zo neemt Levi afscheid van de goddeloze wereld, maar om dan met Christus ook vervolgd te worden door de vrome wereld.
De Farizeeën hebben ernstige bezwaren tegen het aanzitten van Christus aan die maaltijd. Wat blijft hun oog gesloten voor het doel van Jezus' komst. Hun bezwaren maken ze bekend aan de discipelen: "Waarom eet uw Meester met de tollenaren en zondaren?" Zo willen ze de maaltijd in het huis van Levi bederven. Maar de Heere laat de gelegenheid niet voorbijgaan hen door Zijn Woord te onderwijzen. Ook deze vijandige Joden mogen horen wat tot hun zaligheid strekt. Opdat ze zich zouden leren kennen en Hem nodig zouden hebben, Die gekomen is om zondaren zalig te maken. Zo houdt de Heere hen voor dat Hij niet kwam om te roepen rechtvaardigen.

Zijn die er dan? Gods Woord zegt toch dat er niemand rechtvaardig is, ook niet één? Inderdaad, maar de Farizeeën waren in eigen oog rechtvaardig, onberispelijk in het onderhouden van Gods geboden. Het is een geslacht dat "rein in zijn ogen is, maar van hun drek niet gewassen". De Farizeeër in de tempel is er een voorbeeld van. Wat een blindheid, wat een zelfverheffing op hetgeen geen grond heeft. Hoe onbarmhartig is de mens, als hij zich verheft op eigen rechtvaardigheid. Hoe blind voor de werkelijkheid!

Laten we echter niet te veel naar hem wijzen. Dan zouden we denken van die zonde vrij te zijn. Ontdekking is nodig om te leren dat de Farizeeër in eigen hart aanwezig is. En wat in eigen oog hoog is, is een gruwel voor God.In ons aller leven is het werk van de Heilige Geest nodig. Die maakt ons zondaar voor God. Want daardoor wordt het rechte schuldbesef gewerkt, dat ons onze verhouding met God leert kennen. Daardoor wordt ook de droefheid naar God gewerkt over de zonde. Ze worden voor de Heere beleden, gehaat en gemeden. Verzoening met God wordt in ons leven noodzakelijk.

Kennen we dit werk in ons hart, lezer(es)?
Dan wordt het een wonder dat er Eén gekomen is om te roepen: zondaars tot bekering. Tot een terugkeer tot God met de innerlijke smart over en afkeer van de zonde. Wie zo zondaar voor God geworden is, rust niet eerder voor dat hij of zij in Gods oog rechtvaardig is, nl. in een Ander, de Heere Jezus Christus.

Calvijn merkt op: "dat wij ons gaarne met de onreinsten in dezelfde Fontein laten wassen, om de gerechtigheid die Christus aan onrechtvaardigen, het leven dat Hij aan doden en de verlossing, die Hij de verlorenen zonder enig onderscheid te maken aanbiedt, niet van ons te stoten". Is dat geen kostelijke raad?

Ds. H. Paul

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 28 apr 2014 14:14

En uit de graven uitgegaan zijnde na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen” Mattheüs 27:53

Een merkwaardig gebeuren wordt ons in de bovenvermelde tekst beschreven. Bij het sterven van de Heere Jezus op de Goede Vrijdag gaf God de Vader via een aantal tekenen getuigenis aan de dood van Zijn Zoon. Onder andere geschiedde er een aardbeving. Door die aardbeving trilde de grond, zo hevig zelfs, dat rotsen scheurden. En ten gevolge daarvan werden sommige graven open gelegd.
Nog merkwaardiger, doden die in die graven begraven lagen, werden weer levend. Nee, dat gebeurde niet met alle graven en met alle doden. Het betrof alleen lichamen van "heiligen, die ontslapen waren". Zo worden ze door Mattheüs aangeduid. Daarmee zijn bedoeld oprecht vrome mensen, die nog niet zo lang geleden overleden waren.

Nog niet lang geleden, inderdaad, want in Jeruzalem kennen ze hen nog. Zij leven nog in de herinnering voort. Ik denk dat er ook nog dit van gezegd kan worden, dat deze mensen in de Heere Jezus als Zaligmaker hadden leren geloven.
En wat gebeurde er daarna met die opgestane doden? Op de Goede Vrijdag werden ze levend. En op Pasen, na de opstanding van de Heere Jezus verschijnen ze in Jeruzalem. Waar ze die tussenliggende tijd gebleven zijn, wordt ons niet verteld en dat is dus niet belangrijk om te weten.
Ook wordt ons nergens verteld wat er nog weer later met hen gebeurd is. Zijn ze opnieuw gestorven? Ook het antwoord op die vraag is kennelijk niet belangrijk. Althans niet voor ons.

Wat we wel weten is dat ze "verschenen" zijn. Dat wil zeggen, dat ze zich aan diverse mensen in Jeruzalem vertoond hebben en dat er bij die gelegenheden ook het een en ander gezegd is. Weten we ook wat er toen gezegd is? Ik denk dat we dat uit de tijd wel kunnen afleiden.

Maar om te beginnen moet het ons niet ontgaan, dat de verschijning alleen al genoeg was om de mensen in Jeruzalem hoogst verbaasd te doen staan. Dat is wat geweest! Daar staat plotseling iemand voor je, die een paar maanden geleden begraven was en wiens begrafenis je nog hebt bijgewoond. Een familielid, een buurman, een goede kennis, op onverklaarbare wijze weer levend geworden. Dat heeft ontzetting veroorzaakt. Maar dan ook datgene wat er bij die verschijningen verder gebeurde. Waar is dan over gesproken? Ik denk dat dit af te lezen valt uit het feit, dat de opgewekte doden niet terstond naar Jeruzalem gegaan zijn, maar dat ze daar pas verschenen zijn na de opstanding van de Heere Jezus. Eerst moest ook Hij weer levend worden, en pas daarna was het Gods tijd dat die andere levend geworden doden zich aan mensen zouden vertonen.

Daaruit is af te leiden dat het in hun verschijning niet maar ging om het feit, dat zij weer levend waren, maar vooral, dat Jezus weer leeft. Daarvan zijn zij getuigen. En ongetwijfeld is het in de verschijningen daarover gegaan. Zo heeft God ervoor gezorgd, dat Jeruzalem de tijding van de opstanding van de Heere Jezus te horen krijgt.
Terwijl de soldaten van de wacht, die door het Sanhedrin zijn omgekocht, in Jeruzalem lopen te vertellen, dat de discipelen het lichaam van Jezus hebben gestolen en zo dus een grove leugen verbreiden, zorgt God ervoor, dat Jeruzalem ook de waarheid te horen krijgt. De waarheid, dat Jezus niet gestolen is, maar opgewekt en dat Hij nu dus leeft. Ja, de Heere heeft Zich steeds weer moeite gegeven opdat ook de inwoners van Jeruzalem het Evangelie zouden weten. Hij is die stad en het volk der Joden niet vergeten.

Wat doet de Heere ook veel moeite om ons op de hoogte te stellen van Zijn grote daden in de dood en de opstanding van de Heere Jezus. Keer op keer wordt ons die boodschap voorgehouden. Keer op keer laat de Heere ons weten dat er zaligheid is in Hem. Niemand onzer zal kunnen zeggen dat de Heere ons onkundig gelaten heeft. Dat heeft Hij niet! Wat is de vrucht ervan in ons leven? Vindt u het niet verwonderlijk, dat Jeruzalem, waarvan de Heere Jezus gezegd heeft dat het de stad is, die de profeten doodt - de stad die een paar dagen geleden zelfs de hoogste Profeet gedood heeft - in de tekst nog de "heilige stad" genoemd wordt? Duidt dat er niet op, dat de Heere met het volk der Joden nog niet klaar is, maar dat Zijn ontferming nog naar dat volk uitgaat?

Wat verkondigt deze tekst ook op duidelijke wijze de waarheid van de wederopstanding des vleses. Graven gaan open en doden worden weer levend. Dat gebeurt hier bij Jezus' sterven. Dat gebeurt met een aantal graven en een aantal doden. Niet met alle. Maar de dag komt, dat allen die in de graven zijn, de stem van de Zoon van God zullen horen. De dag komt, waarop ieder door de opstandingskracht van de Zaligmaker weer leven zal. Dan zullen de "heiligen" in onverderfelijkheid opgewekt worden. Zij die in hun leven de Heere hebben leren kennen tot zaligheid, zullen dan uit hun vlees God aanschouwen en zij zullen met lichaam en ziel de Heere eeuwig mogen dienen in Zijn tempel. Wat een blij vooruitzicht...

Maar ook de onheiligen, zij die onbekeerd bleven en zo ook stierven, zullen opstaan. Ja, ook hun lichamen worden opgewekt, maar hun opstanding zal gans anders zijn dan die van de heiligen. Zij zullen, zo zegt de Schrift, delen in de opstanding der verdoemenis... Ik geloof de wederopstanding des vleses, zo belijden we elke zondag. Verstaan we wat dat inhoudt? Is die belijdenis ons ten troost? Of schrikken we als we eraan denken?

Ds. P. den Butter

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 02 mei 2014 15:08

Gedenkt aan de vrouw van Lot Lukas 17:20-37)

Overgangsmomenten in je leven. Gebeurtenissen of momenten, die een grens markeren tussen oud en nieuw, zoals bijvoorbeeld de jaarwisseling. Te denken valt ook aan huwelijken, het verlaten van de school na het behalen van een examen. Overgangsmomenten zijn momenten in ons leven, waarin iets belangrijks verandert en het leven er op een of andere manier anders gaat uitzien.

Onze tekst bepaalt ons ook bij een overgangsmoment en de persoon die hier aan het woord is, is de Heere Jezus zelf. Dat moet dus wel belangrijk zijn.

Jezus spreekt van de overgang van Lot en zijn gezin uit Sodom naar Zoar. Lot woonde temidden van mensen die een gruwelijk leven leidden en de Heere had besloten die steden met vuur te verdelgen van de aardbodem. Maar voor Lot – een kind van de Heere – was er redding. Dat had Lot niet verdiend, want hij was uit eigen vrije keuze in Sodom gaan wonen, maar toch denkt de Heere aan hem. Redding was er niet alleen voor hem, maar ook voor al de zijnen. De Heere ging zelf naar Sodom toe om hem daaruit weg te halen. De mensen in Sodom leefden in grote zorgeloosheid. Net zoals in de dagen van Noach: zij kochten en verkochten, zij bouwden huizen en zij plantten, zij aten en dronken.

Is dat dan verkeerd? Nee, de zorg voor dit leven is niet verkeerd; die heeft de Heere ons geboden. Maar de mensen in Sodom dachten niet aan God en aan Zijn geboden. Zij gingen op in het hier en nu. Hun bezittingen, hun genot, daar leefden zij voor. Onbezorgd. En dan bovendien de zonden daar. Erge zonden, waarbij zij er niet voor terugdeinsden om de natuurlijke orde die God had gegeven in het samenleven van man en vrouw om te draaien. En te gebruiken tegen de natuur in.

Maar de Heere wilde Lot en de zijnen redden. Zij werden er uitgehaald. En terwijl zij vluchtten naar Zoar regende het vuur en sulfer van de hemel. De Heere kwam met Zijn oordeel en deed die steden weg van de aardbodem.

Zo, zegt Jezus tegen de Farizeeërs in ons tekstgedeelte zal het ook zijn op de dag van de wederkomst, wanneer de Zoon des mensen, geopenbaard zal worden. Ook dan zal het oordeel aanbreken en over deze aarde gaan. Verschrikkelijk.

Ook wij zullen in dat oordeel betrokken worden en hoe zullen wij dan zijn? Net zoals de Sodomieten, met gretigheid onszelf uitlevend in de zonde? Nee, dat zal wel niet. Wij weten dat dat niet zo behoort. Zo was het met de Farizeeërs, waartegen Jezus deze woorden sprak, ook niet. Zij leefden strikt naar de wet. Niet meer in de wereld. Zij waren ook op weg naar Zoar om behouden te worden.

Ja, maar op weg naar Zoar is nog iets anders dan binnen Zoar zijn. Daarom zegt Jezus: “gedenkt aan de vrouw van Lot”. Zij was ook onderweg. Op de vlucht voor het oordeel Gods. Zij kon zelfs zeggen door de Heere uitgeleid te zijn. Wat een wonder. Door de Heere zelf opgezocht te worden en op weg gezet naar de redding.

Maar ze is in tweestrijd. Ze wil graag nog een keertje achterom kijken. Waarom? Was het nieuwsgierigheid? Of zat ze nog vast aan alles wat ze achterliet? Haar huis, haar spulletjes, haar buren, haar kennissen. We weten het niet, maar een ding is zeker: tegen het gebod van de Heere in kijkt ze nog een keer achterom. En dan…, u weet hoe het afgelopen is met haar.

Gedenkt aan de vrouw van Lot. Ze was onderweg, maar ze is nooit aangekomen. Omgekomen. Voor eeuwig.

En wij dan? Nee, we zijn niet in Sodom. Als kerkmensen zijn we op weg naar Zoar, maar hoe? Zitten we vast aan deze wereld en al het schoons dat daarin is? Kijken we nog achterom naar de pracht en praal die we achterlaten? Hebben wij ons geld, onze auto, ons huis, onze spulletjes nog zo lief? Liever dan Jezus? Daar komen we mee om, voor eeuwig.

Of strekken we ons uit naar Zoar en zoeken we daar de redding, ontferming. Het is uiteindelijk een van beiden: we kiezen voor Sodom, of we kiezen voor Zoar. We leven voor de wereld, of we leven voor Christus. Zoar is een beeld van Christus. Wie achterom ziet naar wat hij of zij verlaat, gaat daar mee verloren. Want alles van hier beneden is vergankelijk.

Het is voor ons de vraag, of we alles hebben verlaten en onze Heiland zijn gevolgd, of dat we de wereld er nog een beetje bij proberen te houden. Hebben we Hem lief en is Hij alles voor ons?

Het is een ernstig woord onze tekst. Deze roept ons op om de vrouw van Lot te gedenken, opdat wij ons haasten zouden om ons levens wil. Want eenmaal zal die dag komen. Er zullen er dan twee zijn, waar je zo aan de buitenkant geen verschil tussen ziet. Twee op een bed. Twee vrouwen die samen aan het malen zijn. Twee mensen, samen op de akker aan het werk. Beiden zijn het christenmensen, beiden leven trouw mee met de kerk.

Bij de één zal het slechts buitenkant blijken te zijn. Deze kon de verleidingen van de wereld niet weerstaan. Geleefd op de grens, maar er niet over gegaan. Halverwege Zoar achterom gekeken. Jezus niet nodig gehad. “Deze zal verlaten worden”, zegt Jezus. Aangrijpend.

Maar er is ook die ander. Die kreeg de Heere Jezus lief. Gevlucht om zijns of haars levenswil naar Zoar. Veilig daar aangekomen. Aangenomen door God. Voor eeuwig gelukkig met Hem.

Nee, dit staat er niet om ons te ontmoedigen, alsof er maar weinig zullen zijn die zalig zullen worden. Integendeel, bij de Heere is zo’n geweldige ruimte; daar hoeft niemand buiten te vallen. Maar het staat wel geschreven tegen de zorgeloosheid, als we denken dat het allemaal wel zal meevallen. Dan worden we opgewekt om aan de vrouw van Lot te gedenken en ons te spoeden naar Zoar. Anders valt het eeuwig tegen.

Misschien zegt u nu wel dat u zo vast zit aan de wereld en deze niet kunt loslaten. Uw hart is zo wereldsgezind en dat staat u in de weg. En voor uw besef bent u eigenlijk net zoals de vrouw van Lot. Ga dan met die onmogelijkheid naar de Heere. Leg het voor Hem neer en belijd Hem dat. Want wat de Heere van ons vraagt kan en wil Hij ook geven. Als u een ander hart nodig hebt, dat niet meer aan de wereld vastzit, maar Hem oprecht dient en vreest, mag u Hem er om bidden. Dan wil Hij dat ook geven. Uit enkel genade.

Onze tekst zet ons op een overgangsmoment: gaan we voort met een leven zonder God, of zullen we maar onze knieën buigen en die grote Koning aanbidden. De dienst van Hem gaat alles van deze wereld te boven. Een liefdedienst is het. Met hem zijn we volmaakt gelukkig. Kiest dan heden wie gij dienen zult. Verhardt u niet, maar laat u leiden.

Stellendam – M. Diepeveen
Hersteld Hervormde Gemeente Scheveningen

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 08 mei 2014 08:17

EEN CHRISTELIJKE LEVENSWANDEL

"waardiglijk het Evangelie van Christus"
Filippenzen 1:27a

De apostel roept de Filippenzen op tot een wandel, “waardiglijk het Evangelie van Christus”. Hij gebruikt het woord “waardiglijk” nogal eens. Zo bidt hij de Efeziërs, dat zij toch wandelen zouden “waardiglijk de roeping waarmede zij geroepen waren”. En de Kolossenzen, dat zij mochten wandelen “waardiglijk den Heere”.

Hij vermaant de Thessalonicenzen te wandelen “waardiglijk Gode, Die hen riep tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid”. Voor Agrippa zegt hij dat hij de heidenen verkondigt dat zij zich beteren en bekeren, “werken doende der bekering waardig”.

Wanneer we al deze uitspraken van de apostel met elkaar vergelijken, dan wordt het ons duidelijk, dat hij met een wandel “waardiglijk het Evangelie van Christus”, bedoelt: een wandel, zoals toch verwacht mag worden van hen, die de heerlijke beloften van het Evangelie ontvangen hebben; van hen, die delen in dat onuitsprekelijke heil, dat door het evangelie wordt verkondigd. Kortom: een wandel, “waardiglijk het Evangelie van Christus” is een wandel zoals het evangelie die eist van zijn belijders en van de burgers van het koninkrijk van God; een wandel die overeenkomt met de reinheid, de hoogheid en de heiligheid van het Evangelie van Christus.

En zo’n wandel acht de apostel zo belangrijk, ja onmisbaar, dat hij het de Filippenzen met al de drang van zijn ziel op het hart bindt; “alleenlijk, wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus!”

En diezelfde vermaning moet vandaag nog met dezelfde ernst en nadruk worde gebracht. Want dat wandelen, waardiglijk het Evangelie van Christus, laar doorgaans veel te wensen over. Dat leven in de tere vreze van God, in ootmoed en nederigheid, in zelfopofferende liefde, zoals het evangelie ons voorhoudt en ons in Christus, het vleesgeworden Woord, volmaakt voorstelt, wordt zo weinig, zo bitter weinig in praktijk gebracht.

En toch: wij weten het en de ervaring leert het ons waar zulk een wandel ontbreekt, daar heerst de dood; waar zulk een wandel wordt verwaarloosd, daar kwijnt het leven; waar zulk een wandel wordt nagejaagd, daar wordt God verheerlijkt en Zin kinderen genieten er zelf de vrucht van, namelijk Gods gunst.

Waar een wandel, “waardiglijk het Evangelie van Christus”, ontbreekt, daar heerst de dood.

De eerste kenmerken en duidelijkste kenmerken van het nieuwe leven is toch de lust om de Heere te vrezen, om te wandelen “waardiglijk het Evangelie van Christus.”

En daarom: bij wie niets van deze wandel te bespeuren is, daar is nog die geestelijke dood, “want het is onmogelijk, dat wie Christus door een oprecht geloof is ingelijfd, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.”

Waar een wandel “waardiglijk het Evangelie van Christus” verwaarloosd wordt, daar kwijnt het leven. Er wordt veel geklaagd over een ingezonken geloofsleven bij Gods kinderen. En veelal terecht, denk ik. Maar hoe komt het? Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn. Maar de belangrijkste oorzaak is ongetwijfeld dat de wandel “waardiglijk het Evangelie van Christus” maar al te zeer verwaarloosd wordt. En waar de Heere zelf verband heeft gelegd tussen een godzaligheid en zaligheid, daar kan het niet anders of een slordige levenswandel doet het leven kwijnen. Als de voet niet volwaardig loopt op het pad van Gods geboden, dan komt er een dorheid en donkerheid over de ziel.

Maar waar een wandel, “waardiglijk het Evangelie van Christus” wordt nagejaagd, daar wordt God verheerlijkt en Zijn kinderen genieten er zelf de vrucht van, namelijk de gunst van God.

Het eerste is het hoogste en het grootste: dat Gods eer bevorderd wordt. Maar het is toch ook onzegbaar groot, om Gods gunst te mogen ervaren. “Ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb. Die Uw wet beminnen, hebben grote vrede en zij hebben geen aanstoot”. Uw liefdesdienst heeft mij nog nooit verdroten. Zou een godvruchtige levenswandel ook niet de beste aanbeveling zijn voor het evangelie? Zou onze naaste er niet door gesticht worden en onder Gods zegen voor Christus gewonnen orden?

Dat ons gebed dan mag zijn:

Leer mij naar Uw wil te handelen,
Ik zal dan in Uw waarheid wandelen,
Neig mijn hart en voeg het saam,
Tot de vrees van Uwe naam.


ds. M. Vlietstra


Terug naar “[Religie] - Algemeen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 31 gasten

cron