Marnix schreef:(...) Maar ik lees ook dat God niet wil dat iemand verloren gaat maar allen behouden worden. Maar als God dat wil, waarom gebeurt dat dan niet? Hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Dat vind ik een lastig iets, hoe zijn die zaken te rijmen?
Dit is exact het kern-probleem dat veel mensen hebben met de gereformeerde leer omtrent de uitverkiezing.
Het gereformeerde antwoord is:
- dat mensen door ongeloof niet zalig worden, moet aan henzelf en hun ongelovigheid worden toegerekend.
- dat mensen door geloof zalig worden, moet aan de genade van God worden toegerekend.
In feite is het dus heel eenvoudig: niemand verdient het om door God aangenomen te worden als Zijn kind. Dat is het uitgangspunt.
Een Bijbels uitgangspunt, want zo vertelt de bijbel ons het begin van de menselijke geschiedenis: Adam en Eva: ongehoorzaam, ongelovig. Kaïn en Abel: twistende broers, jaloers en gewelddadig. De wereld die daaruit ontstaat: de wereld van Noach: hoogmoedig, goddeloos. En verder: de telkens weer terugkerende terugval van Gods eigen volk (je zou toch zeggen: de uitverkorenen), Israël. Lees de tijd van Mozes met het opstandige (toch verloste) volk in de woestijn. Lees de tijd van de (toch door God gezonden) Richteren, lees de tijd van de (toch gezalfde) koningen, lees de tijd van de (toch door God geroepen) profeten. Ze gaan allemaal de fout in. Van Simson tot David en van Mozes tot Jona. Uiteindelijk blijkt de verlossing alleen mogelijk te zijn dankzij het geduld van God en ondanks de steeds weer ongehoorzame mens. En dan hebben we het niet over de heidenen, maar over de Profeten, Priesters en Koningen.
In dat spoor moet je ook de verwerping van Jezus zien. Ook Hij hield geen volgeling over. Sterker kun je de waarheid dat er geen mens is die God zoekt niet illustreren. dat is een rode draad in de Bijbel en het zou van grote hoogmoedigheid getuigen als wij onszelf niet in dat mensbeeld zouden willen herkennen. Aslof wij wél de grote gehoorzame gelovigen zouden kunnen zijn.
Nee, het pessimistisch beeld van het geestelijk gehalte van de mens is niet zomaar typisch gereformeerd, het heeft duidelijke bijbelse achtergronden. Op welke staat van dienst zouden wij mensen kunnen roemen?
Welnu, als het zo met ons allen gesteld is, hoe moeten we die positieve houding van God tegenover ons mensen dan zien? Welke betekenis heeft het dan dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft, opdat een iedere die in hem gelooft zal zalig worden? Wat betekent het dan dat Hij niet wil dat iemand verloren gaat?
Dat betekent niets meer en niets minder dat God er werkelijk alles aan zal doen om mensen uit de ellende te verlossen. Het is Zijn onvoorstelbare en vastbesloten liefde, dat Hij Zijn vijanden liefheeft. Ja, wij zijn van nature geen vriendjes met God. Wij leven ons eigen leven, bepalen zelf wel wat goed is, berekenen onze eigen kansen, praten iedereen naar de mond om geld of eer of aanzien te verkrijgen.
Maar God heeft ons ondanks dat alles lief.
Maar als iemand die liefde afwijst. Als iemand zich verhardt. Als iemand zich omdraait en nooit meer thuis wil komen...dan blijft de situatie zoals ie is: zonder hoop, zonder God in de wereld. Dan verandert er niets. Een mens gaat niet verloren, een mens is verloren. Als hij niet gered wordt blijft het uitgangspunt gewoon hetzelfde: niemand verdient het om door God te worden aangenomen.
Hoe kan dat? Hoe kan het dat mensen Gods liefde afwijzen?
Mogen we dat God verwijten? Heeft Hij te weinig liefde? heeft Hij te weinig gedaan? Heeft Hij in het geheim besloten wie wel en wie niet gered gaan worden en is dat de reden dat iemand Gods liefde afwijst en verloren gaat? Is Gods verkiezing, waarbij iemand wordt behouden een gelijksoortig mechanisme als een verwerping, waarbij iemand niet wordt behouden?
Nee, dat zou een grote godslastering zijn, een echte blasfemie. Iemands ondergang is nooit aan God te verwijten.
We zien namelijk heel snel over het hoofd, hoe de redding van mensen in feite door God wordt wordt uitgevoerd. Dat gebeurt altijd doordat mensen andere mensen ervan vertellen. In het OT zien we dat profeten, priesters en koningen het woord van God leerden en voorleefden, zodat het gehele volk wist hoezeer God Zich aan hen had verbonden. In onze tijd is het ook de verkondiging van mensen aan mensen die er voor zorgt dat mensen leren vertrouwen en geloven in God. Zo horen zij van Zijn liefde en genade. Zo kunnen zij zich overgeven aan God.
En waar zie we nu (ook in de Bijbel) dat het juist altijd fout gaat: bij de verkondigers. Bij de profeten, bij de schriftgeleerden, bij de priesters, bij de gelovigen die Gods Woord moeten doorgeven. Zij zijn het die de sleutels van het hemelrijk in handen is gegeven. En zij zijn het ook die de deur voor veel mensen sluiten. Het oordeel begint bij het Huis Gods.
Daarom denk ik dat we niet moeten twijfelen aan Gods wil of Hij alle mensen wel wil behouden, maar we moeten twijfelen aan de gelovigen die de opdracht hebben om deze genade van God, Zijn voornemen om iedereen in Zijn Huis op te nemen, door te vertellen.
Zij blokkeren vaak de toegang. En daarmee kunnen zij veel mensen, soms hele volksstammen van God vervreemden. dD enige manier waarop God mensen wil roepen is via de verkondiging. Als dat zout zouteloos is geworden, waarmee zal het dan gezouten worden?
Ik denk niet dat God dan helemaal met lege handen staat, maar dan zijn wij wel het zicht kwijt hoe Hij mensen nog tot Zich kan trekken.
Als wij als gelovigen niet meer in staat zijn anderen te vertellen van Gods Liefde, dan moet God andere wegen bewandelen, buiten ons om.
Dan trekken wij natuurlijk graag de conclusie dat mensen niet meer tot het geloof komen (omdat ze niet meer in ónze kerk komen, in ónze gemeente, omdat ze soms anders denken dan wij en daarom met de nek worden aangekeken), maar God denkt daar misschien wel heel anders over. Misschien gaat Zijn liefde juist wel uit naar al die mensen die door de officiele gelovigen in de marge zijn geplaatst. Misschien weet God wel wegen te vinden naar de heggen en de sloppen, waar wij vermoeden dat er alleen maar ongelovigen wonen. Het is dan niet zo dat God mensen verwerpt (zoals wij vermoeden), maar dat hij wegen vindt om mensen toch nog te vinden, ondanks menselijke verwerping.
God kiest de kleinen uit, de geringen, de armen en behoeftigen. Omdat Hij dat wil. Om het eeuwig welbehagen. Wij denken wel dat wij daar veel van weten. Wij denken wel dat wij gelovigen van ongelovigen kunnen onderscheiden. Maar is dat wel zo? Kunnen wij wel de reikwijdte, en de kracht van Gods eeuwige welbehagen bevatten? Als het ons niet lukt, zou het God dan ook niet lukken? Als wij het niet meer zien (zitten), zou God het dan ook niet meer zien (zitten)?
Leer mij God kennen. Die legt Zich niet neer bij de eerst de beste menselijke tegenwerking, ook niet (juist niet) als die van Zijn eigen volgelingen komt. Lees het cynische verhaal van Jona nog eens door.
Hopelijk heb ik duidelijk gemaakt, dat de gereformeerde leer niets afdoet aan Gods goedheid en genade. Het gaat er meer om te benadrukken hoe groot onze val en verlorenheid is en hoeveel het God kost om de mens te behouden. Welke machtige tegenstanders er zijn en dat wij tot die tegenstanders kunnen behoren, wanneer we met onze geloofsijver mensen bij God vandaan houden.
Misschien wijzen mensen Gods liefde wel af, omdat wij hen afwijzen.
Wat zei Jezus ook al weer tegen mensen die een van deze kleine wilden hinderen? (Matth.18:6)
Wie verwerpt wie in dit geval?
gravo