naamloos schreef:
Meestal wordt en direct 'nee' geroepen als ik Romeinen 2 aanhaal. Wat het volgens hen dan wel betekent ....? Dat Bijbelgedeelte wordt gewoon genegeerd.
Beste Naamloos, ik heb je in diverse topics Romeinen 2 zien noemen, met jouw visie hierop. Inderdaad wordt hier meestal ontkennend op geantwoord, maar met een andere uitleg komt er niemand.
Om eerlijk te zijn: ik weet ook niet goed hoe ik dit moet zien. Vanuit de traditie waarin ik ben opgegroeid ben ik ook geneigd om ontkennend te antwoorden, maar dat berust dus vooral op een gevoel.
Ik hoop dat iemand er eens serieus op in wil gaan met een duidelijke uitleg.
Daarom hieronder alvast Romeinen 2 met kanttekeningen (SV) :
1 Paulus wederlegt een tegenwerping dergenen die meenden daardoor rechtvaardig te zijn, omdat zij zulke gruwelijke zonden openbaarlijk niet bedreven, maar dezelve in anderen veroordeelden. 3 En die meenden dat zij in de genade Gods stonden, omdat Hij hun in deze wereld goeddeed en zegende. 5 Verklaart daarentegen, dat God zonder aanzien van personen alle mensen zal oordelen, niet naar hun uitwendige gelaat of staat, maar naar hun werken, zowel inwendige als uitwendige. 12 En dat zowel de Joden, die de wet hadden, als de heidenen, die de geschreven wet niet hadden. 17 Hij beneemt den Joden het gevoelen, dat zij door de kennis der wet en onderrichting van anderen in dezelve, zouden rechtvaardig worden. 25 Of door de besnijdenis en andere uiterlijke voordelen die de Joden hadden boven de heidenen. 28 Lerende welke de rechte Joden en de rechte besnijdenis zijn.
Gods oordeel ook over de Joden
1 DAAROM1 zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, 2die anderen oordeelt; awant waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, 3doet dezelfde dingen.
1 Namelijk dewijl gij Gods recht weet, Rom. 1:32. verwijsteksten
2 Dat is, berispt, bestraft, of ook straft. Hierdoor verstaat de apostel zodanigen onder de heidenen, die rechters onder hen waren, of die een ingetogener leven leidden, gelijk sommige filosofen, en daarmede het doen van anderen schenen te veroordelen; daar zij nochtans inwendig vol waren van haat, nijd, opgeblazenheid, enz., en in het heimelijk dezelfde zonden bedreven, wanneer zij die voor de mensen konden verbergen, gelijk ook de farizeeën onder de Joden.
a 2 Sam. 12:5. Matth. 7:1. 1 Kor. 4:5. verwijsteksten
3 Namelijk inwendiglijk of bedektelijk.
2 En 4wij weten dat het oordeel Gods 5naar waarheid is over degenen die zulke dingen doen.
4 Dat is, het is kennelijk, zelfs naar het gemeen gevoelen van alle mensen.
5 Dat is, oprecht, niet naar den uitwendigen schijn, maar naar dat de zaak inderdaad is.
3 En denkt gij dit, o mens, die oordeelt degenen die zulke dingen doen, en 6dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?
6 Namelijk al is het dat gij ze bedektelijk doet, of zo onbeschaamdelijk niet als anderen.
4 Of veracht gij 7den rijkdom Zijner 8goedertierenheid en 9verdraagzaamheid en b10lankmoedigheid, cniet wetende dat de goedertierenheid Gods u 11tot bekering leidt?
7 Dat is, de grootheid en menigvuldigheid. Hier wederlegt hij degenen die meenden dat hun zaken bij God niet kwalijk stonden, omdat God hun goeddeed en hen zegende naar de wereld, gelijk Hij de Romeinen in dien tijd bijzonderlijk deed.
8 Dit is een eigenschap Gods, waardoor Hij zegent en weldoet, ook zelfs degenen die kwaad zijn, Matth. 5:45. verwijsteksten
9 Namelijk waardoor Hij de zonden der mensen met oogluiking overziet voor een tijd, of zij zich nog zouden bekeren, Luk. 3:7, 8. verwijsteksten
b 2 Petr. 3:15. verwijsteksten
10 Namelijk waardoor Hij de straf die zij verdienen, uitstelt, totdat de maat derzelve vervuld is, Rom. 9:22. verwijsteksten
c Jes. 30:18. verwijsteksten
11 Dat is, tijd en redenen geeft om te bekeren.
5 Maar naar uw 12hardigheid en onbekeerlijk hart d13vergadert gij uzelven toorn als een schat 14in den dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods,
12 Dat is, verharding in uw zonden.
d Rom. 9:22. verwijsteksten
13 Dat is, verwekt meer en meer den toorn en de straf Gods, als een schat waar men dagelijks altijd meer toedoet.
14 Dat is, tegen den uitersten dag, wanneer God de zonden der mensen, zelfs die bedekt zijn, voor een ieder zal openbaar maken en straffen, vers 16. 2 Thess. 1:7. Openb. 20:12, 13. verwijsteksten
6 eWelke een iegelijk 15vergelden zal naar zijn werken:
e Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 14:12. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Gal. 6:5. Openb. 2:23; 22:12. verwijsteksten
15 Hij spreekt hier van de vergeldingen naar de beloften en dreigementen der wet, die den heidenen ook uit de natuur bekend waren, vers 15, want van de rechtvaardigmaking uit het geloof begint hij eerst te spreken Rom. 3:21. Hoewel dit ook wel gepast kan worden op de vergelding naar de beloften en dreigementen des Evangelies, gelijk 2 Kor. 5:10 het alzo in het gemeen gezegd wordt; overmits ook de goede werken als vruchten des geloofs, uit genade, om Christus’ wil, zullen vergolden worden. verwijsteksten
7 Dengenen wel, die, met 16volharding 17in goed doen, heerlijkheid en eer en 18onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven;
16 Het Griekse woord betekent ook geduldigheid; maar wordt hier bekwamelijker voor volharding of volstandigheid genomen, gelijk Matth. 10:22. Luk. 8:15. verwijsteksten
17 Gr. van het goede werk.
18 Dat is, de zalige onsterfelijkheid.
8 fMaar dengenen 19die twistgierig zijn, en die 20der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal verbolgenheid en 21toorn vergolden worden;
f 2 Thess. 1:8. verwijsteksten
19 Gr. uit twisting, dat is, twistig of twistgierig; gelijk uit het geloof, Rom. 3:26, dat is, gelovigen, en uit de besnijdenis, Rom. 4:12, dat is, besnedenen. verwijsteksten
20 Namelijk die hun van God door de natuur bekend is gemaakt, Rom. 1:19. verwijsteksten
21 Namelijk Gods, die rechtvaardiglijk over de zonde tot straf is ontstoken.
9 22Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen die het kwade werkt, eerst van den Jood, en ook van den Griek;
22 Dat is, helse pijnen en smarten, die door Gods rechtvaardigen toorn hun zullen toegezonden worden.
10 Maar 23heerlijkheid en eer en vrede een iegelijk die het goede werkt, eerst den Jood, en ook den Griek.
23 Dat is, de eeuwige zaligheid, die zij in hun leven gezocht hebben, zal hun gegeven worden, vss. 7, 27. verwijsteksten
11 gWant er is geen aanneming 24des persoons bij God.
g Deut. 10:17. 2 Kron. 19:7. Job 34:19. Hand. 10:34. Gal. 2:6. Ef. 6:9. Kol. 3:25. 1 Petr. 1:17. verwijsteksten
24 Gr. des aangezichts. Van deze wijze van spreken zie breder de aantt. op Matth. 22:16 en Hand. 10:34. verwijsteksten
12 Want zovelen als er 25zonder wet gezondigd hebben, zullen ook 26zonder wet verloren gaan; en zovelen als er 27onder de wet gezondigd hebben, zullen 28door de wet geoordeeld worden;
25 Dat is, de heidenen, die de geschreven wet van Mozes niet hadden.
26 Dat is, veroordeeld worden uit de getuigenis van hun eigen consciëntie, vers 15. verwijsteksten
27 Dat is, de Joden, aan welke de wet door Mozes was gegeven. Gr. in de wet.
28 Dat is, zullen naar de dreigementen van de wet geoordeeld, dat is, veroordeeld worden.
13 (hWant 29de hoorders der wet 30zijn niet rechtvaardig voor God, maar 31de daders der wet zullen 32gerechtvaardigd worden.
h Matth. 7:21. Jak. 1:22. 1 Joh. 3:7. verwijsteksten
29 Dat is, die de wet alleen weten, en daarvan roemen.
30 Dat is, worden niet in Gods oordeel voor rechtvaardigen erkend, noch voor zulken verklaard, Ps. 143:2. Matth. 12:37. Rom. 8:33. verwijsteksten
31 Dat is, volbrengers der wet, Gal. 3:10. Jak. 2:10. verwijsteksten
32 Namelijk door de wet, of naar de beloften der wet, Rom. 10:5. Doch alzo niemand de wet volkomenlijk onderhoudt, vanwege de verdorvenheid die in den mens is, Rom. 8:3. Gal. 3:10, zo wordt niemand uit de wet of door zijn werken gerechtvaardigd, maar alleen door de gerechtigheid van Christus, door het geloof ons toegerekend, Rom. 3:20, 21, 22. verwijsteksten
14 Want wanneer de heidenen, die 33de wet niet hebben, van nature 34de dingen doen die der wet zijn, dezen de wet niet hebbende, 35zijn zichzelven een wet;
33 Namelijk de geschreven wet.
34 Dat is, enige dingen voorschrijven en volgen die God in Zijn wet heeft bevolen.
35 Namelijk in het gebieden of verbieden van hetgeen Gods wet gebiedt of verbiedt, of ook in enige delen van hun leven.
15 Als die 36betonen 37het werk der wet geschreven in hun harten, hun consciëntie medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen 38beschuldigende of ook 39ontschuldigende.)
36 Namelijk door hun wetten, en ook somwijlen door een uitwendige onderhouding van dezelve.
37 Dat is, een deel van den inhoud der wet Gods.
38 Namelijk wanneer zij tegen hun gemoed het kwaad doen.
39 Namelijk wanneer zij volgens hun consciëntie het goed doen.
16 i40In den dag wanneer God de verborgen dingen der mensen zal oordelen door Jezus Christus, 41naar mijn Evangelie.
i Matth. 25:31. verwijsteksten
40 Die woorden moeten gevoegd worden met het 12de vers; doch kunnen ook volgen op het 15de vers, zo men het overzet tegen dien dag, want alsdan zullen de getuigenissen van de consciënties der mensen, ook over hun verborgen zonden, dienen om het oordeel van Christus voor de gehele wereld te billijken, ook zelfs voor degenen dien het Evangelie nooit is gepredikt, Openb. 20:12. verwijsteksten
41 Namelijk hetwelk betuigt dat Christus hierna een Rechter zal zijn over alle mensen, ook over degenen dien het Evangelie niet is gepredikt, vers 12.