elbert schreef:(...) Misschien kom je zelf uit een omgeving waar zo'n overdreven aandacht voor het bijzondere is en dat je daardoor getriggerd wordt, maar ik kom veel minder uit zo'n omgeving. (...)
Dat zal het wel zijn. Mijn leven lang worden mijn overpeinzingen op dit gebied al bepaald door wat ik in de Gereformeerde Gemeente heb gezien, gehoord en gevoeld, namelijk dat een eenvoudige erkenning van een eenvoudig geloof er niet in zit. Het overgrote merendeel van de gemeenteleden kon en kan niet openlijk zeggen dat het eigen geloof waarachtig is. In tegendeel, beloningen en schouderklopjes werden alleen uitgedeeld, wanneer men eigen onbekeerlijkheid, onbekeerdheid, onmacht en ongeloof bevestigde voor het geheel en voor zichzelf. Er werd slechts gerekend met één onontkoombare zekerheid, met één waarachtige waarheid die zonder schroom en terughoudendheid moest worden gemeld: wij zijn zondaar, schuldig, ongelovig, onbekeerd. Zeker, er was dus één ding nodig (het enige nodige), men moest dus wedergeboren worden, bekeerd worden, veranderd worden, stilgezet worden. Op die weg van bekering moesten allerlei geestelijke standen doorlopen en lessen geleerd worden.
Maar de tragiek was: dat moest allemaal wel gebeuren, maar het gebeurde bij niemand!
En zo werd dat "enige nodige" ook het "enige afwezige" in de gemeente. Geen enkele vorm van geloof of bekering voldeed aan de vele eisen van waarachtigheid en echtheid die door de jaren heen waren opgesomd. Onophoudelijk moest iedereen wel tot de conclusie komen, na intensief zelfonderzoek, dat het er nog niet in waarheid was.
En dat leidde tot de sombere en apathische overgave aan de gedachte dat het je gegeven moet worden. En dat er dus geen enkel vertrouwen gegeven kon worden aan je eigen ervaringen, je eigen gevoel, je eigen verlangens of je eigen uitingen van geloof en bekering. Nee, het ging om iets anders, iets dat God je zou laten zien. Daar maar op wachten. Het ware werk, nee, dat was er nog niet!
Een gemeente zonder waarachtig geloof (voor mij nu een vreemde gedachte) was dus de gewoonste, de meest logische en ook een niet te veranderen werkelijkheid.
Ik weet dat dit gesprek moeilijk te voeren is met gelovigen uit andere denominaties. Die kunnen zich dat niet makkelijk voorstellen. De scherpste kritiek krijg ik echter altijd uit kringen van de Ger. Gem. Ik zou de gezonde leer niet verdragen. Zelf denk ik echter dat ik de vinger op de wonde plek leg.
Maar
the proof of the pudding is in the eating. Er is een eenvoudige lakmoesproef. Vraag aan een jongen, een meisje, een man of een vrouw of hij een waar zaligmakend geloof heeft. Dan komt er een heel verhaal, maar nooit (ik herhaal: nooit!) een bevestigend antwoord.
Want om de kerkelijke, sociale, familiaire en vriendschapsbanden in de Ger. Gem. niet op het spel te zetten, moet een bevestigend antwoord op deze vraag ten allen tijde worden voorkomen, het echte persoonlijke gesprek hierover vermeden.
Op dit stilzwijgend akkoord tot altijddurend onbekeerd zijn, rust immers het gehele gebouw van prediking en kerkelijke identiteit. Dit akkoord is de reden om een eigen identiteit te behouden, met alle voordelen van een hechte gemeenschap van dien. Teveel belangen worden geschaad als mensen openlijk durven zeggen dat zij wél ware zalig gemaakte bekeerde mensen zijn en dat zij geheel voldoen aan de eisen die in de prediking aan zo'n waar zaligmakend geloof worden gesteld. Dan vervalt de gehele noodzaak voor de aard en wijze van de typerende prediking in deze kring. Want die is geheel en al gericht op ongelovige, onbekeerde mensen. Een leven lang!
Je kijkt wel goed uit voordat je je persoonlijke belangen op het spel zet met zo'n ontboezeming. Want een openlijk beleden waar zaligmakend geloof betekent uitsluiting en onbegrip. Niet vol te houden. Dan steekt men veel te veel af tegen de gehele gemeente die niet bekeerd is. Dat voorrecht heeft alleen de dominee en een enkele ouderling. Dat de Ger. Gem. een dominees-kerk is, heeft vooral te maken met dit onderscheid: de dominee heeft een andere geestelijke staat dan de gemeenteleden. Hij heeft wél een waar zaligmakend geloof. De gemeente niet.
Zelf denk ik echter dat er in de Ger. Gem. veel, zeer veel ware kinderen van God zijn, met een waar geloof, maar dat dit vrijwel door niemand wordt bevestigd, erkend en voor waar gehouden. Ook niet door henzelf.
Ik laat het aan God over. Maar de tragiek ervan beheerst mijn gedachten.
ik hoop dat het inmiddels wat ten goede is gekeerd.
Maar ik zal dat altijd met de lakmoesproef willen controleren.
Ik heb al te vaak gedacht dat het misschien wel mee zou vallen.
gravo